N.a.v. het op handen zijnde 40-jarig bestaan en een voorgenomen uitbreiding van het winkelcentrum, veel aandacht voor 'Brusselse Poort' in de media. Hier een artikel in Dagblad De Limburger, waarin ook de geschiedenis van het winkelcentrum wordt verhaald.
Op naar het funshoppen
door Benti Banach
Een pond jong belegen, grove tarwe, 60 watt gloeilamp, nieuwe onderbroek, maar ook try-out van André Rieu, hulpactie voor Sri Lanka en ouderensoos. Brusselse Poort is het allemaal. Maar na veertig jaar is het tijd voor verandering.
Iedere bezoeker die de Brusselse Poort betreedt - het maakt niet uit via welke ingang - wordt geteld met een elektronisch oog. Zo weet eigenaar Delta Lloyd dat er wekelijks tachtigduizend mensen gebruikmaken van het winkelcomplex. Dat is in de ogen van het vastgoedbedrijf een geruststellend aantal. Vandaar dat Delta Lloyd met het nodige vertrouwen een forse investering doet in uitbreiding en verfraaiing van Brusselse Poort. Over de hoogte van de investering zwijgt het bedrijf. Maar: zonder uitbouw dreigt de consument weg te blijven. De ‘groei-is-noodzakelijk’-mantra klonk nog niet op de overdekte markten in de middeleeuwen, die gezien kunnen worden als de eerste winkelcentra in de geschiedenis. Door de opkomst van de auto zijn shopping malls sinds de TweedeWereldoorlog hoofdzakelijk aan de rand van de stad gebouwd. Daar kon de consument gemakkelijk parkeren en vond hij of zij alles onder één dak.
Dat was volgens projectontwikkelaar - en eerste eigenaar -Wilma ook de reden om Brusselse Poort te bouwen, want „het kooplustig publiek weigert in toenemende mate zich naar een detaillist te begeven, waar men niet zeker is van voldoende parkeerruimte”, aldus de folder waarmeeWilma begin jaren zeventig winkeliers voor Brusselse Poort poogde te lijmen. De winkelcentra van die generatie hadden trekjes van een middeleeuwse handelsvesting: naar buiten toe een gesloten karakter, maar eenmaal binnen een en al transparantie en levendigheid om de bezoeker te verleiden zo lang mogelijk te blijven en geld uit te geven.
Brusselse Poort, ontworpen door Theo Boosten, zoon van de bekendere architect Alfons, behoort tot die categorie, al noemde iedereen het centrum Miro. Dat was een nieuwe formule uit 1971 van grootgrutter Albert Heijn, de zogeheten hypermarkt, waar het gebruikelijke assortiment was uitgebreid met warenhuisartikelen. Ieder winkelcentrum had en heeft minimaal één grote trekker of anchor nodig. De Miro was dat voor Brusselse Poort, omdat die ruim de helft van de dertienduizend vierkante meter in beslag nam. De oudere Maastrichtenaar zegt daarom nog steeds dat hij naar de Miro gaat.
De eerste perifere shopping malls stammen uit de Verenigde Staten. Veertig jaar geleden kwam daar ruim veertig procent van alle detailhandelomzet voor rekening van de winkelcentra. Europa keek toen echter nog de kat uit de boom. Het liep de eerste jaren zeker niet storm bij de Miro en diens buren. Bovendien hadden de wijken in de directe omgeving van het winkelcentrum zelf nog een groot winkelaanbod.
Winkelen stond toen nog gelijk aan het doen van de broodnodige boodschappen. Funshoppen moest nog worden uitgevonden. Na enkele moeizame beginjaren begon Maastricht echter te ontdekken dat een bezoek aan Brusselse Poort wel degelijk zijn plezierige kanten heeft. De credits daarvoor verdient niet alleen het centrum zelf, maar ook de actieve en geëngageerde winkeliersvereniging. Die organiseerde optredens (Boney M., Frans Bauer, André Rieu), tentoonstellingen (geraniums, postzegels, Corneille, Book of Kelts) en talloze acties voor het goede doel, zoals voor blindengeleidehonden, de slachtoffers van de tsunami op Sri Lanka, het Ronald McDonaldhuis, ziekenomroep Bert Buis of, zoals nu, de bouw van een school in Guatemala met stichting Pimma. Ook was Brusselse Poort het eerste winkelcentrum in Europa dat defibrillators aanschafte. Dank zij de reanimatieapparaten zouden minimaal vier levens zijn gered.
