Catharinakerk: de tekeningen van Philippe van Gulpen
We zitten een beetje met die interieurtekeningen van Van Gulpen, want die geven slechts een hoofdaltaar weer en welke kapel beeldt hij eigenlijk - historiserend - af?
Gezien de ramen aan de linkerkant moet het de Sint-Catharinakerk zijn geweest, waarbij de vensters dan uitkomen op de Sint Catharinagang. De rechterkant van het gebouw grenst dan aan de blinde muur van een bestaand pand aan de Markt of Boschstraat. (De Catharinakerk blijkt volgens het Register van Huisnummers precies op de grens van die twee straten te hebben gestaan). De luchtroosters boven het altaar komen dan uit op een achterliggend erf(je). Het torentje op de prent zit links, en ook dat komt overeen met de Catharinakerk; dwz het zou niet kunnen kloppen met de middeleeuwse Catharinakapel, waar de toren noordelijk (dus rechts) en achter het pand schijnt te hebben gestaan.
Maar daar houdt het dan toch de herkenbaarheid wel op. Van Gulpen tekent (ca. 1840) een interieur met alleen een middenschip, waar uit de plattegrond van Larcher d'Aubancourt (1748-1749) blijkt dat er minimaal één zijschip was, aan de rechterkant. Hij tekent de voorgevel met een scherpe driehoek aan de top, terwijl de maquette een sierlijker topgevel weergeeft. De blinde muur rechts roept vragen op wanneer men hem vergelijkt met de muur-met-ramen op de maquette. Kennelijk is daar in de negentiende eeuw belangrijks bebouwing en zijn de ramen geblindeerd (zij het niet herkenbaar op de interieurtekening).
Die hoekige topgevel komt echter wel terug op een tekening van de westelijke gevelwand van de Markt/Boschstraat, die Theo Bakker in posting # 126 van een ingekleurde tekening van Jan de Beijer heeft uitvergroot. Dat doet vermoeden dat Philippe van Gulpen (1792-1862) zijn tekening heeft gemaakt op basis van de situatie van het casco van de kerk, en inderdaad omstreeks 1840. Van Gulpen heeft de kerk nooit in bedrijf gezien.
De Catharinakerk werd in 1796/1797 genaast door het Frans bestuur, omdat pastoor Cyrus weigerde de eed tegen het (Franse) koningschap af te leggen. (Maastricht was inmiddels een Franse stad). Van Gulpen was toen zes of zeven jaar en de parochie zat sindsdien tot 1804 zonder bedehuis. Mogelijk heeft hij de kerk gezien in de periode 1804-1805, toen de parochie tijdelijk terug was in de Catharinakerk, omdat de Sint-Mathijskerk, die was teruggegeven aan de parochie, inwendig nog moest worden hersteld; maar ook dan is hij slechts 13-14 jaar. Gezien zijn verdere levensloop kan hij in 1815 - hij is dan 23 - het inmiddels verkochte pand hebben gezien, maar hij vestigde zich pas in Maastricht vanaf 1822. Wanneer hij precies begon aan een leven van rentenieren en tekenen, zou ik eens moeten nazien bij Lou Spronck (boek over Van Gulpen in serie Vierkant Maastricht), maar ik ben er inmiddels van overtuigd, dat hij dit interieur min of meer op de bonnefooi heeft getekend, op een tijdstip toen het gebouw inwendig al een forse reconstructie had ondergaan. Daarbij was de zuilenrij van het zijschip al weggebroken en een nieuw, beide 'schepen' overkoepelend plafond aangebracht. Uit het gegeven dat Van Gulpen op de ene tekening een gotisch gewelf tekende, en op een andere een veel rondere, minder gotische zoldering, mag mijns inziens worden afgeleid, dat hij het ook niet precies wist.
Dan hebben we nog dat gehannes met het aantal altaren. Toen de Mathijsparochie in 1633 de middeleeuwse Catharinakapel betrok, verhuisden tevens drie broederschappen - met hun altaren - mee. Die kapel was (te) klein, maar die altaren kunnen de vorm gehad hebben van 'pilaaraltaren', zoals dat in Sint-Nicolaaskerk gebruikelijk was; twee van die ornamentale altaartjes hangen nu nog op pilaren in de Onze Lieve Vrouwe basiliek.
