Aankondiging

Sluiten
No announcement yet.

Maastrichtse ministers.

Sluiten
X
 
  • Filter
  • Tijd
  • Tonen
Clear All
nieuwe berichten

  • #16
    REGOUT, Louis Hubert Willem (1861-1915)

    Regout, Louis Hubert Willem, (Maastricht 27-10-1861 - Rome 27-10-1915) industrieel, kamerlid en minister.
    Zoon van Hubert Gerard Louis Regout, industrieel en kamerlid, en Theresia Hubertina Berger.
    Gehuwd op 7-5-1888 met Wilhelmina Joanna Everard. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 5 dochters geboren.
    Regout deed, na het St. Willebrordusgymnasium te Katwijk a/d Rijn te hebben doorlopen, in 1878 aan het stedelijk gymnasium te Maastricht eindexamen. Aan de Universiteit van Leuven behaalde hij in 1883 het diploma van civiel-ingenieur.
    Hij begon zijn loopbaan aan de door zijn grootvader gestichte ceramische Sfinxfabriek in Maastricht. Met zijn vader stichtte hij in 1883 de Porceleinfabriek Mosa, waarvan hij de eerste directeur werd.
    Hoewel Regout geheel zijn leven industrieel bleef, ging hij in de politiek zijn voornaamste taak zien. In zijn vrije tijd wijdde hij zich (zonder colleges te volgen) aan de rechtenstudie, en op 29 juni 1896 promoveerde hij bij P.W.A. Cort van der Linden aan de Unversiteit van Amsterdam tot doctor in de rechtswetenschap op het proefschrift Arbeidersverzekering(Amsterdam, 1896), een proefschrift waarin hij niet te zeer in theoretische beschouwingen verviel, doch waarin hij van de feitelijke situatie van de jaren negentig uitging. Intussen was Regout gekozen tot lid van de Provinciale Staten van Limburg en vanaf 1898 maakte hij deel uit van het College van de Limburgse Gedeputeerde Staten. Hij ijverde vooral voor goede tramverbindingen in Limburg en behoorde tot de Limburgers die in de jaren negentig van de vorige eeuw pleitten voor de bevaarbaarmaking van de Maas.
    Op advies van W.H. Nolens werd Regout in 1902 lid van de Nederlandse Vereniging tot wettelijke bescherming van de arbeiders, en tegelijkertijd lid van Mijnraad (tot 1906).
    In september 1904 deed Regout zijn intrede in de Eerste Kamer. Hij ontpopte zich daar als een redenaar van formaat. Opvallend was het dat hij zijn redevoeringen voor een groot deel improviseerde.
    Op 9 februari 1905 hield hij zijn maidenspeech, waarin hij een vurig pleidooi hield voor de sociale wetgeving en vooral voor een goede arbeidsverzekering. Na het overlijden van J.G.S. Bevers, minister van Waterstaat in het kabinet-Heemskerk, nam hij in 1909 diens portefeuille over. Hoewel hij principieel katholiek genoemd moest worden, kan men hem nauwelijks een man van de antithese noemen. Wel was hij fel antisocialistisch, zoals o.m. bleek uit zijn ongemeen heftig reactie in de Tweede Kamer op 14 december 1910 n.a.v. de door P.J. Troelstra gemaakte opmerkingen over het spoorwegbeleid tijdens de behandeling van de begroting van het departement van Waterstaat voor 1911.
    Op 13 juni 1913 diende hij het wetsontwerp ter verbetering van de Maas in. Dit wetsontwerp werd in de Tweede Kamer aangenomen op 18 februari 1915 (C. Lely) was inmiddels in de plaats van Regout gekomen). Verder bevorderde hij de bevaarbaarmaking van de Waal, terwijl onder zijn bewind begonnen werd met de verbouwing van het Tweede-Kamergebouw. Een grote stoot gaf hij ook aan de plannen tot drooglegging van de Zuiderzee. Hij wilde die plannen niet ineens realiseren, maar bevorderde het begin van drooglegging van de Wieringermeer.
    In 1913 maakten de verkiezingen een einde aan de ministeriële loopbaan van Regout. Opnieuw werd hij nu lid van de Eerste Kamer voor Noord-Brabant. Daar pleitte hij voortdurend voor het doorvoeren van de arbeidsverzekeringswetten van A. S. Talma.
    Nog geen twee jaar later echter werd hij op 10 juli 1915 benoemd tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister in bijzondere zending bij de H. Stoel, als gevolg van de missie van Nolens naar paus Benedictus XV in mei van dat jaar.
    Hij arriveerde op 13 augustus 1915 in Rome. Slechts korte tijd heeft Regout deze hoge functie kunnen uitoefenen. Reeds tijdens de ontvangst bij de paus op 19 augustus voelde hij zich onwel. Korte tijd later werd hij ter verpleging opgenomen in een Romeins ziekenhuis wegens bloedarmoede en ingewandsziekte.
    Op 27 oktober overleed hij. In verband met de oorlogssituatie - hij was niet pro-Duits - had Regout zelf nog bepaald dat hij niet op het Campo Sancto dei Tedeschi zou worden begraven, maar op de Campo Verano (buiten de Porta San Lorenzo).
    In 1922 werd hij bijgezet op het eerste genoemde kerkhof.
    Regout was een joviale Limburgse aristocraat. Zijn vrienden en familie noemden hem een echte vertegenwoordiger van het ministerie-Heemskerk, dat wel genoemd werd het ministerie van 'het jolig christendom'.
    Hij was fors gebouwd en in zijn blauwe ogen blonk tijdens zijn redevoeringen vaak een spottend licht. Hij heeft weinig gepubliceerd, maar zijn redevoeringen als senator en als minister waren de moeite van het lezen waard.
    Regout bekleedde vele functies. Zo was hij van 1905 tot 1909 en opnieuw sedert 1914 curator van de Technische Hogeschool, verder commissaris tot exploitatie van Staatsspoorwegen en commissaris van de Stoom-vaartmaatschappij Zeeland.
    Zijn vele verdiensten vonden erkenning in binnen- en buitenlandse onderscheidingen.

