Aankondiging
Sluiten
No announcement yet.
Nieuw coffeeshopbeleid Gemeente Maastricht
Sluiten
X
-
Gast antwoorddeNogmaals ik vind de oproep van Hoes en Dircke nogal emotioneel en een reactie op de actualiteiten in de media. Er wordt een beeld geschetst van een stuurloze stad, is het niet beter het hoofd in de gemeenteraad een beetje koel te houden en toenadering te zoeken? Het is beter als Hoen Hoes aan zijn jas te trekt en een kritische noot plaatst bij diens afwezigheid vanwege een vakantie.
-
Gast antwoordde
Het lijkt wel dat burgemeester hier wordt gepasseerd? Apart om zich rechtstreeks te wenden tot de minister. Omdat we hier de regie kwijt zijn, het niet aankunnen? Was het niet beter geweest als de MV zich maandagochtend gewend had tot het lokaal hoofd van het stadsbestuur?Last edited by Pier; 16 december 2014, 12:01. Reden: Foto verwijderd ivm onbekendheid omtrent auterursrechten
Leave a comment:
-
Gast antwoorddemanifest 2004
In het rapport van de PvdA kom ik het volgende tegen:
Men benoemd in 2004 een aantal einddoelen: zie manifest 2004
een structurele verhoging van de basisprijs van cannabisproducten;
beëindiging van het drugstoerisme door prijsverhoging en ‘kwaliteits’verlaging, waardoor de prijs-kwaliteit verhouding niet meer opweegt tegen de reiskosten;
een structurele vermindering van het aantal coffeeshops naar het aantal dat door de lokale markt wordt gevraagd;
( Dit is toch eerder die huidige lijn van de VVD en zelfs het CDA. Regionalisering... Later meen ik is Leers gaan praten met het VOC/Josemans en is men gaan denken over spreiding en shops buiten de stad'. Josemans had hier natuurlijk wel oren naar, ivm. klandizie. Dit streven is uiteindelijk bij de linkse fracties blijven hangen, en veroorzaakt tot op vandaag verdeelde visies en ambities,)
enfin het is ingewikkeld
Echter de conclusie is te trekken dat overheidsbeleid tav drugs over wegen gaat met veel hobbels en bochten en dat het einddoel nimmer wordt bereikt. Ik vraag me nu af, is überhaupt de overheid in staat om ooit tot een oplossing te komen? Van regionaal tot wereldwijd?
Leave a comment:
-
Gast antwoorddede cannabisbrief van 2004
Oorspronkelijk geplaatst door TonInderdaad. Je kunt niet meer van een topic,je .spreken
Dit is een boekwerk.
Ben wel even zoet.
Staan wel een aantal leuke zinnen in uit het rapport uit 2004 (cannabisbrief)
Wat betreft de relatie tussen het beleid en het gebruik van cannabis, kan op basis van onderzoek dat tot nu toe is gedaan, niet worden aangetoond dat beleid van invloed is op het feitelijk gebruik van softdrugs.
De onderzoekers concluderen aanwijzingen te hebben dat van beleid niet of nauwelijks remmende werking uitgaat.
Dat kan volgens de onderzoekers wellicht worden verklaard doordat hetgeen in de wet staat, lang niet altijd door politie en justitie wordt toegepast.
Inzet van het Kabinet is om de massaliteit van de stroom coffeeshoptoeristen een grond te laten zijn om tot intrekking van de vergunning of weigering van de verlening ervan over te gaan.
Daarbij is het goed om op te merken dat het criterium voor optreden niet een enkele coffeeshoptoerist als zodanig is, maar bijvoorbeeld wel de massaliteit van klandizie die door dit toerisme kan zijn veroorzaakt of illegale activiteiten van dealers en drugsrunners rond coffeeshops, of het hebben van een klantenkring die geheel of grotendeels uit coffeeshoptoeristen bestaat.
Met het oog op een regionalisering van de klantenkring zal tegelijkertijd onderzocht worden op welke wijze coffeeshophouders kunnen bewerkstelligen dat verkoop aan niet-ingezetenen tot een minimum wordt teruggebracht. Hieraan zal door middel van een experiment in de gemeente
Maastricht nader gestalte worden gegeven. Uiteraard zal een verkoopbeperking slechts worden ingevoerd indien blijkt dat eerdergenoemde maatregelen onvoldoende effect sorteren in het terugdringen van het coffeeshoptoerisme en de daarmee samenhangende overlast en smokkel en indien het experiment in Maastricht het beoogde effect sorteert.
Leave a comment:
-
Valt hartstikke mee, kon erger, zal ik maar nieuwe 2voor12 plaatsen?
Leave a comment:
-
Worden softdrugskopers geregistreerd
Als het aan de huidige minister van justitie ligt, worden er alleen nog maar softdrugs verkocht aan Nederlanders. Tegen zijn Duitse ambtsgenoot deelde hij onlangs mee dat hij een zogenaamde pasjesregeling wil gaan invoeren. Een ledenpas. Wat zijn hiervan de voordelen?
1. Je weet nu wie er softdrugs in Nederland kopen dan wel gebruiken.
2. Je hebt een betere kijk op het daadwerkelijk gebruik van softdrugs.
3. Het aantal coffeeshops c.q. theehuizen, zullen drastisch afnemen.
4. De buitenlandse overheden kijken weer geruststellend naar ons “vernieuwde” drugsbeleid, we doen er iets aan.
Aan dit voorstel kleven natuurlijk ook enkele belangrijke nadelen en wel:
1. De illegale handel in softdrugs zal schrikbarend toenemen.
2. De buitenlandse drugstoeristen zullen blijven komen, want in Nederland blijven softdrugs gedoogd.
3. De straathandel in softdrugs zal gaan opbloeien, waardoor een groter deel van met name onze jeugd op straat softdrugs gaat verkopen. Het wordt namelijk weer lucratief deze handel.
4. De politie is niet berekend op deze arbeidsintensieve wijze van controle.
5. De veiligheidsketen krijgt er een heleboel werk bij.
Uit bovenstaande blijkt overduidelijk dat er heel veel haken en ogen zijn aan dit voorstel. Het drugsbeleid begint op een lapjesdeken te lijken, waarbij weer een nieuw lapje aan de omvangrijke deken is toegevoegd.
Ons algehele drugsbeleid, de lappendeken, zou eens nader onder de loep moeten worden genomen. Het uitgangspunt scheiding van markten (soft- en harddrugs) moet overeind blijven staan. Gekeken moet worden onder andere naar:
1 De achterdeur problematiek, de aanvoer van softdrugs naar de verkooppunten.
2 Welke keuze wordt gehanteerd bij de aantallen coffeeshops, het afnemend maximum (na sluiting coffeeshop geen nieuwe meer toelaten in je gemeente), de nuloptie (geen coffeeshops in je gemeente), een gegarandeerd maximum aantal coffeeshops per gemeente.
3 Bestrijding van de illegale softdrug handel buiten de coffeeshops. (dus in cafés en woningen)
Een ander facet is de onlangs ingevoerde regel dat koeriers op Schiphol tot 3 kilo cocaïne kunnen invoeren zonder strafvervolging. Deze cocaïne wordt hen afgepakt en zij worden zonder minimaal een dagvaarding teruggestuurd naar het land van herkomst.
Is hierbij ook gedacht aan de drugstoerist, die op straat wordt aangetroffen met bijvoorbeeld 50 gram weed, die vervolgens wel een dagvaarding krijgt danwel een boete dient te betalen.
Leave a comment:
-
Gedoogbeleid
Het gedoogbeleid dateert van 1976, toen de opiumwet ingrijpend werd veranderd. Op dat moment (1976) was het drugsbeleid op een zodanige wijze al geïntegreerd in onze samenleving dat je in jongeren centra’s normaal softdrugs kon kopen.
In de Opiumwet werd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen stoffen met onaanvaardbare risico’s (harddrugs) en met aanvaardbaar risico’s (sofdrugs) voor de volksgezondheid.
Het doel was om een scheiding in de markt aan te brengen, waardoor de softdrugs uit het criminele milieu werden gehaald. Uitgegaan werd toen van een verkoop van maximaal 30 gram softdrugs per klant. In 1995 is dit teruggedraaid naar 5 gram per persoon per dag.
Onaanvaardbaar risico Aanvaardbaar risico
Harddrugs zoals:
Heroine, Cocaine, L.S.D., Amphitamine, XTC, Paddo’s Softdrugs zoals:
Marihuana en Hasj
Lijst I alle drugs die in geen geval worden toegestaan Lijst II alle overige producten
Misdrijven, gevangenisstraf Overtredingen, geldboetes
Geen straffen tegen verkopers van softdrugs in Coffeeshops
Een Coffeeshop is een alcohol vrije horeca inrichting zonder gokkasten
Krijgen exploitatievergunning van de gemeente onder voorwaarden:
A = Geen affichering
H = Geen verkoop van harddrugs
O = Geen overlast
J = Geen verkoop aan minderjarigen <18
G = Geen hoeveelheden > 5 gram
Maximale winkelvoorraad is 500 gram
Verkoper en beheerder dient een verklaring van goed gedrag te hebben
Coffeeshops worden door de belastingsdienst jaarlijks aangeslagen.
Wet Damocles (bestuurlijke maatregel aangaande de coffeeshops en natte horeca)
Wet Victoria (bestuurlijke maatregel tegen woningen in zijn algemeen)
Negatieve effecten:
1. De achterdeur politiek. (aanvoer van softdrugs naar de Coffeeshops is niet toegestaan)
2. Verschillen in het verlenen van vergunningen van gemeente tot gemeente zoals, de nuloptie, overdraagbare vergunningen en het afnemend maximum
3. Kwaliteitsverbetering van het product. (verhoging van het THC-gehalte naar >25% = harddrug)
4. De verkoop van softdrugs wordt niet fysiek gecontroleerd door de belastingsdienst, zij schatten dan wel geloven de ingevulde biljetten.
5. Grote toevloed van drugstoeristen enerzijds vanuit het buitenland naar de stad en anderzijds vanaf het platteland.
6. Toename van het subjectief onveiligheidsgevoel. (door veel “junks” op straat)
In de negatieve effecten zitten mogelijkheden om positieve wendingen te geven aan het gedoogbeleid, waardoor de kwaliteit een bepaald niveau bereikt in overeenstemming met de prijs van het product.
Na de invoering van het gedoogbeleid vond er een stabilisatie plaats van de verkoop van softdrugs tot de negentiger jaren. Ook de decriminalisatie van de softdrugs leidde niet tot een stijging van het gebruik.
Na de stabilisatie van de zeventiger jaren is er momenteel weer een stijging waar te nemen. De stijging wordt voor een groot gedeelte veroorzaakt door de drugstoeristen, die Nederland zien als het Walhalla. Dit heeft in hoofdzaak te maken met de kwaliteit van het product in combinatie met de prijs. In hun land van herkomst kunnen zij ook voldoende softdrugs kopen maar van een lagere kwaliteit gekoppeld aan een hoge prijs. Dit maakt het shoppen in Nederland lucratief.
Voorstel:
Er is momenteel zowel nationaal als internationaal geen consensus te bereiken om te kunnen spreken van bijvoorbeeld een vrijgave van de softdrugs in Nederland. Het gedoogbeleid zal naar alle waarschijnlijk worden voortgezet. Alleen zou je langzaam maar zeker kunnen gaan spreken over een zodanige regulering dat op termijn aan het gedogen een einde komt.
Belangrijk item bij met name de grensgemeenten is de overlast die drugstoeristen veroorzaken. Een terugdringing van deze toeristenstroom is wenselijk. Hierbij zijn met name 3 pijlers toe te voegen aan het gedoogbeleid.
1. Verlaging van het THC gehalte binnen het product.
2. Het volledig belasten in fasen van het product.
3. Het toelaten van coffeeshops in alle gemeenten. (geen nuloptie meer)
De controle op het toegestane THC-gehalte zou in handen moeten worden gelegd van de Dienst Waarkeuring, dit mede gezien hun gedeeltelijke opsporingsbevoegdheid en kennis van de relevante onderzoeksmethodieken.
Door controle en intensivering van de belastingsmaatregelen, zal de prijs van het product automatisch worden verhoogd.
Indien uiteindelijk de prijs van het product in het land van herkomst van de toerist ‘n gelijke hoogte heeft bereikt, dan is er geen reden meer om af te zakken naar Nederland. Hierdoor zal in het drugstoerisme een duidelijke teruggang merkbaar worden.