Aangezien het bij de interieurtekeningen van Van Gulpen gaat om de Catharinakerk, blijft de vraag: was er alleen een hoofdaltaar? Nou nee, wie op Delpher het tijdschrift De Maasgouw selecteert, komt met het trefwoord 'Catharin*' verschillende notities tegen van begrafenissen in de Sint-Catharinakerk. Er is naast het hoofdaltaar sprake van een Onze Lieve Vrouwe-altaar (in de zijbeuk?) en begrafenissen zowel voor het hoofdaltaar als het Onze Lieve Vrouwe-altaar. Dan zouden er grafstenen zichtbaar moeten zijn in het plaveisel van de kerk, en die ontbreken bij Van Gulpen.
Tenslotte hebben we nog twee zuilen/kolommen die wel of niet oorspronkelijk in de kerk aanwezig zijn geweest. Zijn het originele bouwattributen die werden hergebruikt, maar kwamen ze ergens anders vandaan? Joost mag het weten. In 1803 werd de Sint-Jacobskapel afgebroken, in 1804 de kapel van de Heilige Geest aan de Grote Staat gesloten, in 1805 de Koningskapel afgebroken, in 1810 de Sint Maternuskapel en in 1821 de kapel en het Sint-Servaasgasthuis (zie: Flament, Chroniek). Allemaal gebeurtenissen die veel te laat waren om nog van betekenis te zijn voor de Catharinakerk. Deze werd immers in 1804 teruggegeven aan de parochie.
Conclusie: de tekeningen van Philippe van Gulpen zijn bij alle soms overduidelijke naïviteit over het algemeen redelijk betrouwbaar, maar met betrekking tot de Sint Catharinakerk moet men concluderen, dat hij heeft gehistoriseerd op basis van een reeds (enkele malen?) verbouwd casco. De interieurtekeningen doen geen recht aan de oorspronkelijke situatie.
We zitten een beetje met die interieurtekeningen van Van Gulpen, want die geven slechts een hoofdaltaar weer en welke kapel beeldt hij eigenlijk - historiserend - af?
Gezien de ramen aan de linkerkant moet het de Sint-Catharinakerk zijn geweest, waarbij de vensters dan uitkomen op de Sint Catharinagang. De rechterkant van het gebouw grenst dan aan de blinde muur van een bestaand pand aan de Markt of Boschstraat. (De Catharinakerk blijkt volgens het Register van Huisnummers precies op de grens van die twee straten te hebben gestaan). De luchtroosters boven het altaar komen dan uit op een achterliggend erf(je). Het torentje op de prent zit links, en ook dat komt overeen met de Catharinakerk; dwz het zou niet kunnen kloppen met de middeleeuwse Catharinakapel, waar de toren noordelijk (dus rechts) en achter het pand schijnt te hebben gestaan.
Maar daar houdt het dan toch de herkenbaarheid wel op. Van Gulpen tekent (ca. 1840) een interieur met alleen een middenschip, waar uit de plattegrond van Larcher d'Aubancourt (1748-1749) blijkt dat er minimaal één zijschip was, aan de rechterkant. Hij tekent de voorgevel met een scherpe driehoek aan de top, terwijl de maquette een sierlijker topgevel weergeeft. De blinde muur rechts roept vragen op wanneer men hem vergelijkt met de muur-met-ramen op de maquette. Kennelijk is daar in de negentiende eeuw belangrijks bebouwing en zijn de ramen geblindeerd (zij het niet herkenbaar op de interieurtekening).
Die hoekige topgevel komt echter wel terug op een tekening van de westelijke gevelwand van de Markt/Boschstraat, die Theo Bakker in posting # 126 van een ingekleurde tekening van Jan de Beijer heeft uitvergroot. Dat doet vermoeden dat Philippe van Gulpen (1792-1862) zijn tekening heeft gemaakt op basis van de situatie van het casco van de kerk, en inderdaad omstreeks 1840. Van Gulpen heeft de kerk nooit in bedrijf gezien.