    Bron: zie hier
    Mestreechter Geis mage beleve
    en dat door te kinne geve.
    God, wat is dat sjiek ! © Wigo

    Opmerking


    • #17
      REGOUT, Edmond Robert Hubert (1863-1913)

      Regout, Edmond Robert Hubert (Robert), (Maastricht 4-6-1863 -'s-Gravenhage 18-1-1913). kamerlid en minister.
      Zoon van Hubert Gerard Louis Regout, industrieel en kamerlid, en Theresia Hubertina Berger. Gehuwd op 10-1-1889 met Catharina Monica Maria van Sonsbeeck. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
      Regout studeerde na zijn gymnasiale opleiding in Maastricht rechten aan de Universiteit van Amsterdam. Daar promoveerde hij in 1886 op het proefschrift: Het stelsel van beheer van den faillieten boedel. Vergelijkende rechtsstudie(Amsterdam, 1886).
      In 1888 volgde zijn benoeming tot ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de kantongerechten in Roermond, vijf jaar later die tot substituut-officier van justitie bij de rechtbank te Amsterdam.
      Hij genoot de reputatie van strenge rechtvaardigheid, maar hij was mild als het ging om jeugdige 'boefjes'. In 1903 werd Regout officier van justitie in Roermond.
      Na zijn verkiezing in 1905 tot lid van de Tweede Kamer legde hij zijn functie neer en verhuisde hij naar 's-Gravenhage. Als kamerlid viel hij niet bijzonder op, maar vanwege zijn deskundigheid werd hij vaak gevraagd in allerlei commissies zitting te nemen. Zo was hij lid, later voorzitter van het rijkswoningcollege, lid van het algemeen college van toezicht, bijstand en advies voor 's rijks tucht-en opvoedingswezen, lid van de staatscommissie van bedelarij en landloperij, lid van de staatscommissie voor de herziening van strafvordering.
      In 1910 werd hij commissaris-generaal van de Nederlandse afdeling op de wereldtentoonstelling in Brussel.
      Regouts werk daar werd afgebroken door zijn benoeming op 7-6-1910 tot minister van Justitie in het kabinet-Heemskerk, nadat minister A.P.L. Nelissen om gezondheidsredenen zijn portefeuille ter beschikking had moeten stellen. Het unieke feit deed zich toen voor dat twee broers tegelijkertijd het ministersambt bekleedden: Robert op Justitie, Louis op Waterstaat.
      Een van de belangrijkste daden van Regout als minister was het tot stand brengen van de wet van 20 mei 1911 tot bestrijding van de zedeloosheid en beteugeling van de speelzucht, (de zg. Zedelijkheidswet), waarvan het ontwerp reeds door zijn voorgangers was ingediend, maar in Regout een warme, wijze en voorzichtige verdediger vond.
      De wet zou zeer lange tijd geldig blijven, vaak beschouwd worden als sterk verstrakkende zedelijkheidswetgeving en ten slotte sedert de jaren '60 onder heftige kritiek geraken. In tegenstelling tot Nelissen wilde Regout het gebruik van de totalisator niet verbieden, doch de kamer nam een amendement aan, waardoor het oorspronkelijke voorstel van Nelissen werd aanvaard.
      Onder Regouts bewind werd verder het KB van 24-12-1910 Stbl. 374 houdende vaststelling van een reclasseringsregeling van kracht waardoor de basis gelegd werd voor de overheidsbemoeiing met de reclassering. Verder danken we aan hem de Auteurswet (1912).
      Minister Regout, die in het harnas stierf, stond bekend om zijn weldoordachte logische betoogtrant. Zijn redevoeringen hield hij zo beknopt mogelijk, maar de bewijsvoerging was er niet minder duidelijk om, en vaak ontbrak een innerlijke bewogenheid niet.
      Regout werd weleens, vanwege zijn soms stroef-ernstig en gereserveerd optreden, de Hollandse Limburger genoemd. Hij was een zeer strijdbaar katholiek en heeft in het maatschappelijk leven een belangrijke rol gespeeld.
      Zo was hij in Roermond de oprichter en eerste voorzitter van de Roomsch-Katholieke Volksbond, lid van het hoofdbestuur van de Katholieke Sociale Actie (KSA) en later voorzitter van het Diocesane Comité van de KSA in het bisdom Haarlem, medeoprichter en later voorzitter van de juridische afdeling van de Vereeniging tot het bevorderen van de beoefening der wetenschap onder de Katholieken in Nederland (Thijmgenootschap), medeoprichter van de Haarlemse 'Hanze' en van de Roomsch-Katholieke Diocesane Middenstandsbond (Haarlem).