Door een afwijzing van de nuloptie, bestaat de mogelijkheid dat de “pijn” gelijkelijk wordt verdeeld. Dit kan tot gevolg hebben, dat er in de steden met relatief veel coffeeshops en een merkbare teruggang zal plaatsvinden. Het aanbod wordt dan namelijk groter dan de vraag.
Deze aangevulde gedoogsituatie kan alleen bestaan in een breder kader van een door de lokale driehoek te formuleren geïntegreerde benadering van de drugproblematiek waarbij de belangen van de volksgezondheid en de openbare orde veilig zijn gesteld.
In de richtlijn is in het verband van met het coffeeshopbeleid en de "gebruikersruimte" sprake van gedogen van strafbare feiten. Op andere punten wordt een lage opsporingsprioriteit toegekend aan strafbare feiten.
De grondslag van het gedoogbeleid ligt in de afweging van belangen waarbij het belang van handhaving moet wijken voor een hoger identificeerbaar algemeen belang. In de context van het drugbeleid wordt dit hogere belang gevonden in de volksgezondheid (scheiding der markten) en de openbare orde. Het gaat dus om een positieve beslissing niet op te sporen en te vervolgen ongeacht de aanwezige capaciteit.
De toekenning van een lage opsporingsprioriteit aan bepaalde categorieën van strafbare feiten is in het algemeen gelegen in de beoordeling van de relatieve ernst van de strafbare feiten en veelal mede ingegeven door capacitaire overwegingen.
Leave a comment:
-
Manco´s nieuw coffeeshopbeleid
Het nieuwe coffeeshop beleid is mede ingegeven door de laatste uitspraak van de bestuursrechter, die refereerde aan een college-uitspraak van enkele jaren geleden. Hierbij zou de haalbaarheid van het afnemend maximum onder de loep worden genomen. Ook de Cannabisbrief van 2004 en de motie Hamers hebben een duidelijke impuls gegeven.
Algemeen
Het nieuwe beleid is gebaseerd op een vijftal punten welke onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Je zou je dan ook moeten afvragen, indien een van deze punten niet wordt verwezenlijkt wat daar de gevolgen van kunnen zijn, voor het verdere traject.
Spreiding van de locaties volgens een concreet spreidingsplan
Uit de tekst kun je een negental belangrijke onderwerpen halen, te weten- Een tweedeling naar locaties, centrum en de periferie
- De coffeeshops in het centrum voor de bewoners van Maastricht
- De coffeeshops in de periferie voor de drugstoeristen
- Het fuseren van coffeeshops
- De buurgemeenten dienen de nuloptie te laten varen
- Geen gedwongen verplaatsingen maar samenwerkingsmodel
- Verplaatsingen budgettair neutraal voor de gemeente
- Doch actief kopen gronden moet kunnen
- Gemeente gronden verkopen aan de exploitanten
- De meeropbrengsten van de vergunningverkoop voor b.v. controles etc.
- Drie locaties in de periferie
- Overdraagbaarheid van vergunning bij vrijwillige verplaatsing
- Voorwaarden stellen aan nieuwe vergunningsplicht. Deze zijn nog niet gemaakt
- Voor niet meewerkende Coffeeshops geldt afnemend maximum
- Een evaluatie moment over 3 a 5 jaar
Opmerkingen spreiding van de locaties volgens een concreet spreidingsplan- Gronden in eigendom verkopen aan de `nieuwe` exploitanten kan als heling worden aangemerkt omdat de gelden van deze exploitanten verkregen criminele gelden zijn. Toon eerst maar aan dat het geld wit is, voor je het aanneemt.
- Het verlaten van het principe afnemend maximum voor een gedeelte van de coffeeshopeigenaars zal in het kader van het gelijkheidsbeginsel problemen opleveren.
Nieuw uitgiftebeleid vergunningen
Uit de tekst kun je een achttal belangrijke onderwerpen halen, te weten
1. Een vergunning per locatie voor onbepaalde tijd
2. Mogelijkheid om per locatie meerdere inrichtingen te exploiteren
3. Aard, ligging en capaciteit is bepalend
4. Spreidingsbeleid in verband met overlastbeteugeling
5. Exploitatievergunning is persoonsgebonden en niet overdraagbaar
6. Nieuwe eigenaar moet aan toetsingscriteria voldoen b.v. BIBOB
7. Exploitant verantwoordelijk voor, overlast, beveiliging, bewaking etc.
8. De politie is de handhaver
Opmerkingen nieuw uitgiftebeleid vergunningen- Er wordt geen antwoordt gegeven op de vraag hoeveel coffeeshops er in totaal over blijven. In elk geval wordt per locatie maar 1 vergunning afgegeven met de opmerking dat de coffeeshops die meedoen maar moeten fuseren. Hierdoor kan er een strijd losbarsten tussen de huidige eigenaars. Niemand zal graag zijn lucratieve handel willen opgeven. Een ander belangrijk punt is dat de coffeeshops die achter blijven in het centrum niet graag hun omzet zien dalen en daar dus maatregelen tegen zullen nemen.
- Als de grondslag voor het spreidingsbeleid alleen maar overlast is, kun je dan niet de vraag stellen, ´Zijn er geen andere oplossingen denkbaar welke niet een zodanige rigoureuze invloed zullen hebben.´
- Wat is het antwoord van de VOCM betreffende de BIBOB toetsing.
- De beveiliging en bewaking dienen wel te voldoen aan de voorgeschreven criteria.
- Waarom handhaaft de gemeente zelf niet. Zij zijn namelijk vergunningverstrekker.
Preventie en repressie
Uit de tekst kun je een tweetal belangrijke onderwerpen halen, te weten
1 Corrigerend optreden op de oude voet bestuurlijk als strafrechtelijk
2 Opstellen van een handhavingarrangement voor integrale handhaving
Opmerkingen preventie en repressie
Een verbeterde samenwerking tussen de genoemde diensten kan alleen maar positief werken. Alleen dient opgemerkt te worden dat het OM de gemeente strafrechtelijk zal vervolgen indien de handel, de verkoop en de productie worden gedoogd. Minister Donner is hier duidelijk in.
Grip krijgen op de handel, verkoop en zo mogelijk ook de productie door middel van een gesloten systeem
Uit de tekst kun je een tweetal belangrijke onderwerpen halen, te weten- De handel en verkoop de voordeur, AHOJ-G regeling van toepassing evenals een proef met het ingezetenencriterium
- Voor de productie en levering, de achterdeur, is geen regeling voorhanden
- Kwaliteitscontrole van de te leveren producten, kwaliteitseisen
- College van B. en W. voorstander van gedogen productie en levering
- Bij geen landelijke regeling een proef in Maastricht
- Strenge controle productie en aanvoer
Opmerkingen grip krijgen op de handel, verkoop en zo mogelijk ook de productie door middel van een gesloten systeem
Het ingezetenenprincipe zal allereerst een proefproces worden. De totale duur tot en met het Europese Hof is ongeveer 5 jaar. Het College heeft aangegeven dat er niets zal veranderen, gedurende de rechtsgang. De oude situatie blijft gehandhaafd.
Als de overheid, landelijk, provinciaal of gemeentelijk toestaat of gedoogd dat er hennep wordt geteeld en afgeleverd, overtreedt zij wetsregels en internationale afspraken. Nederland en in dit geval Maastricht wordt een onbetrouwbare partner. Wij zijn dan terecht een narcostaat met alle gevolgen vandien.- Bij het telen, onder verantwoordelijkheid van de coffeeshophouders zullen op termijn nieuwe criminele activiteiten zich gaan ontplooien, zoals het kniprippen. Hoever gaat daarbij de beveiliging en wat wordt uiteindelijk van de politie verlangd. Moeten zij een aangifte opnemen van een gedoogsituatie, die in strijd is met de wettelijke regelgeving. Een ander belangrijk facet is de totale oppervlakte die noodzakelijk is om de planten te kweken. Berekeningen dienaangaande zijn al gemaakt. Hoe ga je deze grote oppervlakten beveiligen en denk daarbij aan de geweldspiraal.
- De levering is een apart probleem. Wie levert en op welke wijze wordt het transport beveiligd. Ripdeals op koeriers zullen gaan toenemen met het risico op een toename in de geweldspiraal. Hennep is en blijft een winstgevend middel om snel veel geld te verdienen.
- Op welke wijze worden de coffeeshop beleverd, die niet meedoen aan de proef. Blijf het voor hen bij de oude situatie, dus illegale kweek en transport. Hierover is geen duidelijkheid.
Zoals door de werkgroep eerder is voorgesteld dient het genotsmiddel hennep te worden belast middels het hoogste BTW tarief. Steeds wordt namelijk een vergelijking getrokken met alcohol.
Op welke wijze vindt de strenge controle plaats van de productie en het transport. Welke afdeling binnen de gemeente Maastricht gaat hiervoor de verantwoordelijkheid dragen.
Terugdringen van de huisteelt
De voorgestelde keiharde aanpak is wenselijk voor zowel soft- als harddrugspanden.
Opmerkingen terugdringen van de huisteelt
Is het de bedoeling om de mensen die in hun woning een plantage hebben na ontdekking op straat te zetten. Laten we wel nadenken het in de meeste gevallen gaat om een of twee ouder gezinnen met kinderen die leven van een bijstandsuitkering. Plaats je deze mensen op straat, waarbij je ze overlevert aan de bedelstaf.
Nee, sluit met deze gezinnen een convenant, waarbij een zekere terugval wordt voorkomen door het inbouwen van een aantal zekerheden.
Laat daarbij deze gezinnen door maatschappelijke werkers begeleiden, die het convenant enerzijds uitvoeren en vervolgens het gezin maatschappelijk ondersteunen en de weg wijzen.
Conclusie
Het tot nu toe gevoerd softdrugsbeleid van de 70-er jaren heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. Met dien verstande dat het aantal Maastrichtse sofdrugsgebruikers niet dramatische is verhoogd. Er is al jaren sprake van stabiliteit.
Het niet halen van de doelstellingen is niet te wijten aan de toenmalige denkbeelden. Er zijn hiervoor meerdere redenen aan te voeren zoals:- Softdrugs zijn booming business geworden, geringe pakkans en na veroordeling een lage straf.
- Kwaliteit is enorm verbeterd, waardoor het THC gehalte van 1975, ongeveer 9%, meer dan verdubbeld is.
- Grote toename van het drugstoerisme uit de zuidelijke landen.
- Softdrugs zijn in handen terecht gekomen van de georganiseerde criminaliteit die zorgen voor de productie en levering.
Het nieuw gepresenteerde softdrugsbeleid zal op enkele belangrijke punten antwoord moeten geven zoals:- Hoever wil de gemeente gaan in het ondersteunen van criminele activiteiten. De toekomstige exploitanten zullen namelijk een enorme witwas operatie voeren, om hun achtergehouden winsten te verzilveren.
- Gaat er een tweedeling plaatsvinden in de coffeeshopwereld aangaande de bedrijven die verplaatsen en degene die blijven.
- Wie wordt binnen de gemeente de centrale afdeling voor de handhaving.
- In hoeverre heeft de gemeente Maastricht handhavinginvloed op de locaties die buiten de gemeente zijn gesitueerd.
- Wie is aansprakelijk als het OM daadwerkelijk tot vervolging zal overgaan.
- Hoe gaan we om met degene die hun woning ter beschikking stellen voor de teelt van hennep.
Leave a comment:
- Een tweedeling naar locaties, centrum en de periferie
-
Manifest 2004
We gedogen geen (ge)rotzooi
een Maastrichts Manifest voor een
strikte softdrugregeling in de grensstreek
Werkgroep Burgerschap & Veiligheid
PvdA Maastricht
mei 2004
De afgelopen maanden is het debat over het Nederlandse softdrugsbeleid weer opgelaaid. In oktober 2003 besprak Minister Donner met zijn Duitse collega de mogelijkheden van een pasjessysteem, waarmee de gedoogde aankoop van softdrugs enkel is voorbehouden aan Nederlandse meerderjarigen. Voorts verscheen onderzoek van het Trimbosinstituut, waaruit blijkt dat de werkzame stof in cannabis (THC) steeds hoger wordt. Vanuit de invalshoek van de gezondheidszorg komen geluiden over de ernstige gevaren van deze te sterke cannabisvarianten. Tot slot kwam De Tweede Kamerfractie van de PvdA eind maart met de nota Softdrugs? Doe normaal! Hierin wordt een pleidooi gehouden voor regulering van de teelt en aanvoer van nederwiet. Aangevoerd door de afdeling Amsterdam, wordt deze zogenoemde opening van de achterdeur vanuit diverse geledingen binnen de PvdA ondersteund.