De winkeliers wijzen op hun beurt naar de eigenaar van het winkelcentrum als een van de vaders van het succes. In de beginjaren ging Brusselse Poort over vanWilma naar Maup Caransa BV naar Prudentia, voordat in 1977 pensioenfonds Nedlloyd het in handen kreeg. „Dat waren waren mensen met een groot hart voor Maastricht. De pot met geld om zaken te realiseren was altijd goed gevuld. Nedlloyd betaalde vijftig procent van de promotiekosten, terwijl andere centra hooguit een eenmalige donatie krijgen”, zegt voorzitter Leon Geurtjens van de winkeliersvereniging.
Begin jaren negentig werd het complex anderhalf keer uitgebreid, gerenoveerd en van het gesloten karakter verlost. Totale kosten: veertig miljoen gulden. Belangrijkste nieuwkomer was Kwantum Hallen. De Miro heette toen al lang weer Albert Heijn. Brusselse Poort was zo’n sterke merknaam dat de bezoekers die werkzaamheden voor lief namen.Wie kaas kocht, proefde het zand van de verbouwing op zijn boterham. Geurtjens: „We werden gewaarschuwd voor een omzetverlies tot veertig procent tijdens de verbouwing. Maar door continu acties te houden, haalden we zelfs vijf procent méér omzet”. Kort na de verbouwing werd ‘BruPo’ uitgeroepen tot beste winkelcentrum van Nederland en niet veel later zelfs van heel Europa.
De enige dip die het shoppingparadijs heeft gekend werd veroorzaakt door de invoering van het betaald parkeren, maar die is Brusselse Poort al weer te boven, verzekert Leon Geurtjens.
Leegstand is er de laatste twintig jaar nooit geweest. De ruimte die onlangs leeg kwam in de kelder, wordt vrijgehouden met het oog op de verbouwing.Wie eenmaal een vestiging in Brusselse Poort heeft zit gebeiteld, lijkt het. Geurtjens heeft een hele lijst met winkels die zich hier graag vestigen. Die komen in beeld nu Delta Lloyd - sinds enkele jaren de nieuwe eigenaar - het centrum met tienduizend vierkante meter gaat uitbreiden. Het wordt meer een funcomplex, met meer mode, luxe-artikelen, zaken voor jongeren op het gebied van IT en spelletjes en ook voor de honkvaste oudere doelgroep.
De uitbouw is ook aanleiding om de gedateerde uitstraling en ingangen te verfrissen. Want gebeurt er niets, dan verliest Brusselse Poort links en rechts klanten aan België en vernieuwde wijkcentra, zoals in Malberg en Caberg. Een shoppingcentrum is namelijk niet per definitie ook een funshopping-centrum.
Bron: DDL, 6-9-2011
door Benti Banach
Een pond jong belegen, grove tarwe, 60 watt gloeilamp, nieuwe onderbroek, maar ook try-out van André Rieu, hulpactie voor Sri Lanka en ouderensoos. Brusselse Poort is het allemaal. Maar na veertig jaar is het tijd voor verandering.
Iedere bezoeker die de Brusselse Poort betreedt - het maakt niet uit via welke ingang - wordt geteld met een elektronisch oog. Zo weet eigenaar Delta Lloyd dat er wekelijks tachtigduizend mensen gebruikmaken van het winkelcomplex. Dat is in de ogen van het vastgoedbedrijf een geruststellend aantal. Vandaar dat Delta Lloyd met het nodige vertrouwen een forse investering doet in uitbreiding en verfraaiing van Brusselse Poort. Over de hoogte van de investering zwijgt het bedrijf. Maar: zonder uitbouw dreigt de consument weg te blijven. De ‘groei-is-noodzakelijk’-mantra klonk nog niet op de overdekte markten in de middeleeuwen, die gezien kunnen worden als de eerste winkelcentra in de geschiedenis. Door de opkomst van de auto zijn shopping malls sinds de TweedeWereldoorlog hoofdzakelijk aan de rand van de stad gebouwd. Daar kon de consument gemakkelijk parkeren en vond hij of zij alles onder één dak.
Dat was volgens projectontwikkelaar - en eerste eigenaar -Wilma ook de reden om Brusselse Poort te bouwen, want „het kooplustig publiek weigert in toenemende mate zich naar een detaillist te begeven, waar men niet zeker is van voldoende parkeerruimte”, aldus de folder waarmeeWilma begin jaren zeventig winkeliers voor Brusselse Poort poogde te lijmen. De winkelcentra van die generatie hadden trekjes van een middeleeuwse handelsvesting: naar buiten toe een gesloten karakter, maar eenmaal binnen een en al transparantie en levendigheid om de bezoeker te verleiden zo lang mogelijk te blijven en geld uit te geven.