      Bron: zie hier
      Mestreechter Geis mage beleve
      en dat door te kinne geve.
      God, wat is dat sjiek ! © Wigo

      Opmerking


      • #18
        Oorspronkelijk geplaatst door Wigo Bekijk bericht
        Regout, Louis Hubert Willem, (Maastricht 27-10-1861 - Rome 27-10-1915) industrieel, kamerlid en minister.
        Zoon van Hubert Gerard Louis Regout, industrieel en kamerlid, en Theresia Hubertina Berger.
        (...)
        en
        Oorspronkelijk geplaatst door Wigo
        Regout, Edmond Robert Hubert (Robert), (Maastricht 4-6-1863 -'s-Gravenhage 18-1-1913). kamerlid en minister.
        Zoon van Hubert Gerard Louis Regout, industrieel en kamerlid, en Theresia Hubertina Berger (..)
        Prachtig Wigo

        Niet alleen zijn 2 nieuwe en mij eerst onbekende Maastrichtse Ministers aan dit lijstje toegevoegd, maar wellicht is het ook nog uniek dat gelijktijdig 2 broers in één kabinet zaten.
        Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd

        Opmerking


        • #19
          'Maastrichtse' ministers in de HEM

          De betiteling 'Maastrichts' minister is - zoals Pier hierboven al vermeldde - een beetje lastig. Gaat het:
          1. om iemand die in Maastricht is geboren, maar daar behalve zijn eerste tien levensjaren nooit woonde?
          2. om iemand die hier geboren werd, zijn gehele vorming kreeg en aansluitend als Maastrichtenaar elders carrièrre maakte?
          3. om iemand die elders geboren werd maar een groot deel van zijn leven in Maastricht doorbracht, daar misschien ook huwde, en het uiteindelijk schopte tot minister?
          Een verdere vraag is, of het alleen Nederlandse ministers mogen zijn, of komen ook Belgische misschien in aanmerking?

          Zonder hierover een oordeel te geven, geef ik in de volgende postings de vermeldingen die net van de hierboven al vermeldde (overleden) personen in de Historische Encyclopedie Maastricht te vinden zijn, met uitdrukkelijke toestemming van de auteurs: P.J.H. Ubachs (zaliger) en ondergetekende.
          Last edited by Ingrid M.H.Evers; 19 november 2012, 18:24.