De PvdA Maastricht is van mening dat in het tot dusverre gevoerde debat voorbij wordt gegaan aan de praktijk zoals die zich dagelijks in de grensstreek voordoet. Die praktijk bestaat uit de volgende observaties:
1. De verhoging van het THC-gehalte tot soms meer dan 25%[1] betekent dat de nederwiet soms tot een harddrug is geëvolueerd. Hiermee vormt zij een groot gevaar voor de volksgezondheid.
2. De prijs van de nederwiet is zeer laag in verhouding tot buitenlandse (bijvoorbeeld Marokkaanse) cannabis. Het feit dat de belastingdienst geen fysieke controle op de feitelijke verkoop van softdrugs door coffeeshops uitvoert werkt dit in de hand.
3. De combinatie van 1 en 2 leidt er toe dat Maastricht circa anderhalf miljoen drugstoeristen per jaar ontvangt. Samen met Heerlen en Venlo zijn we daarmee de dealer van de Euregio.
4. De handel in softdrugs is big business geworden, die de afgelopen jaren in toenemende mate in handen is gekomen van de georganiseerde criminaliteit.
Het voorstel van Donner om met pasjes te werken heft het probleem van de te gunstige prijs/kwaliteitverhouding niet op. Zeker wanneer sprake is van een vrij abrupte invoering zal de handel zich naar het illegale domein verplaatsen. En daar is niemand bij gediend. Daarnaast is het voorstel op grond van Europese wet- en regelgeving juridisch net zo irreëel als het pleidooi van de PvdA Tweede Kamerfractie om de achterdeur vrij te geven. Een legalisering van de echte softdrugs, met een laag THC -gehalte, in combinatie met een gereguleerde teelt en aanvoer heeft onze voorkeur. Maar dat moeten we met Europa doen. In Maastricht willen en kunnen we daar niet op wachten.
Hierboven werd al melding gemaakt van de sterke toename van het THC-gehalte in de in Nederland gekweekte cannabisproducten. De typisch Nederlandse softdrug is door veredeling een harddrug geworden en heeft daarmee ook de typische gezondheidsrisico’s van een harddrug. Voorts heeft epidemiologisch onderzoek van onder andere hoogleraar psychiatrie van de Universiteit Maastricht Jim van Os aangetoond dat er een relatie bestaat tussen schizofrenie en softdruggebruik. Daarnaast is het aantal verslaafden aan cannabisproducten toegenomen en is in Maastricht duidelijk waar te nemen dat de buitenomgeving van de coffeeshops tevens het terrein van de (hard-)drugrunners is geworden. De strenge scheiding tussen soft- en harddrugs lijkt daarmee te vervagen.
Er is diepgaand onderzoek nodig naar de kwaliteit van de in Maastricht verhandelde softdrugs, waarbij bij overschrijding van een maximaal THC-gehalte van 10 procent sluiting van de coffeeshop het gevolg zou moeten kunnen zijn.
Deze norm van 10 % is gerelateerd aan het THC gehalte van ongeveer 7% dat bij natuurlijke kweek van cannabisprodukten ontstaat en daarmee jarenlang de norm is geweest van het Nederlandse gedoogbeleid.
Vanuit de gezondheidszorg benadering stelt de PvdA de navolgende eisen aan een lokaal coffeeshopbeleid:
§ een prijsvorming voor cannabisproducten welke in een goede verhouding staat tot de prijs van alcohol en tabak;
§ een kwaliteitsnorm voor cannabisproducten, welke garant staat voor een constante kwaliteit en een lage concentratie van werkzame stoffen;- een absoluut verbod op smart-, head- en growshops, gezien de onberekenbare risico’s van de producten die men daar verkoopt.
Te realiseren door:- ontwikkeling van een kleurreactietest om een vermoeden van overschrijding van de THC-norm te kunnen vaststellen;
- voortdurende en regelmatige controle op THC-gehalte door een keuringsinstituut, en aanscherping van de bij de Opiumwet behorende lijst 1 van harddrugs, zodat Cannabisprodukten met een THC-gehalte hoger dan 10 % tot de harddrugs gerekend wordt.
- optreden tegen handelaren die de norm overschrijden;
- handhaving van de leeftijdsgrens voor bezoekers;
- sterk ontmoedigingsbeleid voor drugstoeristen;
- samenwerking met de fiscus om omzetten van softdrugverkopen fiscaal te belasten en onderzoek naar de mogelijkheden om op cannabisproducten accijnzen te heffen met als doel de bodemprijs van cannabisproducten fors te verhogen;
- extra politie-inzet tegen de ongecontroleerde straathandel welke zal ontstaan als gevolg van het waterbedeffect, waarbij door strengere normen in de coffeeshops de illegale handel de straat opgaat of het gebruik van XTC en ander gemakkelijk verkrijgbare drugs gaat toenemen.
Met als einddoel:- een structurele verhoging van de basisprijs van cannabisproducten;
- beëindiging van het drugstoerisme door prijsverhoging en ‘kwaliteits’verlaging, waardoor de prijs-kwaliteit verhouding niet meer opweegt tegen de reiskosten;
- een structurele vermindering van het aantal coffeeshops naar het aantal dat door de lokale markt wordt gevraagd;
- het beter zichtbaar maken van de scheiding tussen softdrugs en harddrugs;
- druggebruik net als alcoholgebruik blijvend ontmoedigen, doch tevens nastreven dat een experiment met softdrugs geen onaanvaardbare gezondheidsrisico’s met zich mee brengt.
Te realiseren door- Samenwerking tussen landelijke overheid, ministeries van Justitie en Volksgezondheid, en de gemeente waarbij voor deze aanpak de wettelijke instrumenten aan de gemeente ter beschikking worden gesteld. Een dergelijke wijziging van het beleid ten aanzien van softdrugs moet gesteund worden door de landelijke overheid. Wijziging van lijst 1 behorende bij de Opium wet is een bevoegdheid van de minister van Justitie. Vanuit de invalshoek van de gezondheidsrisico’s ligt tevens een Algemene Maatregel van Bestuur van het ministerie van Volksgezondheid voor de hand, waarbij aan de Keuringsdienst van Waren de aanwijzing worden gegeven om de kwaliteit van cannabis in voorkomende gevallen te testen en te bepalen welke instanties bevoegdheden krijgen om op te treden tegen overtreding van de nieuwe THC-norm.
Leave a comment:
-
De Canabisbrief van 2004
BIJLAGE 1
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Actieplan Ontmoediging Cannabis 3
1.1 Inhoud Actieplan 3
1.1.1 Intensiveren van de preventieactiviteiten 3
1.1.2 Uitbreiding en verbetering van het
Behandelingsaanbod 4
1.1.3 Onderzoek 5
1.2 De stijging van het THC-gehalte in cannabis 7
Hoofdstuk 2
Aanscherping handhaving cannabisbeleid 9
2.1 Handhaving gemeentelijk cannabisbeleid 9
2.1.1 Beschikbare bestuurlijke handhavingsinstrumenten 10
2.2 Intensivering handhaving 10
2.2.1 Intensivering handhaving en vormgeving gemeentelijk
cannabisbeleid 11
2.2.2 Hanteren afstandsbepaling 11
2.2.3 Aanpak niet-gedoogde verkooppunten 12
2.2.4 Aanpassing beschikbaar instrumentarium 12
2.2.5 Deelproject coffeeshops in het kader van Handhaven op
Niveau 12
2.2.6 Intensivering communicatie rondom handhaving 13
2.3 Aanpak criminele uitwassen rond coffeeshops 13
2.3.1 Doorlichting 13
2.3.2 Handreiking bestuurlijke Aanpak 13
2.3.3 Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar
bestuur (BIBOB )13
2.3.4 Wet politieregisters 14
Hoofdstuk 3
Coffeeshoptoerisme 15
3.1 Problematiek 15
3.2 Maatregelen inperking coffeeshoptoerisme 15
3.2.1 Regelgeving 15
3.2.2 Aanpak niet-gedoogde verkooppunten 16
3.2.3 Operationele samenwerking en grensoverschrijdende
aanpak drugssmokkel 16
3.2.4 Overige maatregelen 17
Hoofdstuk 4
Teelt van cannabis 18
4.1 Problematiek cannabisteelt 18
4.2 Bestuurlijke en strafrechtelijke aanpak 18.2
4.2.1 Gemeenten 18
4.2.2 Woningcorporaties 19
4.2.3 Belastingdienst 19
4.2.4 Politie en justitie 20
4.2.5 Aanpak van criminele organisaties 20
4.2.6 Ontneming 21
4.2.7 Sanctiebeleid 21
4.3 Overige maatregelen 22
4.3.1 Growshops 22
4.1.1 Technische noviteiten 22.3
Hoofdstuk 1: Actieplan Ontmoediging Cannabis
Het Nederlandse drugsbeleid gaat uit van de verschillen tussen de risico’s van hennepproducten
en die van harddrugs. Dit betekent echter geenszins dat het gebruik van cannabis zonder
gezondheidsrisico’s is. Het gebruik kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Cannabis wordt
overwegend gerookt, daarom is schade aan de luchtwegen het belangrijkste fysieke gevaar.
Problematisch cannabisgebruik en afhankelijkheid zijn reële risico’s. Het gebruik van cannabis zal
daarom door een actief ontmoedigingsbeleid worden tegengegaan. Met de brief d.d. 11 maart
2003 (TK 2001-2002, niet dossierstuk vws0200879) heeft u de Nationale Drug Monitor (NDM)
achtergrondstudie “Cannabis, feiten en cijfers 2003” en een rapport over het THC-gehalte van
cannabis ontvangen. De in deze rapporten weergegeven ontwikkelingen vormen aanleiding om
het beleid op het gebied van de gezondheidsbescherming te actualiseren en waar nodig te
intensiveren in de vorm van het Actieplan Ontmoediging Cannabis (hierna: Actieplan).
Het Actieplan gaat uit van de stand van zaken in praktijk en wetenschap, zoals in
bovengenoemde rapporten en brieven is weergegeven. Doelstelling van het plan is het gebruik,
en in het bijzonder het problematisch gebruik van cannabis zoveel mogelijk te voorkomen, en
meer gebruik te maken van bestaande mogelijkheden tot behandeling van
cannabisafhankelijkheid. De uitvoering van de voornemens is primair een zaak van de
verslavingszorg, de GGZ, GGD’en en de overige gezondheidszorg, en ook van scholen en de
jeugdhulpverlening. Dit betekent dat de door de minister van VWS te entameren activiteiten zich
vooral moeten richten op de voorwaarden waaronder deze verantwoordelijken hun werk kunnen
doen. De ontwikkeling en uitvoering van de activiteiten in het Actieplan zullen daarom op
praktische toepasbaarheid getoetst moeten worden. Tevens wordt veel belang gehecht aan een
bewezen effectiviteit van de activiteiten. VWS zal daarom in nauw overleg en samenwerking
met het veld het Actieplan uitvoeren.
De minister van VWS heeft u op 11 juli 2002 (TK 2001-2002, niet dossierstuk vws0200879)
bericht over de resultaten van de Wetenschappelijke Cannabisconferentie (Brussel, 2002). Dit
was een initiatief van de Ministers van Volksgezondheid van België, Duitsland, Frankrijk,
Nederland en Zwitserland. Op verzoek van deze ministers hebben deskundigen uit de genoemde
landen een gezamenlijk plan opgesteld, hierna te noemen “Vijflandenplan”. Dit plan loopt van
2003 tot en met 2005 en is inmiddels ter goedkeuring voorgelegd aan de betrokken
bewindslieden. De voorgestelde activiteiten zijn in het Actieplan verwerkt.
1.1. Inhoud van het Actieplan
1.1.1 Intensiveren van de preventieactiviteiten
Er wordt al fors geïnvesteerd in preventieactiviteiten die gericht zijn op de algemene bevolking
en jongeren. Een voorbeeld hiervan is het project De Gezonde School en Genotmiddelen,
waardoor inmiddels jaarlijks ca. 250.000 leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs
worden bereikt. Een ander belangrijk voorlichtings- en preventie-instrument is de Drugs-infolijn
van het Trimbos-instituut, waar iedereen met vragen over drugs en drugsgebruik terecht kan. De
meeste vragen worden gesteld over hasj en wiet.
