Heerleke straot. Blauw Dorp.
Ook ik heb in blauwdorp vanaf 1951 gewoond tot na mijn diensttijd.
Op de hoek Ruttensingel André Severingsweg was het zuivel winkeltje van Caris en op de een andere hoek Aart van Trichtweg, waar nu de rijwiel handel is, was vroeger de textiel winkel van Penders.
Ook woonde daar een bekende fotograaf met een minderleuke bijnaam. Zijn naam was Van Gladbeek. Mijn broer heeft nog veel foto's van hem gekregen.
De textiel winkel van Sarneel op de Mr Ulrichweg was in die tijd een begrip.
Benny Neyman, CD Terug naar Blauwdorp heeft ook in die hoek gewoond ik dag in de Rozestraat.
Op de Proosdijweg, naast de Café Van Paul Stassen, de Kolenboer waar we in de winter voor een gulden een mud kolen kochten. In die tijd had niemand een cent te makken.
Ook was het de tijd van moeten trouwen, en dan werd bij de ouders ingetrokken. Zo woonden in de huisjes van Blauwdorp kinderrijke gezinnen en vaak ook nog inwonende kinderen.
Veel lachen maar ook af en toe tranen.
Als een buurman de hele breedte van de straat nodig had om thuis te komen.
Waar ik als jongetje de klok van de duivenmelkers naar het duiven lokaal op zondag terug bracht en daar een kwartje voor kreeg en voor een kwartje een donker bier bestelde. Als een leuke bijkomstigheid was dat de duivenmelker vijf ontzettend leuke dochters had.
Dat zijn voor mij de leuke herinneringen die terug komen van een onbezorgde jeugd. Op straat spelen, Moeder mag ik overvaren, Bükske spreengen en inderdaad ook belletje trekken.
In die tijd waren geen doe het zelfzaken, die moesten nog uitgevonden worden.
Als we een spijker nodig hadden of een schroef af een latje om een wejjer te maken ging je naar de Witte Ster op het Volksplein, daar kon je alles kopen op het gebied van doe het zelf.
Als leerjongen stoffeerder ben ik er vele malen geweest om er kretsnegel te halen of rolletjes voor de gordijnen. Het vak stofferen heb ik geleerd bij Sjeng op de Past. Wijnenweg en Frans was mijn zeer goede meester.
Bij Paul Stassen, ja de vader van Annie, vaak op zaterdag avond een pilsje drinken, in de tijd van duw nog een kwartje in de Joebox.
Waar een vaste stamgast af en toe brulde "Lekker wiefer".
Als er een feest was, trouwpartij of communiefeest, in het hok achter de kook die zorgde voor knijnsbatsen, tafel de tuin in, de stoelen langs de muur en in de grote wasteil een stang ijs met de flesjes bier en de halve straat zong uit volle borst "zie de boerinnekes met de rokjes zwaaien. Als dat dan ook daadwerkelijk gebeurde hadden we het grootste plezier.
Ik heb misschien nog wat foto's van uit die tijd, mogelijk stuur ik er een paar op.
Maar wat mij wel een beetje stoort is de onderstaande zin.
Weliswaar hadden sommigen leerlingen een zekere taalachterstand om dat bij hen thuis alleen maar het Maastrichts dialect werd gesproken. En vooral bepaalde woorden en vervoegingen van werkwoorden leverden dan meestal de nodige problemen op.
In de jaren na de oorlog tot de 60tiger jaren spraken wij als kind Mestreechs en pas in de eerste klas van de grote school, vanaf 6 jaar kwamen we in aanraking met Nederlands. Dat was voor ons als kind gewoon een vreemde taal.
Ook ik heb een iets minder goede ervaring met een leraar in de eerste klas van de Sint Lambertusschool. Nu horen de kinderen bij de kinderopvang al Nederlands, bij 2 maanden.
Als je zo een liedje met foto's hoort komen weer heel veel herinneringen terug.
Geneet vaan ’t leeven.