          Opmerking


          • #20
            J. Grégoire van den Bergh (1824-1890)

            Bergh, J. Grégoire van den, waterstaatkundig ingenieur (Maastricht 1824-Maastricht 1890), zoon van Mathias, opzichter bij Rijkswaterstaat; bleef ongehuwd. Conservatief katholiek. Kerkmeester Sint-Martinus, Wyck* (1856). B leerde het vak in de praktijk en mocht zich dus – als niet opgeleid aan de Delftse ingenieursschool – slechts 'bouw- en werktuigkundige' noemen. Bij uitzondering werd B de ingenieurstitel toegekend (1863). Architect en technisch opzichter bij de aanleg van de spoorwegen Aken-Maastricht (1853), Maastricht-Hasselt (1856) met spoorbrug* te Maastricht, Venlo-Maastricht (1865), en verschillende andere spoorlijnen in Noord-Brabant en Gelderland. Bouwde spoorbruggen te Venlo, Moerdijk, Arnhem en Nijmegen. Ontwierp uitbreidingsplan voor de Algemene Begraafplaats* (1857). In 1860-1861 stadsingenieur = directeur openbare werken; voltooide de gemeentelijke gasfabriek* en ontwierp een riolering*. Minder geslaagd als minister van waterstaat (1883-1887) – de Kamers wantrouwden hem – voltooide hij om gezondheidsredenen zijn termijn niet. Lid Rijkscomissie voor Monumentenbehoud. Een der oprichters van LGOG en bestuurslid (1888 ). Zijn bibliotheek geschonken aan de SBM. Commandeur Nederlandse Leeuw.

            L: PSHAL 28 (1891) 412-424 [Schmeitz], met bibliografie. NNBW, IV, 117-118 [Ramaer]. Blonden 1933, 35. Minis 1994, 19. Freriks 2003. Internet.

            Bron:
            Ubachs/Evers, Historische Encyclopedie Maastricht (2005).
            Publicatie met toestemming van de auteurs.
            Last edited by Ingrid M.H.Evers; 19 november 2012, 18:18.

            Opmerking


            • #21
              Eduard Joseph Hubert Borret (1816-1867), neet vaan hei

              Borret, Eduard Joseph Hubert, jurist ('s-Hertogenbosch 1816-'s-Gravenhage 1867). Substituut arrondissementsrechtbank Maastricht (1841), advocaat-generaal bij het provinciaal gerechtshof voor Limburg (1846), lid Tweede Kamer voor Maastricht (1849-1852). Lid Raad van State (1853). Minister van justitie (1866-1867). Gematigd liberaal.

              L: NNBW, I, 423-424 [Görris]. Lemmens 2004.

              Bron:
              Ubachs/Evers, Historische Encyclopedie Maastricht (2005).
              Publicatie met toestemming van de auteurs.
              Last edited by Ingrid M.H.Evers; 19 november 2012, 18:18.

              Opmerking


              • #22
                A.A.H.W. König (1867-1944)

                König, Adrianus Antonie Henri Willem, waterstaatkundig ingenieur (Maastricht 1867-'s-Gravenhage 1944). Studies: hbs Maastricht, polytechnische school Delft (1885-1889). Carrière: adspirant-ingenieur Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage (1890-1891), ingenieur derde klasse Zutphen (1891-1901), ingenieur tweede klasse Roermond (1901-1906), ingenieur eerste klasse Breda (1906-1915), hoofdingenieur in Limburg (1915-1918 ) en als zodanig bewoner van het Wit Huis*, minister van Waterstaat en secretaris ministerraad (1918-1922), directeur-generaal Staatsbedrijf der Posterijen en Telegrafie (1922-1924), Rijkswaterstaat, beheerder grote rivieren (1924-1928 ), leiding Waterstaat in Limburg (1928-1933). Lidmaatschappen: Staatscommissie Noordzeekanaal, Centrale Commissie georganiseerd ambtenarenoverleg, Zuiderzeeraad, Staatscommissie Waterstaatswetgeving, College van Regenten Gevangenis Maastricht. Als minister weinig succesvol. Bracht de Verenwet en de Postcheque- en Girodienstwet tot stand (1921). Zijn Elektriciteitswet kwam niet tot artikelsgewijze behandeling. Ridder Nederlandse Leeuw, Commandeur Oranje-Nassau (1933). Stond als achtste op de r.k. kandidatenlijst in de kieskring Maastricht, maar werd niet gekozen (1922).

                L: Persoonlijkheden 1938, 837-838. Internet.

                Bron:
                Ubachs/Evers, Historische Encyclopedie Maastricht (2005)
                Publicatie met toestemming van de auteurs.
                Last edited by Ingrid M.H.Evers; 19 november 2012, 18:18.