Het Kabinet is van mening dat het ontmoedigen van cannabisgebruik breed in de samenleving
moet worden uitgedragen. Ter versterking en verbetering van de bestaande preventieactiviteiten
heeft de minister van VWS de volgende voornemens:
• De jaarlijkse massamediale campagne ‘Drugs, laat je niks wijsmaken’ zal met ingang van
2004 inzetten op de ontmoediging van cannabisgebruik. Deze campagne heeft als primaire.4
doelgroep alle jongeren van 12 tot 18 jaar. De massamediale uitingen van de campagne
zijn gericht op cannabis vanwege de, in vergelijking met harddrugs, hoge prevalentie van
cannabisgebruik onder jongeren. Bij deze relatief brede doelgroep kan een
publiekscampagne effect sorteren voor wat betreft de houding tegenover cannabis en
bewustwording van de risico’s van gebruik. Overigens wordt in het kader van deze
campagne door regionale instellingen ook aandacht besteed aan andere drugs.
• Voor risicogroepen worden nieuwe preventieactiviteiten ontwikkeld. Binnen het project
Uitgaan en Drugs van het Trimbos-instituut en instellingen voor verslavingszorg wordt een
module voor het jongerenwerk ontwikkeld voor de preventie van druggebruik, met name
gericht op bezoekers van jongerencentra en jongeren op hangplekken. Een andere module
heeft de preventie van riskant druggebruik door jongeren in de residentiële hulpverlening
als onderwerp. Beide modules richten zich op alle drugs, inclusief cannabis. In de jaren
2004-2006 vindt de implementatie van deze modules plaats. Het streefdoel is dat eind
2006 minstens 65% van de instellingen voor verslavingszorg met deze modules werkt.
Het VMBO-onderwijs kent relatief veel jongeren die tot een risicogroep voor
(problematisch) cannabisgebruik gerekend kunnen worden. De minister van VWS zal op
zeer korte termijn specifiek voor het VMBO-onderwijs een proefproject voor innovatieve
cannabispreventie en -voorlichting subsidiëren. Bij gebleken succes zal landelijke
implementatie worden gestimuleerd. Eenzelfde project zal gericht zijn op XTC.
• De voorlichting in coffeeshops zal worden verbeterd. Het Steun- en Informatiepunt Drugs en
Veiligheid (SIDV) en de Landelijk Steunfunctie Preventie (LSP) hebben advies uitgebracht
over verbetering van de voorlichting in coffeeshops. Op basis van dit advies worden thans
methoden ontwikkeld om de voorlichting in coffeeshops te verbeteren. Dit is geen
eenvoudige taak, omdat preventie en voorlichting in beginsel strijdig zijn met het
economisch doel van de coffeeshophouder. Het Trimbos-instituut is in samenwerking met
instellingen voor verslavingszorg trainingen aan het ontwikkelen en zal netwerken
opzetten om coffeeshophouders te bewegen aandacht aan voorlichting en preventie te
geven. Volgend jaar zal een landelijke folder gereed zijn die specifiek is gericht op
coffeeshopbezoekers. Het Kabinet zal voorlichting en preventie in coffeeshops een minder
vrijblijvend karakter geven. Het Kabinet wil in overleg met de VNG bevorderen dat
gemeenten, voor zover dit nog niet is gebeurd, voorlichting en preventie in hun
cannabisbeleid opnemen, bijvoorbeeld als bepaling in een gedoogbeschikking. Inhoudelijk
kan aan verschillende mogelijkheden worden gedacht, zoals het verplicht voorhanden
hebben en ter beschikking stellen voor de coffeeshopbezoekers van de folder van het
Trimbos instituut, of het verplichten van bepaalde teksten op de verpakking van de
verkochte cannabis, vergelijkbaar met de teksten op pakjes sigaretten.
• De preventie voor de bijzondere risicogroep van mensen met psychische stoornissen zal
worden verbeterd. Cannabisgebruik komt onder deze groep mensen relatief veel voor,
vaak als een poging tot zelfmedicatie. Dit gebruik is niet bevorderlijk voor de behandeling
van de psychische stoornis. De Landelijk Steunfunctie Preventie (LSP) is gevraagd een
inventarisatie te maken van initiatieven die specifiek gericht zijn op mensen met
psychische problemen. Mede op basis van deze inventarisatie zal dit jaar aan de
ontwikkelcentra Kwaliteit en innovatie van zorg en Preventie van het Programma
Resultaten Scoren (het innovatieprogramma van de verslavingszorg) verzocht worden
nieuwe methoden te ontwikkelen en te implementeren.
1.1.2 Uitbreiding en verbetering van het behandelingsaanbod
Afhankelijkheid van cannabis is in aard en ernst niet vergelijkbaar met bijvoorbeeld
heroïneverslaving. Toch is het verbeteren van de behandeling van cannabisafhankelijkheid een
belangrijk speerpunt. Jaarlijks worden enkele duizenden mensen behandeld voor problematisch
cannabisgebruik. Er is echter nog weinig bekend over de effectiviteit van deze behandelingen.
Wij willen de toepassing van evidence based behandelingen stimuleren. Het gaat om de vraag
welke behandelingsmethoden de meeste kansen bieden op goede resultaten bij welk type cliënt.
Om na te gaan of in het buitenland ontwikkelde methoden een adequate aanvulling vormen
binnen het Nederlandse behandelaanbod, zal introductie in Nederland met onderzoek begeleid
worden. In het kader van dit Actieplan zijn daarom de volgende activiteiten in gang gezet:.5
• Om de effectiviteit van de behandeling te verhogen moeten de kenmerken van
problematische cannabisgebruikers duidelijk zijn. In opdracht van VWS heeft de Stichting
Informatie Voorziening Verslavingszorg (SIVZ) in samenwerking met GGZ Nederland een
profiel gemaakt van de cliënten die zich bij de ambulante verslavingszorg melden in
verband met cannabisproblemen. Hierbij wordt tevens aangesloten bij een Europees
project dat onlangs van start is gegaan op initiatief van het Europese
Waarnemingscentrum in Lissabon. Uit het profiel blijkt dat het aantal cliënten dat
uitsluitend problemen heeft met cannabis een minderheid vormt van alle cannabiscliënten:
doorgaans is sprake van meervoudige verslavingsproblematiek. Wel is het aantal
zogenaamde enkelvoudige cannabiscliënten sterker gegroeid. De instellingen voor
verslavingszorg bieden in beperkte mate specifieke behandelmethodieken aan voor
cannabisproblematiek. Het is de inzet van dit Kabinet om de behandeling van
cannabisafhankelijken te verbeteren.
• De NDM is opdracht gegeven medio 2004 een rapportage uit te brengen over de effectiviteit
van behandelingen van verslavingsproblematiek. Met name op het terrein van de
behandeling van cannabisafhankelijkheid is recent nieuwe literatuur gepubliceerd. Door het
combineren van meer kennis over problematisch gebruik, de effectiviteit van
behandelingen en de gebruikte behandelmodaliteiten zal er een kwaliteitsverbetering
plaatsvinden.
Het belangrijkste onderdeel van het Vijflandenplan is de opzet en uitvoering van een
zogenoemd gerandomiseerd klinisch experiment naar de effectiviteit van kortdurende
behandelmethoden. In alle deelnemende landen zullen een of meer behandelcentra aan dit
project deelnemen. Ter voorbereiding daarvan zal nog dit jaar een proefproject van start
gaan, zodat het eigenlijke onderzoek begin 2005 gestart kan worden indien de
deelnemende landen daartoe besluiten.
1.1.3 Onderzoek
Resultaten van wetenschappelijk onderzoek zijn van groot belang voor het cannabisbeleid in het
algemeen en de effectiviteit van preventie en behandeling in het bijzonder. Het te entameren
onderzoek moet een directe relevantie hebben voor de beleidsontwikkeling. Speerpunten zijn
onderzoek naar de relatie tussen cannabisgebruik en psychische aandoeningen en onderzoek
naar de effecten van cannabis met een hoog THC-gehalte.
Aard, omvang en verloop van problematisch gebruik. Uit bovenvermelde rapporten blijkt dat
over het gebruik onder de algemene bevolking en onder jongeren voldoende informatie
beschikbaar is. Minder is bekend over de omvang, oorzaken, aard en verloop van het
problematisch gebruik. Daar is nader onderzoek voor nodig, waarbij bijzondere aandacht
gegeven moet worden aan jongeren. Overigens zullen de resultaten van deze onderzoeken pas
over enige jaren beschikbaar zijn. Activiteiten zijn onder meer:
• Nadere analyse van enkele onderzoeken die thans gaande zijn. De ESEMeD 1 - studie die in
België, Frankrijk, Duitsland en Nederland gehouden wordt zal mogelijk meer inzicht bieden
in aard en omvang van problematisch gebruik en afhankelijkheid. De EDSP 2 -studie in
Duitsland richt zich op de ontwikkeling en het verloop van cannabisafhankelijkheid en de
relatie met geestelijke gezondheid onder jongeren. Ook de Nederlandse TRAILS-studie
(gesubsidieerd door NWO) kan daarover informatie bieden. Het analyseren van deze
onderzoeken heeft als doel preventie en vroeginterventie te verbeteren.
• Analyse van de (mogelijke verlaging van) de beginleeftijd van cannabisgebruik onder
scholieren. De Nederlandse bijdrage aan dit onderzoek - van het Trimbos-instituut - wordt
op korte termijn verwacht. Indien de beginleeftijd significant lager is geworden, heeft dit
implicaties voor op jongeren gerichte preventie en vroeginterventie.
1 European Study of Epidemiology of Mental Disorders/Mental Health Disability
2 Early Developmental Stages of Psychopathology.6
• Onderzoek naar de relatie tussen verschillende vormen van cannabisbeleid zoals die in
Europa uitgevoerd worden en de aard en omvang van (problematisch) gebruik. Ter
voorbereiding daarvan is door RAND Europe een literatuuroverzicht opgesteld inzake de
relatie tussen cannabisbeleid en de effecten van dat beleid in de praktijk. Door de
onderzoekers wordt vastgesteld dat er grote verschillen zijn tussen het formele beleid en
de uitvoering daarvan in de praktijk. Wat betreft de relatie tussen het beleid en het gebruik
van cannabis, kan op basis van onderzoek dat tot nu toe is gedaan, niet worden
aangetoond dat beleid van invloed is op het feitelijk gebruik van softdrugs. De
onderzoekers concluderen aanwijzingen te hebben dat van beleid niet of nauwelijks
remmende werking uitgaat. De Verenigde Staten, met een sterk restrictief beleid, kent
bijvoorbeeld meer cannabisgebruik dan Nederland, waar gebruik en bezit van softdrugs tot
op zekere hoogte worden gedoogd. Bovendien hebben veranderingen in beleid in
verschillende landen nauwelijks een waarneembaar effect gehad op cannabisgebruik. Dat
kan volgens de onderzoekers wellicht worden verklaard doordat hetgeen in de wet staat,
lang niet altijd door politie en justitie wordt toegepast. Ook andere effecten van het beleid
(criminaliseren en marginaliseren van gebruikers) zijn vrijwel niet bekend. De onderzoekers
concluderen dat meer inzicht nodig is om te kunnen vaststellen wat de werkelijke invloed
is van softdrugsbeleid op gebruik en gebruikers. In het kader van het Vijflandenplan wordt
thans de mogelijkheid van vervolgstudies besproken. Het doel van deze studies is met
name om (lokale) autoriteiten inzicht te geven in de effectiviteit van beleid en in het
oplossen van veelvoorkomende praktijkproblemen.
Onderzoek naar de effecten van cannabis met een hoog gehalte THC (de belangrijkste werkzame
stof). Er is nog weinig bekend over de relatie tussen de sterkte van cannabis en de
gezondheidseffecten daarvan (zie ook paragraaf 1.2). Het Criminologisch Instituut Bonger (UvA)
heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen de sterkte van cannabis, consumptiegedrag van
regelmatige gebruikers, en het optreden van afhankelijkheid. Gebruikers menen zelf de sterkte
van cannabis goed te kunnen beoordelen, maar bij laboratoriumanalyses van de betreffende
cannabis blijkt dit niet te stroken met de gevonden THC-gehaltes. Verder komt een positieve
samenhang naar voren tussen de sterkte van de cannabis die men bij voorkeur gebruikt en het
optreden van symptomen van (psychische) afhankelijkheid. De stijging van het THC-gehalte in
cannabis is in dit verband een zorgelijke ontwikkeling (zie paragraaf 1.2). Deze resultaten van
het onderzoek onderstrepen het belang van een actief ontmoedigingsbeleid, met name op het
gebied van preventie en behandeling. In een vervolgstudie is het doel om na te gaan wat de
effecten van cannabisgebruik met een hoger THC-gehalte zijn op een aantal fysiologische,
cognitieve en psychologische maten. Aan de hand van de uitkomsten kunnen uitspraken worden
gedaan over de gezondheidsrisico’s op de korte en wellicht ook op de lange termijn.