Brusselse Poort, ontworpen door Theo Boosten, zoon van de bekendere architect Alfons, behoort tot die categorie, al noemde iedereen het centrum Miro. Dat was een nieuwe formule uit 1971 van grootgrutter Albert Heijn, de zogeheten hypermarkt, waar het gebruikelijke assortiment was uitgebreid met warenhuisartikelen. Ieder winkelcentrum had en heeft minimaal één grote trekker of anchor nodig. De Miro was dat voor Brusselse Poort, omdat die ruim de helft van de dertienduizend vierkante meter in beslag nam. De oudere Maastrichtenaar zegt daarom nog steeds dat hij naar de Miro gaat.
De eerste perifere shopping malls stammen uit de Verenigde Staten. Veertig jaar geleden kwam daar ruim veertig procent van alle detailhandelomzet voor rekening van de winkelcentra. Europa keek toen echter nog de kat uit de boom. Het liep de eerste jaren zeker niet storm bij de Miro en diens buren. Bovendien hadden de wijken in de directe omgeving van het winkelcentrum zelf nog een groot winkelaanbod.
Winkelen stond toen nog gelijk aan het doen van de broodnodige boodschappen. Funshoppen moest nog worden uitgevonden. Na enkele moeizame beginjaren begon Maastricht echter te ontdekken dat een bezoek aan Brusselse Poort wel degelijk zijn plezierige kanten heeft. De credits daarvoor verdient niet alleen het centrum zelf, maar ook de actieve en geëngageerde winkeliersvereniging. Die organiseerde optredens (Boney M., Frans Bauer, André Rieu), tentoonstellingen (geraniums, postzegels, Corneille, Book of Kelts) en talloze acties voor het goede doel, zoals voor blindengeleidehonden, de slachtoffers van de tsunami op Sri Lanka, het Ronald McDonaldhuis, ziekenomroep Bert Buis of, zoals nu, de bouw van een school in Guatemala met stichting Pimma. Ook was Brusselse Poort het eerste winkelcentrum in Europa dat defibrillators aanschafte. Dank zij de reanimatieapparaten zouden minimaal vier levens zijn gered.
De winkeliers wijzen op hun beurt naar de eigenaar van het winkelcentrum als een van de vaders van het succes. In de beginjaren ging Brusselse Poort over vanWilma naar Maup Caransa BV naar Prudentia, voordat in 1977 pensioenfonds Nedlloyd het in handen kreeg. „Dat waren waren mensen met een groot hart voor Maastricht. De pot met geld om zaken te realiseren was altijd goed gevuld. Nedlloyd betaalde vijftig procent van de promotiekosten, terwijl andere centra hooguit een eenmalige donatie krijgen”, zegt voorzitter Leon Geurtjens van de winkeliersvereniging.
Begin jaren negentig werd het complex anderhalf keer uitgebreid, gerenoveerd en van het gesloten karakter verlost. Totale kosten: veertig miljoen gulden. Belangrijkste nieuwkomer was Kwantum Hallen. De Miro heette toen al lang weer Albert Heijn. Brusselse Poort was zo’n sterke merknaam dat de bezoekers die werkzaamheden voor lief namen.Wie kaas kocht, proefde het zand van de verbouwing op zijn boterham. Geurtjens: „We werden gewaarschuwd voor een omzetverlies tot veertig procent tijdens de verbouwing. Maar door continu acties te houden, haalden we zelfs vijf procent méér omzet”. Kort na de verbouwing werd ‘BruPo’ uitgeroepen tot beste winkelcentrum van Nederland en niet veel later zelfs van heel Europa.
De enige dip die het shoppingparadijs heeft gekend werd veroorzaakt door de invoering van het betaald parkeren, maar die is Brusselse Poort al weer te boven, verzekert Leon Geurtjens.
Leegstand is er de laatste twintig jaar nooit geweest. De ruimte die onlangs leeg kwam in de kelder, wordt vrijgehouden met het oog op de verbouwing.Wie eenmaal een vestiging in Brusselse Poort heeft zit gebeiteld, lijkt het. Geurtjens heeft een hele lijst met winkels die zich hier graag vestigen. Die komen in beeld nu Delta Lloyd - sinds enkele jaren de nieuwe eigenaar - het centrum met tienduizend vierkante meter gaat uitbreiden. Het wordt meer een funcomplex, met meer mode, luxe-artikelen, zaken voor jongeren op het gebied van IT en spelletjes en ook voor de honkvaste oudere doelgroep.
De uitbouw is ook aanleiding om de gedateerde uitstraling en ingangen te verfrissen. Want gebeurt er niets, dan verliest Brusselse Poort links en rechts klanten aan België en vernieuwde wijkcentra, zoals in Malberg en Caberg. Een shoppingcentrum is namelijk niet per definitie ook een funshopping-centrum.
Bron: DDL, 6-9-2011
Opmerking