                Opmerking


                • #23
                  P.Th. van der Maesen de Sombreff (1827-1902)

                  Maesen de Sombreff, Paul Theresia van der, jonkheer, jurist (Maastricht 1827-Maastricht 1902). Stedelijk gymnasium*, eindexamen c.l. (1846), rechtenstudie Leiden, promotie op stellingen (1850). Advocaat Maastricht, lid Provinciale Staten (1853-1856), député (1856-1862). Minister Buitenlandse Zaken en r.k. Eredienst (1862-1864), de 'Limburgse dorpeling-diplomaat'. Papoliberaal. Sloot ongunstig Maastraktaat met België (1863). Struikelde over protestnota t.g.v. de tegen Rusland in opstand gekomen Polen (1863), wat in strijd was met de Nederlandse neutraliteitspolitiek en de pro-Russische k Willem III ontstemde. Kamerlid (1864-1873) na een omstreden verkiezing, verkregen door beloften van Thorbecke en de minister van Financiën Betz, het 'Brievenschandaal', waarbij belastingverhoging werd uitgesteld tot na de verkiezingen. Lid Provinciale Staten (1874-1880). Daarna ambteloos. Ridder Nederlandse Leeuw.

                  L: NNBW, V, 335 [Zuidema]. Jurriaanse 1974, 179-197 en nn 425-427. Heyst 1982, 72. SSEGL 33 (1988 ) 176-178 [Dorren]. Bos 1995, 157-170. Lemmens 2004. Internet.

                  Bron:
                  Ubachs/Evers, Historische Encyclopedie Maastricht (2005)
                  Publicatie met toestemming van de auteurs.
                  Last edited by Ingrid M.H.Evers; 19 november 2012, 18:17.

                  Opmerking


                  • #24
                    We hebben toch al 11 Maastrichtse ministers bij elkaar gesprokkeld en buiten de door mij genoemden kende ik de anderen niet.
                    Maar daarvoor is dit forum zo goed. Al doende leren we steeds iets bij.

                    Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
                    De betiteling 'Maastrichts' minister is - zoals Pier hierboven al vermeldde - een beetje lastig.
                    (...)
                    Een verdere vraag is, of het alleen Nederlandse ministers mogen zijn, of komen ook Belgische misschien in aanmerking?
                    (...)
                    Nu we in deze thread vrij ruimhartig zijn met het begrip "Maastrichtse" lijkt mij dat ook niet Nederlandse ministers wel genoemd mogen gaan worden.
                    Uiteraard denk ik dan het eerst aan België.
                    En geloof het of niet, maar ik heb in die richting ook al gezocht.
                    Helaas zonder succes :(

                    Wie weet, misschien komt er wel een Maastricht-Duitse minister plotseling boven water......
                    Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd

                    Opmerking


                    • #25
                      Charles de Brouckère jr. (1796-1860), neet vaan hei

                      Probeer het eens met Charles de Brouckère jr. Hij was de zoon van de gelijknamige gouverneur van Limburg in de tijd van de Belgische Opstand (1830-1839), een van die 'jongelui' waarvan gezegd wordt dat zij de stad aan de Belgen hadden willen overleveren. Hij werd niet geboren in Maastricht, maar groeide er wel op en werkte er totdat hij in 1830 koos voor een carrière in België.

                      Daar werd hij prompt minister: eerst van Financiën, vervolgens van Binnenlandse Zaken en als laatste van Oorlog. Hij had speciale belangstelling voor het onderwijs (publiceerde daarover), maar een Belgisch ministerie van Onderwijs zou pas veertig en meer jaren later worden opgericht.
                      Last edited by Ingrid M.H.Evers; 19 november 2012, 22:49. Reden: redactie

                      Opmerking


                      • #26
                        F.L. Geerling

                        Gepensioneerde vice-admiraal en commandant van de zeemacht in Nederlands-Indië, die in het kabinet-Heemskerk Azn. i minister van Marine was. Trad af nadat zijn plannen door het parlement bestreden waren.

                        conservatief
                        in de periode 1883-1884: minister

                        Inhoudsopgave van deze pagina

                        voornamen



                        Frederik Lambertus

                        personalia



                        geboorteplaats en -datum
                        Maastricht, 4 mei 1815

                        overlijdensplaats en -datum
                        's-Gravenhage, 12 januari 1894