Acute gezondheidsschade. Het Instituut voor Verslavingsonderzoek (IVO) is een onderzoek
gestart om na te gaan in hoeverre afdelingen spoedeisende hulp van ziekenhuizen met acute
gezondheidsschade door drugsgebruik, waaronder cannabis, worden geconfronteerd. Dit jaar
worden de resultaten verwacht.
Relatie cannabis en psychische aandoeningen. In de NDM-achtergrondstudie is een overzicht
gegeven van de beschikbare kennis over het verband tussen gebruik van cannabis en psychische
symptomen en aandoeningen als psychotische verschijnselen en depressie. De conclusie is dat
er bij een kleine groep een mogelijk verband bestaat tussen cannabisgebruik en psychische
stoornissen, maar dat een oorzakelijke relatie nog niet vaststaat. De laatste tijd is er in de media
en onder deskundigen veel aandacht voor en discussie geweest over de aard van de relatie
tussen cannabisgebruik en psychische aandoeningen. Het Trimbos-instituut organiseert 25 mei
aanstaande een conferentie om de stand van zaken op dit gebied te bespreken.
Onderzoek naar dit vraagstuk vormt binnen het internationale cannabis onderzoeksprogramma
een separaat thema. Verder onderzoek naar de aard van dit verband krijgt hoge prioriteit. Voor
het blootleggen van een mogelijk oorzakelijk verband is longitudinaal onderzoek vereist, waarin
een cohort jongeren een aantal jaren wordt gevolgd. Het cohort moet voldoende groot zijn om.7
allerlei mogelijke verstorende variabelen (gebruik van andere drugs, psychiatrische aandoeningen
in de familie, bepaalde persoonlijkheidskenmerken etc.) te kunnen uitschakelen. Longitudinaal
onderzoek is echter kostbaar. Daarom wordt eerst nagegaan of aangesloten kan worden bij
lopende of op korte termijn te starten projecten.
Voorts geeft de NDM-achtergrondstudie een overzicht van de subacute en chronische gevolgen
van cannabisgebruik, zoals de effecten op cognitieve functies (leren, geheugen, aandacht). Ook
hiernaar zal in het kader van het Vijflandenplan nader onderzoek worden verricht.
De uitkomsten van alle genoemde onderzoekingen zullen worden geanalyseerd en gebruikt
worden bij het ontwikkelen van preventie- en behandelingsactiviteiten.
1.2. De stijging van het THC-gehalte in cannabis
Met de brief van de Staatssecretaris van VWS van 11 maart 2003 (GVM/2355062) heeft u het
rapport ‘THC-concentraties in wiet, nederwiet en hasj in Nederlandse coffeeshops (2001-2002)’
ontvangen. Uit dit rapport blijkt dat het gemiddelde percentage THC in alle cannabisproducten is
toegenomen. Inmiddels is gebleken dat de THC-gehalten van in Nederland geteelde
cannabisproducten het afgelopen jaar verder zijn gestegen.
Ontwikkeling gemiddeld THC percentage in cannabisproducten tussen 1999 en 2003
99/00 00/01 01/02 02/03
Nederwiet 8,6 11,3 15,2 18,0
Buitenl. wiet 5,0 5,1 6,6 6,2
Nederhasj 20,7 16,0 33,0 35,8
Buitenl. hasj 11,0 12,2 17,8 16,6
bron; Trimbos-instituut
De betrokken departementen hebben een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden van het
reguleren van het percentage THC. Er zijn verschillende opties bestudeerd:
a) regulering middels gecontroleerde teelt en distributie;
b) het plaatsen van cannabisproducten met een THC-gehalte boven een vastgestelde limiet
op Lijst I van de Opiumwet;
c) het toevoegen van een criterium “sterkte” aan de gedoogcriteria voor coffeeshops;
d) het stimuleren van de coffeeshopbranche om minder sterke cannabis aan te bieden
(zelfregulering).
Optie a) wordt als onhaalbaar beoordeeld, omdat cannabis hiertoe gelegaliseerd zou moeten
worden. Het Kabinet staat dit niet voor. De opties b) en c) worden in principe haalbaar geacht.
Naast andere nadelen, zijn er vanwege de controle op naleving hoge kosten aan deze opties
verbonden en zal er voldoende capaciteit bij de handhavingdiensten gecreëerd moeten worden.
Bij optie d) wordt een beroep gedaan op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de
coffeeshopbranche. De overheid heeft bij deze optie echter geen mogelijkheid om maatregelen af
te dwingen. De kans dat coffeeshophouders zelf maatregelen nemen om het THC-gehalte te
beperken, wordt als gering gezien.
Bij de beantwoording van de vraag of er maatregelen genomen moeten worden om het THC-gehalte
in cannabis te reguleren, en zo ja, welke, moeten de feitelijke risico’s van sterke
cannabis een belangrijke rol spelen. Om meer zicht te krijgen op mogelijke risico’s werd het
Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) gevraagd middels een
spoedprocedure een deskundigenoordeel uit te brengen.
Op basis van de beschikbare gegevens concludeert het CAM dat er in het algemeen niet of
nauwelijks extra risico's zijn verbonden aan het gebruik van cannabis met een 'hoger' THC-gehalte.
Wel is het zo dat er voor onervaren gebruikers mogelijk een licht verhoogd risico is. Het.8
CAM stelt dat goede voorlichting vanuit voorlichtende instanties en coffeeshops over deze
producten daarom nadrukkelijk gewenst is. Overigens kon het CAM zich slechts in zeer geringe
mate baseren op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Het oordeel is met name
gebaseerd op de deskundigheid van de leden. Het CAM stelt dan ook dat er adequaat
wetenschappelijk onderzoek nodig is ter onderbouwing van toekomstig beleid. Een aanzet
hiertoe wordt gegeven in het in opdracht van de minister van VWS verrichte onderzoek door het
Criminologisch Instituut Bonger (zie 1.1.3.) naar de relatie tussen de sterkte van cannabis en het
consumptiegedrag. Uit dit binnenkort te publiceren onderzoek komt naar voren, dat sterke
nederwiet in het algemeen de kans op meer gebruik en afhankelijkheid van cannabis lijkt te
vergroten. Dit blijkt echter niet voor alle gebruikers op te gaan. Naast gebruikers die de voorkeur
geven aan sterke cannabis zijn er ook die liever mildere soorten roken of hun rookgedrag
aanpassen.
Hoewel er thans geen aanwijzingen zijn dat het gebruik van sterke cannabis onaanvaardbare
risico’s met zich meebrengt, vindt het Kabinet de stijging van het THC-gehalte een zorgelijke
ontwikkeling. Het Kabinet wil daarom niet volstaan met de bovengenoemde intensivering van de
inspanningen op het gebied van voorlichting en preventie. Gezien de lacunes in het thans
beschikbare onderzoek over de risico’s van sterkere cannabis, zal het Kabinet daarom met
voorrang nieuw wetenschappelijk onderzoek naar deze risico’s laten uitvoeren. Indien uit
onderzoek zou blijken dat gebruik van cannabis met een hoog THC-gehalte leidt tot ernstige
gezondheidsrisico’s, dan zal het kabinet zich bezinnen op de consequenties voor het bestuurlijk
en strafrechtelijk beleid. In het uiterste geval zou, indien de risico’s vergelijkbaar zijn met die van
harddrugs, plaatsing van cannabissoorten met een zeer hoog THC-gehalte op Lijst I van de
Opiumwet het gevolg kunnen zijn..9
Hoofdstuk 2: Aanscherping handhaving cannabisbeleid
Het opstellen, regisseren en handhaven van het lokale cannabisbeleid is en blijft belegd bij het
lokale bestuur, dat hierbij binnen de door de rijksoverheid gestelde algemene kaders werkt. Bij
het ontbreken van lokaal beleid is het voor gemeenten moeilijk te sturen op de vestiging van
coffeeshops. Thans is het zo, dat vrijwel alle gemeenten een gemeentelijk cannabisbeleid
hebben geformuleerd 3 , waarin onder meer wordt bepaald of er wel of niet coffeeshops binnen
de gemeente gevestigd kunnen zijn, dan wel of er een afbouw van de aanwezige coffeeshops
(zogenaamd uitsterfbeleid) zal plaatsvinden.
Op gedoogde coffeeshops zijn de AHOJG-criteria 4 van toepassing. Indien coffeeshops deze
criteria naleven, wordt er niet strafrechtelijk en/of bestuurlijk opgetreden. Om ongewenste
neveneffecten van het cannabisbeleid te voorkomen is een strikte handhaving van onder meer
deze criteria noodzakelijk. In het Hoofdlijnenakkoord en in de nota ‘Naar een veiliger
samenleving’ (TK 2002-2003, 28684, nr. 1) heeft het Kabinet tevens aangekondigd ten aanzien
van het cannabisbeleid meer in algemene zin het handhavingsniveau te willen versterken en in
overleg te treden met gemeenten om coffeeshops in de buurt van scholen nog verder terug te
dringen en om de problematiek in de grensstreken aan te pakken. Langs welke wegen het
kabinet daartoe wil komen, wordt hieronder geschetst. Allereerst wordt de huidige staat van
handhaving en het beschikbare bestuurlijke instrumentarium bezien.
2.1. Handhaving gemeentelijk cannabisbeleid
Sinds 1999 wordt door het onderzoeksbureau Intraval jaarlijks een onderzoek uitgevoerd naar
het aantal gedoogde coffeeshops en naar het gemeentelijk cannabisbeleid. Dit jaar is daarbij voor
het eerst de handhaving van de AHOJG-criteria meegenomen 5 . Tevens is gekeken naar het
hanteren van een afstandscriterium van coffeeshops tot scholen en de landsgrens.
Uit het onderzoek blijkt dat, na een snelle daling in de jaren negentig, sinds 1999 het aantal
coffeeshops verder is gedaald van 846 tot 782 in 2002. In 100 van de 489 gemeenten zijn 1 of
meer coffeeshops gevestigd. 97% Van de gemeenten heeft een cannabisbeleid; 73% daarvan
kent een nulbeleid, dat wil zeggen dat coffeeshops niet worden toegelaten. Meer dan de helft
van alle coffeeshops bevindt zich in de vijf grootste gemeenten. Tweederde van alle gemeenten
met coffeeshops hanteert een afstandscriterium tot scholen (meestal minimaal 250 meter). Van
de 13 gemeenten met coffeeshops die aan de landsgrens liggen, hanteert één gemeente een
afstandscriterium tot de grens.
Wat betreft de ontwikkeling van het aantal coffeeshops heeft zich sedert de eerste schatting in
1997 een daling met 34% voorgedaan. Dit is een ontwikkeling die het kabinet van belang acht.
Een dergelijke reductie kan bijdragen aan de beheersbaarheid en de handhaving van het
coffeeshopsysteem.
Gemeenten oordelen over het algemeen positief over de AHOJG-criteria als instrument om de
verkoop van cannabis te reguleren. Alle onderzochte gemeenten met coffeeshops handhaven de
AHOJG-criteria. De meeste gemeenten hebben aan het cannabisbeleid een handhavingsbeleid
gekoppeld. Hoe en door wie er gehandhaafd wordt, kan per gemeente echter sterk verschillen.
Ook de sancties na overtreding van de criteria zijn niet uniform. Voorts blijkt dat niet alle
overtredingen van de AHOJG-criteria tot een bestuurlijke of strafrechtelijke sanctie leiden.
Handhaving van de H- (geen verkoop harddrugs) en J-criteria (geen verkoop onder de 18 jaar)
3 Intraval, Coffeeshops in Nederland in 2002 (juni 2003), toegezonden aan de Kamer bij brief d.d. 20 oktober, niet-dossierstuk,
nummer Just03109.
4 Het is verboden: te Afficheren, Harddrugs te verhandelen, Overlast te veroorzaken, Jeugdigen onder de 18 jaar in een
coffeeshop te laten of aan hen te verkopen en Grote hoeveelheden te verhandelen (niet meer dan 5 gram per transactie
per dag). Daarnaast is ook nog in de OM-richtlijnen opgenomen dat handelsvoorraad maximaal 500 gram mag bedragen.
