Petrus Regout, de oude: geliefd of verguisd?
Met deze titel opende Het Vrije Volk [het democratische socialistische dagblad uit Nederland] van 25 september 1959 een halve pagina over het boek van Dr. A.J.Fr. Maenen, getiteld: Petrus Regout 1801-1878, een bijdrage tot de sociaal-economische geschiedenis van Maastricht, uitgegeven bij N.V. Centrale Drukkerij – Nijmegen 1959.
Het was Willem Hubert Vliegen die over Regout zei: ‘de door de arbeiders geliefde en geprezen ‘oude Regout’ ‘. Dit staat dwars op de uitspraak van Maenen of ‘hij de meest verguisde Nederlandse ondernemer van de negentiende eeuw,’ was.
Vaak hoor of lees je dat je de huidige inzichten niet kunt projecteren in de tijd. Of te wel met de kennis van vandaag beoordelen of in de negentiende eeuw iemand juist gehandeld heeft. Dat is waar, maar je moet dan ook niet het handelen in vroegere jaren goedkeuren of verontschuldigen. Dat zou een verkeerde kijk op zaken geven. Een uitspraak van de ‘oude Regout’ uit zijn zelf geschreven boekwerkje ‘Pauperisme en Industrie’, is daarbij veelzeggend: ‘Die niet werkt , heeft geen recht om te leven en die geregelde arbeid versmaadt, vindt in de gevangenis geen beter lot, maar nog strengere tucht en zwaarder werkt.’ (P.D. Regout, Pauperisme en industrie, pag. 42. Uitgegeven 1858.)
Hetgeen wij moeten doen is de Regouts niet beoordelen naar hun daden in die tijd, maar naar het beleid dat zij voerden. Door naar deze invalshoek te kijken is het oordeel dat men velt objectiever en riekt het niet naar “papegaaien”.
Nu weten we dat er meer industriëlen zijn die hetzelfde dachten en deden als de ‘oude Regout’, maar dat is geen excuus voor hun denken en handelen. Het zeggen dat hij geen sociale voorloper was, dat is ook een feit van algemene bekendheid, maar wat bedoelde Maenen hiermee? Was hij een verlichte despoot? Was hij een uitbuiter? Dacht hij alleen maar aan zichzelf en zijn familie? Was hij een steenharde zakenman?
Dat laatste was hij zeker. In een slechte economische tijd de lonen verlagen en ook je eigen winst niet nemen. Vervolgens in betere tijden de winst wel nemen [dubbel en dwars] en de verlaagde lonen niet verhogen naar bijvoorbeeld het oude niveau, dat is de keiharde zakenman. Dit beleid is verwerpelijk.
Onze afkeer van de sociale wantoestanden in die tijd kun je met de beste wil van de wereld de Regouts of andere industriëlen niet alleen in de schoenen schuiven, maar wel het toenmalige systeem. De constante controverse over en weer tussen Regout en de bestuurlijke organen van Maastricht zijn hierbij tekenend, waarbij de positie van de clerus bepalend was. Regout was een ultramontaan. In zijn laatste jaren deed hij namelijk een aanbod aan paus Pius IX. Indien de paus het Vaticaan moest verlaten kon hij kasteel Vaeshartelt krijgen maar ook zijn hele fortuin. (Bron: Ad van Iterson, “Vader, Raadgever en Beschermer”, Petrus Regout en zijn arbeiders 1834-1870, uitgeverij UPM 1992, pag. 24.)
Dit in tegenstelling tot het liberalisme, de gangbare politieke stroming in de 19e eeuw binnen Maastricht. Van Iterson typeert het duidelijk: “Regout was geboren en getogen in de Maastrichtse middenstand, met haar alzijdige oriëntatie op het zuiden.” (Bron: Ad van Iterson, “Vader, Raadgever en Beschermer”, Petrus Regout en zijn arbeiders 1834-1870, uitgeverij UPM 1992, pag. 176.)
Deze oriëntatie en zijn werk- en denkwijze bleef hij tot zijn dood getrouw. De tweede helft van de negentiende eeuw oriënteerde Maastricht zich steeds meer noordwaarts. Dit lokte steeds meer een negatieve reactie uit naar Regout en later nog meer naar zijn zonen. Met name zijn zonen stonden een hardvochtige en cynische stijl van liberalisme voor. (Bron: Ad van Iterson, “Vader, Raadgever en Beschermer”, Petrus Regout en zijn arbeiders 1834-1870, uitgeverij UPM 1992, pag. 176.)
Samenvattend kunnen we stellen; het doel dat de oude Regout voor ogen had was om Maastricht tot een grote stad te maken, maar met het bestuur van deze stad ondergeschikt aan hem. 'Zijn bedrijf stelde hij hiervoor in dienst, een vicieuze cirkel waar hij nooit meer uitkwam. Door deze tweeslachtigheid heeft hij veel kwaad gesticht.' (drs. J.C.G. Jansen SHCM, Limburgsch Dagblad 18-02-197
Met deze titel opende Het Vrije Volk [het democratische socialistische dagblad uit Nederland] van 25 september 1959 een halve pagina over het boek van Dr. A.J.Fr. Maenen, getiteld: Petrus Regout 1801-1878, een bijdrage tot de sociaal-economische geschiedenis van Maastricht, uitgegeven bij N.V. Centrale Drukkerij – Nijmegen 1959.