De Catharinakerk werd in 1796/1797 genaast door het Frans bestuur, omdat pastoor Cyrus weigerde de eed tegen het (Franse) koningschap af te leggen. (Maastricht was inmiddels een Franse stad). Van Gulpen was toen zes of zeven jaar en de parochie zat sindsdien tot 1804 zonder bedehuis. Mogelijk heeft hij de kerk gezien in de periode 1804-1805, toen de parochie tijdelijk terug was in de Catharinakerk, omdat de Sint-Mathijskerk, die was teruggegeven aan de parochie, inwendig nog moest worden hersteld; maar ook dan is hij slechts 13-14 jaar. Gezien zijn verdere levensloop kan hij in 1815 - hij is dan 23 - het inmiddels verkochte pand hebben gezien, maar hij vestigde zich pas in Maastricht vanaf 1822. Wanneer hij precies begon aan een leven van rentenieren en tekenen, zou ik eens moeten nazien bij Lou Spronck (boek over Van Gulpen in serie Vierkant Maastricht), maar ik ben er inmiddels van overtuigd, dat hij dit interieur min of meer op de bonnefooi heeft getekend, op een tijdstip toen het gebouw inwendig al een forse reconstructie had ondergaan. Daarbij was de zuilenrij van het zijschip al weggebroken en een nieuw, beide 'schepen' overkoepelend plafond aangebracht. Uit het gegeven dat Van Gulpen op de ene tekening een gotisch gewelf tekende, en op een andere een veel rondere, minder gotische zoldering, mag mijns inziens worden afgeleid, dat hij het ook niet precies wist.
Dan hebben we nog dat gehannes met het aantal altaren. Toen de Mathijsparochie in 1633 de middeleeuwse Catharinakapel betrok, verhuisden tevens drie broederschappen - met hun altaren - mee. Die kapel was (te) klein, maar die altaren kunnen de vorm gehad hebben van 'pilaaraltaren', zoals dat in Sint-Nicolaaskerk gebruikelijk was; twee van die ornamentale altaartjes hangen nu nog op pilaren in de Onze Lieve Vrouwe basiliek.
Aangezien het bij de interieurtekeningen van Van Gulpen gaat om de Catharinakerk, blijft de vraag: was er alleen een hoofdaltaar? Nou nee, wie op Delpher het tijdschrift De Maasgouw selecteert, komt met het trefwoord 'Catharin*' verschillende notities tegen van begrafenissen in de Sint-Catharinakerk. Er is naast het hoofdaltaar sprake van een Onze Lieve Vrouwe-altaar (in de zijbeuk?) en begrafenissen zowel voor het hoofdaltaar als het Onze Lieve Vrouwe-altaar. Dan zouden er grafstenen zichtbaar moeten zijn in het plaveisel van de kerk, en die ontbreken bij Van Gulpen.
Tenslotte hebben we nog twee zuilen/kolommen die wel of niet oorspronkelijk in de kerk aanwezig zijn geweest. Zijn het originele bouwattributen die werden hergebruikt, maar kwamen ze ergens anders vandaan? Joost mag het weten. In 1803 werd de Sint-Jacobskapel afgebroken, in 1804 de kapel van de Heilige Geest aan de Grote Staat gesloten, in 1805 de Koningskapel afgebroken, in 1810 de Sint Maternuskapel en in 1821 de kapel en het Sint-Servaasgasthuis (zie: Flament, Chroniek). Allemaal gebeurtenissen die veel te laat waren om nog van betekenis te zijn voor de Catharinakerk. Deze werd immers in 1804 teruggegeven aan de parochie.
Conclusie: de tekeningen van Philippe van Gulpen zijn bij alle soms overduidelijke naïviteit over het algemeen redelijk betrouwbaar, maar met betrekking tot de Sint Catharinakerk moet men concluderen, dat hij heeft gehistoriseerd op basis van een reeds (enkele malen?) verbouwd casco. De interieurtekeningen doen geen recht aan de oorspronkelijke situatie.
Opmerking