5 Intraval, Coffeeshops in Nederland in 2002 (juni 2003), toegezonden aan de Kamer bij brief d.d. 20 oktober, niet-dossierstuk,
nummer Just03109.10
heeft bij gemeenten de prioriteit. In 2002 zijn vooral overtredingen waargenomen van het J-criterium,
gevolgd door het O-criterium (geen overlast). Overtredingen van het A- (geen
affichering) en het H-criterium zijn nauwelijks geconstateerd. Uit deze onderzoeksbevindingen
blijkt aldus dat harddrugs in coffeeshops nauwelijks worden aangetroffen.
Gemeenten hanteren naast de AHOJG-criteria ook extra criteria, bijvoorbeeld ten aanzien van de
afstand van coffeeshops tot scholen. Men geeft dan concreet aan om welke afstanden het gaat.
Voorts bepalen sommige gemeenten in welke wijken wel en in welke wijken geen coffeeshops
gevestigd mogen zijn.
2.1.1 Beschikbare bestuurlijke handhavingsinstrumenten
De artikelen 174a van de Gemeentewet en 13b van de Opiumwet geven gemeenten de
mogelijkheid op te treden tegen (drugs)panden. Tezamen dekken deze twee artikelen het
spectrum van besloten woonpanden en de voor het publiek toegankelijke gelegenheden waar
drugs worden verhandeld. De Wet Damocles, artikel 13b van de Opiumwet, is de belangrijkste
grond voor bestuurlijke sancties tegen coffeeshops. De meeste gemeenten hebben hun
handhavingsbeleid op dit artikel gebaseerd. In dit artikel is geregeld dat de burgemeester een
voor het publiek toegankelijk lokaal kan sluiten, indien er sprake is van handel in drugs, zowel
harddrugs als cannabis. Indien een coffeeshop zich niet houdt aan de AHOJG-criteria en
aanvullend gemeentelijk beleid, kan de burgemeester op grond van dit artikel bestuursdwang
toepassen en eventueel de coffeeshop sluiten. Dit artikel kan ook worden gebruikt om illegale
verkoop van drugs in voor het publiek toegankelijke lokalen tegen te gaan 6 .
In de meeste gemeenten moeten coffeeshops een horeca-exploitatievergunning hebben op grond
van de APV. Indien er sprake is van overtredingen van de vergunningvoorwaarden, kan de
burgemeester de vergunning intrekken. In het handhavingsbeleid van gemeenten worden de Wet
Damocles en de APV gezamenlijk toegepast. Dus wanneer er sprake is van overtreding, wordt
de coffeeshop gesloten en wordt de vergunning ingetrokken.
Indien er sprake is van verkoop en handel in drugs in een niet voor het publiek toegankelijk
lokaal, zoals woningen, schuren, garages, sociëteiten en dergelijke, kan gebruik gemaakt worden
van artikel 174a van de Gemeentewet, de zogenaamde wet Victoria. Daarmee heeft de
burgemeester de bevoegdheid de woning te sluiten, indien er sprake is van overlast door
gedragingen in de woning. Hierbij kan worden gedacht aan handel in drugs, maar ook andere
gedragingen die overlast met zich meebrengen kunnen aanleiding tot sluiting zijn.7
2.2. Intensivering handhaving
Uit het bovenstaande blijkt dat de handhaving van het cannabisbeleid, inclusief de handhaving
van de AHOJG-criteria binnen gemeenten voldoende aandacht heeft. Uit het oogpunt van
bestrijding van overlast zijn de resultaten over het algemeen bevredigend. Het kabinet ziet dan
ook, gelet op deze resultaten geen aanleiding om extra inzet te plegen op een verdere daling van
het aantal gedoogde coffeeshops dan wel om aanvullende criteria op te stellen, maar blijft de
ontwikkelingen jaarlijks kritisch volgen. Met betrekking tot bestaande handhavingsproblemen is
het belangrijk eerst te bezien of bestaande mogelijkheden intensiever gebruikt kunnen worden.
Het hele systeem hoeft daarmee niet op de helling. De commissie Michiels toonde in 1998 al
aan dat onvoldoende handhaving van regels door overheidsorganen niet het gevolg was van een
gebrek aan bevoegdheden of dwangmiddelen, maar eerder het resultaat was van matige
samenwerking.
Het Kabinet is van oordeel dat samenwerking en de controle op de naleving zeer belangrijk is,
evenals snelle actie na een geconstateerde overtreding.
6 Dit betreft alle gelegenheden die - al dan niet met enige beperking, zoals entreegeld - vrijelijk toegankelijk zijn. Daarbij
kan gedacht worden aan theehuizen, café’s, sappenbars, (afhaal-)restaurants, shoarmazaken en dergelijke, maar
daarnaast ook aan winkels, zoals de zogenoemde head-, smart- en growshops, en aan - tijdelijke - beurzen en
tentoonstellingsruimten.
7 Zie het evaluatieonderzoek van het SGBO van 2002 over artikel 13b Opiumwet en artikel 174a Gemeentewet.11
Voorts handhaaft het kabinet de scheiding tussen de verkoop van alcohol en de verkoop van
cannabis. Het bestuurlijk en strafrechtelijk gedoogbeleid betreffende de verkoop van cannabis
voor eigen gebruik blijft beperkt tot het karakter van de coffeeshop: een droge
horecagelegenheid.8 Belangrijke overwegingen hiervoor zijn dat de beperking van de verkoop tot
een specifieke bedrijfstak - de coffeeshop - de controleerbaarheid en de handhaafbaarheid
bevordert en een beperkter publiek wordt geconfronteerd met cannabis.
Daarnaast heeft het kabinet oog voor de ongewenste neveneffecten van het cannabisbeleid en
de problemen ten aanzien van handhaving. Daartoe doet het Kabinet hieronder een aantal
voorstellen om in samenwerking met onder meer gemeenten te komen tot:
. intensivering handhaving cannabisbeleid
. aanpak criminele uitwassen rondom coffeeshops
2.2.1 Intensivering handhaving en vormgeving gemeentelijk cannabisbeleid
Naast het vaststellen van het cannabisbeleid is ook het vaststellen van de wijze van handhaving
van belang. Beleid en handhaving van beleid gaan namelijk hand in hand. Ten behoeve van de
handhaving van het gemeentelijk vastgestelde cannabisbeleid zijn dan ook afspraken over de
handhaving door middel van een specifiek handhavingsarrangement en/of convenant onmisbaar.
Nog niet alle gemeenten kennen uitgewerkte handhavingsarrangementen en/of convenanten. Het
Kabinet ziet grote voordelen als gemeentelijk cannabisbeleid wordt gevoerd in combinatie met
dergelijke arrangementen. Zo kunnen daarin afspraken over het gecombineerd optreden van de
lokale driehoek (burgemeester, OM, politie) ten aanzien van onder meer de handhaving van
coffeeshops worden neergelegd, waardoor bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten
beter op elkaar kunnen worden afgestemd. De gemeente (burgemeester), politie en OM hebben
daarbij ieder eigen bevoegdheden op het terrein van handhaving.
Het handhavingsarrangement maakt inzichtelijk wanneer, door wie, met welk juridisch
instrumentarium en met welke consequenties wordt opgetreden als een coffeeshop zich niet
houdt aan de vergunningvoorwaarden. Een voordeel van deze aanpak is dat het beleid en de te
ondernemen stappen voor alle betrokkenen bij het lokaal drugsbeleid en voor de
coffeeshopexploitant duidelijk worden gemaakt. Dit maakt ook de juridische positie van de
gemeente bij handhaving sterker. Tevens maakt het inzichtelijk wat de consequenties zijn van
het (herhaald) overtreden van de lokale regels. Dergelijke afspraken, schriftelijk vastgelegd, zijn
tevens onmisbaar bij aanpalende problematiek van bedrijfsmatige illegale cannabisteelt (zie
hoofdstuk 4).
Het Kabinet is overigens verheugd te zien dat de intensivering van de handhaving op lokaal
niveau wordt gedeeld. De gemeenten Rotterdam, Amersfoort en Amsterdam hebben
bijvoorbeeld aangekondigd hun handhavingsbeleid aan te scherpen. Het kabinet is van mening
dat dit beleid landelijk navolging verdient, waarbij zij een stimulerende rol zal spelen.
2.2.2 Hanteren afstandsbepaling
In het kader van het ontmoedigingsbeleid, waarbij met name de bescherming van de jeugd
voorop staat, is de aanwezigheid van coffeeshops in de buurt van scholen ongewenst, ondanks
het feit dat jongeren onder 18 jaar niet in coffeeshops mogen komen. Het Kabinet is van mening
dat alle gemeenten in hun cannabisbeleid rekening moeten houden met de afstand tot scholen.
Met maatwerk in het lokale cannabisbeleid bepaalt de lokale overheid zelf hoe hieraan het beste
vorm kan worden gegeven. Hiervoor is op rijksniveau geen absolute bepaling te geven. Duidelijk
moet zijn dat het beleid gericht is op het tegengaan van de uitnodigende werking die
coffeeshops in de buurt van scholen kunnen hebben op jongeren.
Van belang is tevens de aanpak van het dealen van drugs op scholen. Het pilot project ‘No deal,
handleiding voor scholen voor de aanpak van dealen op school’ van het Trimbos instituut zal in
2004 worden opgenomen in het vaste pakket van het project De Gezonde School en
Genotmiddelen.
8 Dit beleid werd vastgelegd op 11 september 1996 in de Aanwijzing en Richtlijnen voor het opsporings- en
strafvorderingsbeleid en opnieuw vastgelegd bij de herziening van deze regelingen op 1 januari 2001..12
2.2.3 Aanpak niet-gedoogde verkooppunten
Uit informatie van gemeenten is naar voren gekomen dat gemeenten vooral nu de niet-gedoogde
verkooppunten willen aanpakken. Het Kabinet onderschrijft deze stellingname en wil ook met
kracht de niet-gedoogde verkooppunten bestrijden. Het Kabinet is van mening dat ook de wijze
van handhaving en afbouw van niet-gedoogde verkooppunten in het gemeentelijk cannabisbeleid
en in concreto in het handhavingsarrangement aan de orde behoren te komen, omdat de
problemen rondom de verkoop van cannabis zich voor een groot deel voordoen bij de niet-gedoogde
verkooppunten. In veel gemeenten zijn niet-gedoogde verkooppunten opgenomen in
het beleid. Echter daar waar dit nog niet het geval is, zal in het gemeentelijk cannabisbeleid en
het daarvan afgeleide handhavingsarrangement hieraan nog nadrukkelijker aandacht moeten
worden geschonken. Verder zal als gevolg daarvan ook meer capaciteit vrijgemaakt moeten
worden voor opsporing van en het bestuurlijk en strafrechtelijk optreden tegen niet-gedoogde
verkooppunten.
Het Kabinet onderkent dat er lastig grip te krijgen is op de niet-gedoogde verkooppunten. Dit
wordt mede veroorzaakt door het feit dat er nog te weinig zicht bestaat op aard en omvang van
niet-gedoogde verkooppunten. Hoewel een exacte telling – zoals jaarlijks ten aanzien van de
gedoogde coffeeshops wordt uitgevoerd - vanwege het karakter van deze verkooppunten niet
tot de mogelijkheden behoort, zal begin 2004 met een schattingsonderzoek meer inzicht in het
aantal en de aard van niet-gedoogde verkooppunten verkregen worden. Op basis van de
resultaten zal in overleg met gemeenten bezien worden of gekomen kan worden tot een
effectievere aanpak van deze verkooppunten.
2.2.4 Aanpassing beschikbaar instrumentarium
Daar waar niet alle bestaande mogelijkheden tot optreden en handhaven maximaal worden
gebruikt, spoort het kabinet gemeenten aan de mogelijkheden die eerder genoemde wetgeving
biedt intensiever in te zetten en toe te passen. Want als het gebruik van deze artikelen in het
cannabisbeleid en het daarvan afgeleide handhavingsarrangement is neergelegd en daardoor
duidelijk is voor een ieder, staat de overheid juridisch sterker en wordt duidelijk welk belang de
overheid hieraan hecht.