Het was Willem Hubert Vliegen die over Regout zei: ‘de door de arbeiders geliefde en geprezen ‘oude Regout’ ‘. Dit staat dwars op de uitspraak van Maenen of ‘hij de meest verguisde Nederlandse ondernemer van de negentiende eeuw,’ was.
Vaak hoor of lees je dat je de huidige inzichten niet kunt projecteren in de tijd. Of te wel met de kennis van vandaag beoordelen of in de negentiende eeuw iemand juist gehandeld heeft. Dat is waar, maar je moet dan ook niet het handelen in vroegere jaren goedkeuren of verontschuldigen. Dat zou een verkeerde kijk op zaken geven. Een uitspraak van de ‘oude Regout’ uit zijn zelf geschreven boekwerkje ‘Pauperisme en Industrie’, is daarbij veelzeggend: ‘Die niet werkt , heeft geen recht om te leven en die geregelde arbeid versmaadt, vindt in de gevangenis geen beter lot, maar nog strengere tucht en zwaarder werkt.’ (P.D. Regout, Pauperisme en industrie, pag. 42. Uitgegeven 1858.)
Hetgeen wij moeten doen is de Regouts niet beoordelen naar hun daden in die tijd, maar naar het beleid dat zij voerden. Door naar deze invalshoek te kijken is het oordeel dat men velt objectiever en riekt het niet naar “papegaaien”.
Nu weten we dat er meer industriëlen zijn die hetzelfde dachten en deden als de ‘oude Regout’, maar dat is geen excuus voor hun denken en handelen. Het zeggen dat hij geen sociale voorloper was, dat is ook een feit van algemene bekendheid, maar wat bedoelde Maenen hiermee? Was hij een verlichte despoot? Was hij een uitbuiter? Dacht hij alleen maar aan zichzelf en zijn familie? Was hij een steenharde zakenman?
Dat laatste was hij zeker. In een slechte economische tijd de lonen verlagen en ook je eigen winst niet nemen. Vervolgens in betere tijden de winst wel nemen [dubbel en dwars] en de verlaagde lonen niet verhogen naar bijvoorbeeld het oude niveau, dat is de keiharde zakenman. Dit beleid is verwerpelijk.
Onze afkeer van de sociale wantoestanden in die tijd kun je met de beste wil van de wereld de Regouts of andere industriëlen niet alleen in de schoenen schuiven, maar wel het toenmalige systeem. De constante controverse over en weer tussen Regout en de bestuurlijke organen van Maastricht zijn hierbij tekenend, waarbij de positie van de clerus bepalend was. Regout was een ultramontaan. In zijn laatste jaren deed hij namelijk een aanbod aan paus Pius IX. Indien de paus het Vaticaan moest verlaten kon hij kasteel Vaeshartelt krijgen maar ook zijn hele fortuin. (Bron: Ad van Iterson, “Vader, Raadgever en Beschermer”, Petrus Regout en zijn arbeiders 1834-1870, uitgeverij UPM 1992, pag. 24.)
Dit in tegenstelling tot het liberalisme, de gangbare politieke stroming in de 19e eeuw binnen Maastricht. Van Iterson typeert het duidelijk: “Regout was geboren en getogen in de Maastrichtse middenstand, met haar alzijdige oriëntatie op het zuiden.” (Bron: Ad van Iterson, “Vader, Raadgever en Beschermer”, Petrus Regout en zijn arbeiders 1834-1870, uitgeverij UPM 1992, pag. 176.)
Deze oriëntatie en zijn werk- en denkwijze bleef hij tot zijn dood getrouw. De tweede helft van de negentiende eeuw oriënteerde Maastricht zich steeds meer noordwaarts. Dit lokte steeds meer een negatieve reactie uit naar Regout en later nog meer naar zijn zonen. Met name zijn zonen stonden een hardvochtige en cynische stijl van liberalisme voor. (Bron: Ad van Iterson, “Vader, Raadgever en Beschermer”, Petrus Regout en zijn arbeiders 1834-1870, uitgeverij UPM 1992, pag. 176.)
Samenvattend kunnen we stellen; het doel dat de oude Regout voor ogen had was om Maastricht tot een grote stad te maken, maar met het bestuur van deze stad ondergeschikt aan hem. 'Zijn bedrijf stelde hij hiervoor in dienst, een vicieuze cirkel waar hij nooit meer uitkwam. Door deze tweeslachtigheid heeft hij veel kwaad gesticht.' (drs. J.C.G. Jansen SHCM, Limburgsch Dagblad 18-02-197

Opmerking