                        levensbeschouwing
                        Nederlands Hervormd

                        partij/stroming



                        stroming(en)
                        conservatief

                        loopbaan


                        • -
                          marineofficier, vanaf 1839
                        • -
                          officier Zr.Ms. fregat "Sambre" (wachtschip) te Den Helder, vanaf 31 maart 1844
                        • -
                          gedetacheerd op Terschelling en in Amsterdam
                        • -
                          stafofficier Zr.Ms. korvet "Ajax" in de West-Indische wateren, van 1 mei 1845 tot 26 oktober 1849
                        • -
                          gedetacheerd als officier op stoomschip "Suriname", van 1 maart 1848 tot 1 oktober 1848
                        • -
                          bevelhebber brik "Brak", van oktober 1848 tot 1849
                        • -
                          stafofficier (eerste officier) stoomschip "Ardjoeno", van 1 april 1850 tot 12 maart 1852
                        • -
                          eerste officier Zr.Ms. korvet "Boreas", van 12 maart 1852 tot 1 april 1852
                        • -
                          eerste officier Zr.Ms. fregat "Prins Hendrik der Nederlanden" (westkust van Sumatra), van 1 april 1852 tot mei 1852
                        • -
                          bevelhebber Zr.Ms. stoomschip "Celebes" (kust van Borneo), van mei 1852 tot 13 november 1854
                        • -
                          bevelhebber brik "De Arend", van oktober 1855 tot 1856
                        • -
                          eerste officier Zr.Ms. fregat "Prins Alexander der Nederlanden", van 1856 tot mei 1857
                        • -
                          eerste officier wachtschip "De Sambre" te Vlissingen, van mei 1857 tot 16 maart 1859
                        • -
                          eerste officier Zr.Ms. "Zeeland", van 16 maart 1859 tot mei 1861
                        • -
                          (waarnemend) equipagemeester der Marine te Hellevoetsluis, 1862
                        • -
                          bevelhebber Zr.Ms. schroefstoomschip "De Watergeus", van 1 november 1862 tot juni 1866
                        • -
                          bevelhebber Zr.Ms. schroefstoomschip "Willem", van juni 1866 tot 10 november 1867
                        • -
                          non-actief, van 10 november 1867 tot 1 mei 1869
                        • -
                          equipagemeester werf te Willemsoord, van 1 mei 1869 tot 1 mei 1870
                        • -
                          bevelhebber Zr.Ms. schroefstoomschip "De Admiraal van Wassenaer" (naar "de West"), van 1 mei 1870 tot 15 januari 1871
                        • -
                          Commandant der Zeemacht en chef departement van Marine te Nederlands-Indië, van 15 januari 1874 tot 1 augustus 1877 (benoemd bij K.B. van 30 sep. 1873)
                        • -
                          gepensioneerd als vice-admiraal, vanaf 1 augustus 1877
                        • -
                          minister van Marine, van 23 april 1883 tot 19 april 1884
                        officiersrangen
                        • -
                          luitenant-ter-zee tweede klasse, van 1 juli 1839 tot 1 mei 1850
                        • -
                          luitenant-ter-zee eerste klasse, van 1 mei 1850 tot 19 februari 1859
                        • -
                          kapitein-luitenant-ter-zee, van 19 februari 1859 tot 1 augustus 1866
                        • -
                          kapitein-ter-zee, van 1 augustus 1866 tot november 1872
                        • -
                          schout-bij-nacht, van 16 november 1872 tot 17 juni 1875
                        • -
                          vice-admiraal, vanaf 17 juni 1875

                        partijpolitieke functies


                        • -
                          Gedurende ambtloze periode voorzitter conservatieve kiesvereniging "Vaderland en Koning"

                        opleiding




                        voortgezet onderwijs
                        • -
                          Latijnse School te Arnhem
                        • -
                          Latijnse School te Utrecht
                        hoger beroepsonderwijs
                        • -
                          officiersopleiding KIM (Koninklijk Instituut voor de Marine) te Medemblik, van 1831 tot oktober 1835
                        • -
                          adelborst tweede klasse, van oktober 1835 tot 1836
                        • -
                          adelborst eerste klasse, van 1836 tot 1839

                        wetenswaardigheden




                        algemeen
                        • -
                          Hoewel zijn begroting in beide Kamers werd aangenomen, trad hij na afloop van de begrotingsbehandeling in de Eerste Kamer af. Tijdens het Eerste-Kamerdebat had de minister moeten verklaren zijn plannen inzake het auxiliair eskader en de opleidingsschepen in te zullen trekken.
                        uit de privésfeer
                        • -
                          Zijn ouders hadden hem oorspronkelijk voorbestemd voor de dienst der kerk, maar geen roeping hebbende ging hij bij de marine
                        • -
                          Nam in 1870/1871 deel aan een expeditie naar de West-Indische wateren in verband met een conflict met Venezuela
                        • -
                          Zijn vader was kapitein-adjudant van de provinciale bevelhebber
                        verkiezingen
                        • -
                          Was in 1866 bij tussentijdse verkiezingen Tweede Kamerkandidaat in het district Leiden, waarbij hij slechts een gering aantal stemmen kreeg
                        woonplaats(en)/adres(sen)
                        • -
                          Amsterdam, 1855
                        • -
                          Leiden, 1856
                        ridderorden
                        • -
                          Ridder vierde klasse Militaire Willemsorde, juli 1853 (vanwege krijgsverrichtinen bij West-Borneo)
                        • -
                          Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, 19 februari 1869