Uit het evaluatieonderzoek van de onder 2.1.1. genoemde handhavingsinstrumenten uit 2002 9
is gebleken dat deze goed werken, maar dat er wel enige knelpunten zijn, waardoor effectieve
handhaving en effectief optreden in de praktijk mogelijk belemmerd worden. Zo bestaat er
bijvoorbeeld behoefte aan een geabstraheerde invulling van het begrip overlast in artikel 174 van
de Gemeentewet. Ook doen zich knelpunten voor bij de toepassing van artikel 13b van de
Opiumwet betreffende de bewijslast dat er drugs worden verhandeld in een lokaal, alsmede dat
de aangetroffen drugs in een voor het publiek toegankelijk lokaal aanwezig zijn met het oog op
handel, en niet voor eigen gebruik. Het kabinet zal verder samen met gemeenten zoeken naar
oplossingen voor de knelpunten die zich in de praktijk voordoen.
2.2.5 Deelproject coffeeshops in het kader van Handhaven op Niveau
Om de tekorten in de handhaving aan te pakken stelde de toenmalige minister van Justitie
Korthals in mei 2000 de stuurgroep Handhaven op Niveau in, onder voorzitterschap van
burgemeester Welschen van Eindhoven. De stuurgroep heeft zich tot doel gesteld om in vijf jaar
de professionaliteit van en de samenwerking tussen handhavers verder te bevorderen.
Naast het stimuleren van programmatisch handhaven bij mede-overheden, behelst het
programma van de stuurgroep Handhaven op niveau ook projecten op verschillende
beleidsterreinen (onder andere milieu, prostitutie, brandveiligheid en leerplicht) waarin de nadruk
wordt gelegd op verbetering van samenwerking en professionaliteit. Deze projecten leveren
zogenoemde ’best practices’ voor overheden op. Eén van deze deelprojecten betreft
coffeeshops. Kortgeleden is in dit kader gestart met de inventarisatie van bestaande,
succesvolle handhavingsmethoden ten aanzien van coffeeshops. Deze ‘best practices’ zullen
worden getoetst en aangeboden aan gemeenten met coffeeshops en andere betrokkenen.
9 Zie het evaluatieonderzoek van het SGBO van 2002 over artikel 13b Opiumwet en artikel 174a Gemeentewet.13
2.2.6 Intensivering communicatie rondom handhaving
Het Kabinet bevordert dat gemeenten praktisch toepasbare informatie krijgen om de handhaving
zo goed mogelijk vorm te geven. Vanuit gemeenten is aangegeven dat er behoefte bestaat aan
meer duidelijkheid over handhavingsarrangementen. Door de gemeenten werd geopperd om
bijvoorbeeld verschillende handhavingsmodellen, inclusief de wijze van sanctioneren aan te
bieden. Het Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV) zal opdracht gegeven worden
deze instrumenten te ontwikkelen, samen met het steunpunt Handhavingsbeleid van de VNG.
Ook krijgt de uitvoering van het grote-stedenbeleid een extra impuls door het onlangs opgerichte
ondersteuningsteam (Expertteam) dat gemeenten gaat helpen op het terrein van veiligheid. Dit
expertteam bezoekt gemeenten en zal – waar gevraagd – ook adviseren op het punt van de
handhaving en bestrijding van de overlast.
2.3. Aanpak criminele uitwassen rond coffeeshops
Zoals bekend zijn er indicaties van betrokkenheid van criminelen bij coffeeshops. In sommige
plaatsen zou een malafide coffeeshopbranche hele straten opkopen en zich een economische
machtspositie verwerven. Voor de doelmatigheid van het cannabisbeleid, het draagvlak voor het
bestaan van coffeeshops en het imago van Nederland in het buitenland, is het van belang de
coffeeshopbranche zoveel mogelijk te vrijwaren van criminele invloeden.
De bestrijding van criminaliteit is niet de exclusieve verantwoordelijkheid van politie en justitie.
Ook het openbaar bestuur kan een bijdrage leveren aan voorkoming van de (georganiseerde)
criminaliteit. Aanpak van deze criminele uitwassen begint bij een bestuursrechtelijke, preventieve
aanpak.
Het Kabinet zal de navolgende maatregelen treffen.
2.3.1 Doorlichting
Het Kabinet zal de risico’s en kwetsbaarheden voor het (verder) doordingen van georganiseerde
criminaliteit in (onder meer) de coffeeshopbranche in kaart laten brengen met doorlichtingen in
Venlo en Amsterdam. Een eerste verkenning werd reeds uitgevoerd in Utrecht, waarmee meer
duidelijkheid verkregen werd over de kwetsbaarheid van deze sector voor de georganiseerde
misdaad. Deze doorlichtingen zullen ook informatie geven over de rol van de growshops.
Daarnaast wordt momenteel in een politieregio een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de
omvang van de betrokkenheid van criminele organisaties bij onder meer de coffeeshopbranche.
Deze onderzoeken zullen aanknopingspunten bieden voor de aanpak van de criminele uitwassen
in de coffeeshopbranche.
2.3.2 Handreiking Bestuurlijke Aanpak
Het Kabinet bevordert dat gemeenten inzicht krijgen in de bestuurlijke mogelijkheden om
georganiseerde criminaliteit in beeld te brengen en aan te pakken. In 2002 is reeds de
handreiking “Bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit: ongewoon gewoon” 10
ontwikkeld. In overleg met het Informatiepunt Lokale Veiligheid (een samenwerkingsverband van
BZK, Justitie en de VNG) wordt bezien hoe deze handreiking en de daarin opgenomen
instrumenten beter onder de aandacht van de gemeenten kan worden gebracht. Bovengenoemde
handreiking geeft aan hoe gemeenten zelf hieraan iets kunnen doen, naast de strafrechtelijke
aandacht die er voor dit onderwerp is. Deze aanpak kan tevens gezien worden als een
voortraject voor een eventuele toepassing van het BIBOB-instrumentarium. De ervaringen van
het Van Traa-team zijn hier relevant. De activiteiten daarvan worden thans geëvalueerd.
2.3.3 Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (BIBOB ) .Het Kabinet zal bevorderen dat gemeenten optimaal gebruik maken van het BIBOB-instrumentarium
bij de vergunningverlening aan coffeeshops. Hierbij gaat het zowel om de eigen
activiteit van gemeenten als om het daadwerkelijk indienen van een BIBOB-adviesaanvraag bij
10 SGBO, onderzoeks- en adviesbureau van de VNG.14
het bureau BIBOB. Coffeeshops zijn doorgaans aan een vergunningplicht op grond van de APV
onderworpen. Bij besluit BIBOB zijn coffeeshops aangewezen als een voor
organisatiecriminaliteit kwetsbare branche waarbij het zware instrumentarium van de wet
BIBOB, die 1 juni 2003 volledig in werking is getreden, toegepast mag worden. Hierdoor hebben
gemeenten een duidelijke wettelijke basis om op grond van vermoedelijk gevaar van misbruik de
coffeeshopvergunning te weigeren of een reeds afgegeven vergunning in te trekken. In overleg
met de VNG zal het Kabinet erop aandringen dat gemeenten bij het cannabisbeleid gebruik
maken van de mogelijkheden die BIBOB biedt. Het is in dit verband essentieel dat gemeenten
voor zowel nieuwe aanvragen als bestaande coffeeshopvergunningen een beleidslijn opstellen.
Bij het bureau BIBOB is een helpdesk ingericht waar gemeenten met vragen over de toepassing
van de wet BIBOB terecht kunnen. Ook kunnen gemeenten bij het bureau BIBOB het handboek
BIBOB opvragen, waarin ook aandacht is besteed aan de mogelijkheden van BIBOB bij
coffeeshops.
2.3.4 Wet politieregisters
Het Kabinet zal knelpunten bij de toepassing van de Wet politieregisters wegnemen. Knelpunten
kunnen zich in de praktijk voordoen omdat de verstrekking van gegevens uit politieregisters aan
derden is voorbehouden aan in de wet dan wel bij algemene maatregel van bestuur, uitdrukkelijk
aangewezen personen en instanties die met een publieke taak zijn belast. De politie werkt op
lokaal niveau echter samen met partners die niet zijn opgenomen in de Wet of het Besluit
politieregisters. Bij brief van 13 juni 2003 (TK 2002-2003, 28600 VI, nr. 134) bent u reeds
geïnformeerd over de voornemens tot herziening van de Wet politieregisters. De herziening is
onder meer gericht op de verruiming van de wettelijke mogelijkheden tot verstrekking van
persoonsgegevens door de politie. Voorgesteld wordt het gesloten verstrekkingenregime in de
wet te vervangen door een meer open regime. In de wet wordt ruimte geschapen om op lokaal
niveau aan de hand van bepaalde criteria, indien sprake is van een zwaarwegend algemeen
belang, een regeling te treffen voor verstrekkingen die nodig zijn in het kader van een
samenwerkingsverband met derden. Daarnaast zullen in de wet criteria worden opgenomen voor
incidentele verstrekkingen. Door deze aanpassingen zal de verstrekking van politiële gegevens in
het kader van de bestuurlijke aanpak van (georganiseerde) criminaliteit worden vereenvoudigd..15
Hoofdstuk 3: Coffeeshoptoerisme
3.1. Problematiek
Ondanks in het verleden genomen maatregelen, is het coffeeshoptoerisme onverminderd hoog.11
Op twee terreinen heeft dit ongunstige implicaties die het beleid – vanuit het perspectief van de
openbare orde en veiligheid - en het draagvlak voor het beleid ondergraven. Ten eerste
veroorzaakt coffeeshoptoerisme overlast en openbare-ordeproblemen in met name de
grenssteden. Deze overlast is van een andere aard dan die optreedt bij horecavestigingen in het
algemeen. Het heeft vooral te maken met de omvang en onbeheersbaarheid van de
bezoekersstroom uit het buitenland, het ontstaan van niet-gedoogde verkooppunten – doordat
het aantal coffeeshops te beperkt is om aan de buitenlandse vraag te voldoen - en daarmee
samenhangende criminaliteit, en toenemende gevoelens van sociale onveiligheid. Door de grote
buitenlandse vraag is de verkoop van cannabis een winstgevende aangelegenheid, wat een
aanzuigende werking heeft op de (georganiseerde) criminaliteit.
Ten tweede ondervindt het cannabisbeleid al geruime tijd kritiek van met name onze buurlanden,
wat een negatieve invloed heeft op onze buitenlandse betrekkingen. Coffeeshops kunnen
bijdragen aan de smokkel van kleine hoeveelheden cannabis door drugstoeristen. De strekking
van de kritiek van vooral Duitse zijde is dat Nederland hierdoor niet aan haar internationale
verplichtingen, in het bijzonder de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, voldoet. Los van de
vraag of dit zo is en ondanks het feit dat een stelsel van open grenzen beperkingen stelt aan de
aanpak van het drugstoerisme, acht het Kabinet het noodzakelijk - juist om het cannabisbeleid te
kunnen handhaven - maatregelen te nemen om het coffeeshoptoerisme en de met
coffeeshoptoerisme samenhangende drugssmokkel tegen te gaan. De Raadsverklaring bij het
Kaderbesluit Illegale Drugshandel 12 geeft hier verdere aansporing toe aan alle lidstaten van de
Unie.
3.2. Maatregelen inperking coffeeshoptoerisme
Coffeeshoptoerisme, aantasting van onze internationale relaties en in sommige gevallen de
openbare orde zijn redenen om nadere maatregelen te treffen. Gemeenten met coffeeshops en
coffeeshoptoerisme hebben een extra verantwoordelijkheid die verder gaat dan alleen de
bestrijding van overlast.
Het Kabinet acht het daarom geboden dat in samenwerking met de gemeenten die het aangaat
tenminste drie soorten maatregelen worden genomen:
- nadere regelgeving;
- aanpak van niet-gedoogde verkooppunten;
- praktische samenwerking met het buurland om de toestroom van coffeeshoptoeristen
tegen te gaan.
3.2.1 Regelgeving
Aanwending van de bevoegdheden krachtens artikelen 121 en 174 van de Gemeentewet 13 biedt
gemeenten een instrument om de aantasting van de openbare orde of van het woon- en
leefklimaat door (de toestroom van klanten naar) coffeeshops aan te pakken. Het Kabinet zal in
overleg met gemeenten treden over de invulling van de weigerings- of intrekkingsgrond van de
11 Door vorige Kabinetten werden al maatregelen getroffen, zoals de reductie van de maximum transactiehoeveelheid
van 30 naar 5 gram en de geleidelijke vermindering van het aantal coffeeshops (van 1179 in 1997 naar 782 in
2002) .Uit de studie van D.J. Korf e.a., Coffeeshops, Jeugd & Toerisme (2001), p. 86, blijkt dat het coffeeshoptoerisme
niet is afgenomen.