Herman.
Ook ik heb in blauwdorp vanaf 1951 gewoond tot na mijn diensttijd.
Op de hoek Ruttensingel André Severingsweg was het zuivel winkeltje van Caris en op de een andere hoek Aart van Trichtweg, waar nu de rijwiel handel is, was vroeger de textiel winkel van Penders.
Ook woonde daar een bekende fotograaf met een minderleuke bijnaam. Zijn naam was Van Gladbeek. Mijn broer heeft nog veel foto's van hem gekregen.
De textiel winkel van Sarneel op de Mr Ulrichweg was in die tijd een begrip.
Benny Neyman, CD Terug naar Blauwdorp heeft ook in die hoek gewoond ik dag in de Rozestraat.
Op de Proosdijweg, naast de Café Van Paul Stassen, de Kolenboer waar we in de winter voor een gulden een mud kolen kochten. In die tijd had niemand een cent te makken.
Ook was het de tijd van moeten trouwen, en dan werd bij de ouders ingetrokken. Zo woonden in de huisjes van Blauwdorp kinderrijke gezinnen en vaak ook nog inwonende kinderen.
Veel lachen maar ook af en toe tranen.
Als een buurman de hele breedte van de straat nodig had om thuis te komen.
Waar ik als jongetje de klok van de duivenmelkers naar het duiven lokaal op zondag terug bracht en daar een kwartje voor kreeg en voor een kwartje een donker bier bestelde. Als een leuke bijkomstigheid was dat de duivenmelker vijf ontzettend leuke dochters had.
Dat zijn voor mij de leuke herinneringen die terug komen van een onbezorgde jeugd. Op straat spelen, Moeder mag ik overvaren, Bükske spreengen en inderdaad ook belletje trekken.
In die tijd waren geen doe het zelfzaken, die moesten nog uitgevonden worden.
Als we een spijker nodig hadden of een schroef af een latje om een wejjer te maken ging je naar de Witte Ster op het Volksplein, daar kon je alles kopen op het gebied van doe het zelf.
Als leerjongen stoffeerder ben ik er vele malen geweest om er kretsnegel te halen of rolletjes voor de gordijnen. Het vak stofferen heb ik geleerd bij Sjeng op de Past. Wijnenweg en Frans was mijn zeer goede meester.
Bij Paul Stassen, ja de vader van Annie, vaak op zaterdag avond een pilsje drinken, in de tijd van duw nog een kwartje in de Joebox.
Waar een vaste stamgast af en toe brulde "Lekker wiefer".
Als er een feest was, trouwpartij of communiefeest, in het hok achter de kook die zorgde voor knijnsbatsen, tafel de tuin in, de stoelen langs de muur en in de grote wasteil een stang ijs met de flesjes bier en de halve straat zong uit volle borst "zie de boerinnekes met de rokjes zwaaien. Als dat dan ook daadwerkelijk gebeurde hadden we het grootste plezier.
Ik heb misschien nog wat foto's van uit die tijd, mogelijk stuur ik er een paar op.
Maar wat mij wel een beetje stoort is de onderstaande zin.
Weliswaar hadden sommigen leerlingen een zekere taalachterstand om dat bij hen thuis alleen maar het Maastrichts dialect werd gesproken. En vooral bepaalde woorden en vervoegingen van werkwoorden leverden dan meestal de nodige problemen op.
In de jaren na de oorlog tot de 60tiger jaren spraken wij als kind Mestreechs en pas in de eerste klas van de grote school, vanaf 6 jaar kwamen we in aanraking met Nederlands. Dat was voor ons als kind gewoon een vreemde taal.
Ook ik heb een iets minder goede ervaring met een leraar in de eerste klas van de Sint Lambertusschool. Nu horen de kinderen bij de kinderopvang al Nederlands, bij 2 maanden.
Als je zo een liedje met foto's hoort komen weer heel veel herinneringen terug.
Geneet vaan ’t leeven.
Herman.
Opmerking