                        publicaties/bronnen




                        literatuur/documentatie
                        • -
                          J.G. van den Bergh, "Uit het leven van wijlen den vice-admiraal en oud-minister van Marine F.L. Geerling", in "Publications de la société historique et archéologique dans le duche de Limbourg" (1893)
                        • -
                          Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel V, 199
                        • -
                          D. van der Hout, "Vergeten herinneringen van een minister van Willem III. F.L. Geerling in zijn gedenkschriften", in: BMGN, 106 (1991), 52-53
                        archivalia via site Nationaal Archief
                        vindplaatsen en beschrijvingen verzameld door het Nationaal Archief

                        familie/gezin



                        vader
                        L.F. Geerling, Lambertus Frederik

                        moeder
                        M. Morrée, Maria

                        Bron: http://www.biografischportaal.nl/persoon/56860814

                        Opmerking


                        • #27
                          Geerling

                          Bravo, Breur. En als je je afvraagt waarom hij niet in de HEM staat, dan sluit dat aan bij de oorspronkelijke vraagstelling: was hij belangrijk voor de stad? Nee dus, maar wel een Maastrichtenaar!

                          Opmerking


                          • #28
                            Charles Marie Joseph Ghislain de Brouckère

                            Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
                            Probeer het eens met Charles de Brouckère jr. (...)
                            De voorzet komt natuurlijk van Ingrid M.H. Evers en ik hoef hem slechts nog in te koppen.

                            Charles de Brouckère Jr. werd op 18 januari 1796 in Brugge geboren. Hij was bankbediende in Maastricht.
                            Vooralsnog moet ik even het antwoord schuldig blijven hoe en wanneer Charles de Brouckère naar Maastricht kwam.
                            Mogelijk kwam hij rond 1815 met zijn ouders naar Maastricht, nadat zijn vader, Charles de Brouckère Sr., werd hij benoemd tot gouverneur van het hertogdom Limburg, een functie die hij tot 1828 bekleedde.
                            Voor zover mijn Frans mij niet in de steek laat, vind ik op internet de uitleg dat hij in 1830, bij het uitbreken van de Belgische Opstand, ervoor ijverde om weer aansluiting te krijgen met Frankrijk.

                            De Nederlandse vertaling van rond de terugkeer naar Frankrijk is iets gematigder.
                            In ieder geval werd hij in België in 1830 minister van Financiën, in 1831 minister van Binnenlandse Zaken en later in 1831-1832 ook nog minister van Oorlog.

                            Er waren dus duidelijk Maastrichtse invloeden bij deze Charles de Brouckère.

                            Bovendien had Charles de Brouckère nog een broer, nml.
                            Henri Ghislain Joseph Marie Hyacinthe de Brouckère (geb. 25 jan. 1801) die ook in deze thread zijn plaats verdient.
                            Maar over hem later meer.
                            Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd

                            Opmerking


                            • #29
                              Henri Ghislain Joseph Marie Hyacinthe de Brouckère

                              Henri Ghislain Joseph Marie Hyacinthe de Brouckère, werd geboren op 25 januari 1801 te Brugge.
                              Net als bij zijn broer, Charles de Brouckère Jr., is mij niet geheel duidelijk wanneer Henri de Brouckère precies naar Maastricht kwam, maar ik neem aan dat hij aanvankelijk, rond 1850, met de familie mee verhuisde naar Maastricht toen zijn vader, Charles de Brouckère Sr., werd benoemd tot gouverneur van het hertogdom Limburg.

                              Zijn band met Maastricht is blijft evenwel redelijk vaag cq vluchtig.
                              We hebben de norm voor “Maastrichtse ministers” inmiddels enorm opgerekt.

                              De Brouckère volbracht zijn middelbare studies in het Lyceum van Brussel en ging vervolgens studeren aan de universiteit van Luik waar hij in 1820 promoveerde tot doctor in de rechten. In 1822 werd hij in Maastricht benoemd tot substituut van de procureur des konings. In 1824 verliet hij Maastricht voorgoed toen hij benoemd werd tot procureur des konings in Roermond.
                              Tijdens de revolutiedagen van oktober 1830 werd hij door het Voorlopige Bewind aangesteld als arrondissementscommissaris voor Roermond.
                              Henri de Brouckère koos dus, gelijk zijn vader en zijn broer Charles, al vanaf 1830 de Belgische kant i.p.v. van e Nederlands-Maastrichtse kant.

                              In oktober 1831 werd hij gekozen in het Belgische parlement.
                              In 1840, na de definitieve afscheiding van België van Nederland, werd Henri de Brouckère gouverneur van Antwerpen.
                              In oktober 1849 werd hij Minister van Staat in België en tevens gevolmachtigd minister bij de Heilige Stoel in Rome.

                              Van 31 oktober 1852 tot 2 maart 1855 leidde Henri de Brouckère als 1ste minister een kabinet met liberalen en technici. De Brouckère zelf hield zichzelf bovendien nog de portefeuille Buitenlandse Zaken.

                              De laatste jaren van zijn leven was hij blind maar, ondanks zijn gezondheidsproblemen, bereikte hij toch een hoge leeftijd.
                              Hij stierf op 25 januari 1891.
                              Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd

                              Opmerking


                              • #30
                                Johan Rudolph Thorbecke

                                Nu we als MestreechOnline (MO) de norm voor de 1ste minister van België als “Maastrichtse minister” toch al erg hebben opgerekt, kunnen we niet achterblijven met een Nederlandse 1ste minister.
                                En wel met Johan Rudolph Thorbecke, geboren op 14 januari 1798 te Zwolle en dus een tijdgenoot van Henri de Brouckère.

                                Daar waar alle bovengenoemde Nederlandse en Belgische ministers ten minste enige tijd in Maastricht hebben gewoond en/of gewerkt, kan dat van Thorbecke niet beweerd worden.
                                Toch verdient hij een plaats in dit prominent rijtje.
                                Sterker nog, in tegenstelling tot de in Maastricht geboren Frederik Lambertus Geerling, wordt Thorbecke zelfs genoemd in het Maastrichtse standaard werk Historische Encyclopedie Maastricht (blz. 527, P. Ubachs en I. Evers).
                                En wel om de navolgende reden.

                                De liberaal Thorbecke was goed bevriend met de Maastrichtse katholiek liberale zeepfabrikant Willem Hubert Pyls (1).
                                Pyls, was in de jaren 1851-1900 misschien wel de politiek leider van Maastricht. Twee keer was hij zelfs burgemeester van Maastricht en wel van 1861 tot 1867 en van 1873 tot 1900. In de tussenliggende jaren 1867-1873 was hij wethouder van financiën in Maastricht.
                                De Nederlandse kieswet kende in de negentiende eeuw nog een districtenstelsel. Leden van de Tweede Kamer dienden toen nog gekozen te worden namens een district.
                                Wellicht door zijn vriend Pyls geholpen en geïntroduceerd in Maastricht was Thorbecke heel populair in de Maastrichtse kieskring.
                                Thorbecke was toen al minister president en zijn 1ste kabinet genoot de steun en sympathie van de katholieken.
                                Van 1853 tot 1856, na de val van het 1ste kabinet Thorbecke, werd hij, namens de kieskring Maastricht, gekozen in het Nederlandse parlement.
                                Hierdoor verdient hij dus officieel de MO-titel “Maastrichtse minister”.

                                Thorbecke zou in totaal 3x minister-president worden van Nederland.
                                Het eerste kabinet Thorbecke was van 1 november 1849 tot 19 april 1853.
                                Zoals gezegd was Thorbecke ook populair onder de katholieken, maar toen koning Willem III, een protestant, te veel sympathie had voor een manifest van Protestant Nederland, de zgn. Aprilbeweging (protest tegen het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland), bood Thorbecke het ontslag aan van zijn kabinet.

                                In 1853 werd hij dus namens de (katholieke) kieskring Maastricht weer in het parlement gekozen.
                                Maar helaas voor Maastricht werd toen geen minister-president.
                                Het zou namelijk tot 1862 duren vooraleer hij weer minister-president zou worden van het tweede kabinet Thorbecke (31 jan. 1862-10 febr. 1866).
                                Het derde en laatste kabinet Thorbecke was van 4 januari 1871 tot zijn sterfdag 6 juni 1872.

                                Gedurende de periodes dat hij het voorzitterschap van de ministerraad vervulde, historisch gezien de juiste omschrijving van de functie die we nu kennen als minister-president dan wel 1ste minister, vervulde Thorbecke ook de functie van minister van Binnenlandse Zaken.
                                Tegenwoordig is de minister-president tevens de minister van Algemene Zaken.


                                (1):
                                De naam Pyls wordt ook vaak, misschiel wel meestal, geschreven als Pijls.
                                Willem Hubert Pyls schreef zijn naam echter consequent als Pyls.
                                Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd

                                Opmerking

                                Bezig...
                                X