12 Kaderbesluit betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare
feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel.
13 Art. 121 van de Gemeentewet geeft een posterieure bevoegdheid om nadere regels te stellen en art. 174 van deze
wet belast de burgemeester met het toezicht op onder meer voor het publiek openstaande gebouwen en de uitvoering
van verordeningen die op dit toezicht betrekking hebben..16
horeca-expoitatievergunning “ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat” (door
aanwezigheid van de coffeeshop). In het handhavingsarrangement of de toelichting van de APV
kan dit worden neergelegd. Zo nodig zal hiertoe het overlastcriterium in de AHOJG-criteria
ruimer worden gedefinieerd in de Aanwijzing Opiumwet. Dit zal op zodanige wijze moeten
gebeuren dat zal worden ingegrepen als de aanwezigheid van grote groepen personen voor de
coffeeshop en/of het ontstaan van verkeer en parkeeroverlast ten gevolge van de aanwezigheid
van een coffeeshop, leidt tot aantasting van de openbare orde en veiligheid of het woon- en
leefklimaat.
Met als uitgangspunt dat het cannabisbeleid een beleid is dat lokaal ingevuld dient te worden,
zal het Kabinet in overleg met gemeenten treden over de aanpassing van gemeentelijke
regelgeving en beleidsregels. Inzet van het Kabinet is om de massaliteit van de stroom
coffeeshoptoeristen een grond te laten zijn om tot intrekking van de vergunning of weigering
van de verlening ervan over te gaan. Te denken valt voorts aan beperking van de klandizie en
beperking van openingstijden, zoals sluiting in het weekend en/of op koopavonden. Ook zal in
overweging worden genomen om een maximaal toegestane handelsvoorraad te verbinden aan
een maximaal per dag te verkopen hoeveelheid. Gemeenten en de lokale branche zullen hierover
concrete afspraken moeten maken. Oogmerk is een beperkte, regionale klantenkring van de
coffeeshops. Gemeenten bepalen daartoe hoeveel shops nodig zijn voor het accommoderen van
de vraag in dit gebied. De wijze van toepassing van het hierboven beschreven instrument en de
sancties zouden onderdeel moeten zijn van het handhavingsarrangement. Daarbij is het goed om
op te merken dat het criterium voor optreden niet een enkele coffeeshoptoerist als zodanig is,
maar bijvoorbeeld wel de massaliteit van klandizie die door dit toerisme kan zijn veroorzaakt of
illegale activiteiten van dealers en drugsrunners rond coffeeshops, of het hebben van een
klantenkring die geheel of grotendeels uit coffeeshoptoeristen bestaat.14
Met het oog op een regionalisering van de klantenkring zal tegelijkertijd onderzocht worden op
welke wijze coffeeshophouders kunnen bewerkstelligen dat verkoop aan niet-ingezetenen tot
een minimum wordt teruggebracht. Hieraan zal door middel van een experiment in de gemeente
Maastricht nader gestalte worden gegeven. Uiteraard zal een verkoopbeperking slechts worden
ingevoerd indien blijkt dat eerdergenoemde maatregelen onvoldoende effect sorteren in het
terugdringen van het coffeeshoptoerisme en de daarmee samenhangende overlast en smokkel en
indien het experiment in Maastricht het beoogde effect sorteert.
3.2.2 Aanpak niet-gedoogde verkooppunten
In aanvulling op paragraaf 2.2.3 van deze bijlage, dient te worden benadrukt dat in het kader
van het cannabistoerisme ook veel aandacht moet zijn voor het tegengaan van niet-gedoogde
verkooppunten. Een stringenter beleid zal kunnen leiden tot uitwijkgedrag naar dergelijke punten.
Het Kabinet vindt dat ook de inzet van politie en justitie, naast die van de gemeenten, juist in de
grensgebieden erop gericht moet zijn om niet-gedoogde verkooppunten op te sporen en aan te
pakken. Er zal hieraan in de betreffende regio’s via handhavingsarrangementen beleidsprioriteit
moeten worden gegeven, wil de aanpak hiervan slagen.
De aanpak van de gemeente Rotterdam (Alijda) en Venlo (Hektor) is een voorbeeld van
geslaagde samenwerking van de verschillende partners in de bestrijding van niet-gedoogde
verkooppunten en daarmee samenhangende overlast.
Geïnventariseerd zal worden welke knelpunten er zijn in de toepassing van artikel 13b Opiumwet
en/of 174a Gemeentewet bij de aanpak van niet-gedoogde verkooppunten. Indien uit deze
inventarisatie blijkt dat drugshandel uit niet voor het publiek toegankelijke panden niet op
effectieve wijze met dit instrumentarium kan worden aangepakt, zal bezien worden of wijziging
van artikel 174a Gemeentewet dan wel 13b Opiumwet tot de mogelijkheden behoort.
3.2.3 Operationele samenwerking en grensoverschrijdende aanpak drugssmokkel
Het Kabinet is voornemens de grensoverschrijdende aanpak van drugssmokkel te stimuleren. De
wederzijdse verantwoordelijkheid voor de aanpak van drugstoerisme wordt benadrukt in de
Raadsverklaring bij het Kaderbesluit Illegale Drugshandel. Het Kabinet zal derhalve op basis van
lopend overleg met de buurlanden meer operationele politiesamenwerking opzetten - in het
14 Zie “Coffeeshop weert zuinige Hollanders”, De Telegraaf, 26 november 2003..17
verlengde van en vooruitlopend op de verdragen die terzake met onze beide buurlanden worden
voorbereid om onder meer de politiesamenwerking in de grensstreek te vergemakkelijken en te
bevorderen, teneinde ook de problematiek van het coffeeshoptoerisme beter te kunnen
aanpakken. Gedacht wordt onder meer aan het gezamenlijk surveilleren van Nederlandse, Duitse
en Belgische politiefunctionarissen, zoals dat in het kader van de overlastbestrijding door
uitgaande jeugd thans reeds succesvol plaatsvindt in Renesse en in het kader van Hazeldonk
met Franse politiefunctionarissen. In het kader van het verdrag dat in voorbereiding is met
Duitsland zullen tevens de mogelijkheden tot het scheppen van wederzijdse bevoegdheden van
politiefunctionarissen bezien worden.
Als operationeel samenwerkingsverband van Nederland, België, Frankrijk en Luxemburg,
waarmee drugsrunners aangepakt en drugs onderschept worden levert het Hazeldonkproject
een positieve bijdrage aan het terugdringen van de smokkel. Het project heeft als bijkomend
positief aspect dat het drugstoerisme niet meer wordt ervaren als een eenzijdig Nederlands
probleem. De Hazeldonk-activiteiten worden inmiddels uitgebreid naar een breder gebied langs
de gehele zuidgrens. Inzet is om een gelijksoortig project in samenwerking met Duitsland op te
zetten. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan de regio rond Venlo.
Smokkel van cannabis door drugstoeristen wordt niet alleen veroorzaakt door het aanbod in
coffeeshops, maar komt ook door de vraag in de ons omringende landen. Hoewel het
verminderen van de vraag een nationale aangelegenheid is, is samenwerking op het gebied van
preventie en behandeling eveneens van belang. Hieraan wordt nadere uitwerking gegeven in het
Vijflandenplan (hoofdstuk 1). Ook in EU-verband en bilateraal zal Nederland aandacht vragen
voor het belang van vraagvermindering.
Lokale initiatieven die de grensoverschrijdende aanpak van drugsmokkel bevorderen, zoals het
recent gestarte Bureau Euregionale Samenwerking (een justitieel samenwerkingsverband in de
provincie Limburg en haar Belgische en Duitse grensregio’s ter bevordering van de bestrijding
van grensoverschrijdende criminaliteit) worden aandachtig gevolgd en waar mogelijk
ondersteund.
3.2.4 Overige maatregelen
Affichering via internet
Het Kabinet zal de aanpak van affichering via internet bevorderen. Uit onderzoek komen
indicaties naar voren dat in grenssteden buitenlandse toeristen ‘gelokt’ zouden worden via
advertenties van gedoogde coffeeshops op internet.15 Dit is in strijd met het afficheringsverbod
van artikel 3b van de Opiumwet. Tevens kunnen deze websites schadelijk zijn voor de
beeldvorming van ons land in het buitenland. Zoals al eerder is aangekondigd, zullen de OM-richtlijnen
ten aanzien van het afficheringsverbod mede naar aanleiding van de uitkomsten van
het onderzoek ‘drugs en internet’ nader worden toegespitst op het internet, waarmee ook de op
het buitenland gerichte affichering van en/of door coffeeshops beter aangepakt kan worden.16
Gebleken is dat het bij sommige gemeenten onduidelijk is hoe moet worden opgetreden tegen
affichering via internetsites. 17 Het Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV) zal een
praktische handreiking over de aanpak van affichering via internet aan gemeenten verstrekken.
Hanteren afstandsbepaling
Het Kabinet is van mening dat coffeeshops niet te dicht bij de grens mogen worden gevestigd
om negatieve beeldvorming in het buitenland tegen te gaan. Een afstandsbepaling, neer te
leggen in het gemeentelijke cannabisbeleidsplan, kan het bestuurlijke kader zijn om dit vorm te
geven (zie eveneens hoofdstuk 2). Hiertoe zal overlegd worden met de betreffende
grensgemeenten.
15 Intraval, Aantal Coffeeshops en Gemeentelijk Beleid (2003), p. 29
16 TK 2002-2003, 24077 nr. 111.
17 Intraval, Aantal Coffeeshops en Gemeentelijk Beleid (2003), p. 29.18
Hoofdstuk 4: Teelt van cannabis
De intensivering van de aanpak van de (huis)teelt van cannabis, die is aangekondigd in de
eerdergenoemde brief van 11 juni 2003 (TK 2002-2003, 24077, nr. 120), sluit aan bij de
voornemens in het Veiligheidsprogramma van oktober 2002 (TK 2002-2003, 28684, nr. 1). Hier
wordt aangegeven langs welke lijnen wordt gewerkt om deze problematiek aan te pakken.
4.1. Problematiek cannabisteelt
De teelt van hennep in Nederland is omvangrijk. Wat ooit begon als teelt voor eigen gebruik,
waarbij een eventueel surplus aan de coffeeshops werd geleverd, lijkt te zijn uitgegroeid tot
bedrijfsmatig opgezette kwekerijen op zolders, in kelders en aparte bedrijfsruimten. Er wordt ook
verondersteld dat een aanzienlijk deel van de Nederlandse cannabisproductie is bestemd voor
export naar het buitenland. Deze veronderstelling kan echter niet worden gestaafd met
omvangrijke inbeslagnames van Nederlandse cannabis in het buitenland. Bovendien lijkt er
sprake te zijn van grootschalige betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit. Hennepteelt
leidt voorts tot stank en overlast voor de buurt, brandgevaar, aantasting van woningen en heeft
daardoor verregaande verloedering van met name achterstandswijken tot gevolg. In veel
gevallen lijkt sprake te zijn van intimidatie van bewoners en corruptie. Bovendien wordt misbruik
van het stelsel van sociale voorzieningen uitgelokt, nu steeds vaker blijkt dat ontvangers van
uitkeringen een veelvoud van hun uitkering “bijverdienen” met thuisteelt van hennep. Ten slotte
leidt het illegaal aftappen van stroom tot een grote schadepost voor elektriciteitsbedrijven. Uit
de resultaten van de meldlijn ‘Meld Misdaad Anoniem’ is gebleken dat de helft van de meldingen
op jaarbasis gaat over drugshandel en dan vooral over cannabisteelt. Ook dat maakt duidelijk dat
dit delict voor veel mensen een belangrijk probleem is, en dat zij verwachten dat de overheid
optreedt. Dit onderstreept naar de mening van het Kabinet het belang van optreden tegen
dergelijke delicten.
Tegen deze achtergrond acht het Kabinet het van groot belang dat de bedrijfsmatige
cannabisteelt met kracht wordt aangepakt. De aanpak zal langs twee met elkaar
samenhangende sporen lopen; bestuurlijk en strafrechtelijk. De bestuurlijke aanpak -
gecoördineerde en geïntegreerde samenwerking tussen lokaal bestuur en instanties als
woningbouwcorporaties, sociale dienst, belastingdienst en energiebedrijven - zal in de eerste
plaats gericht zijn op het tegengaan van de directe overlast van de teelt, zoals die door burgers
en bedrijven wordt ervaren. Het strafrechtelijk optreden zal tevens gericht zijn op de
achterliggende criminele organisaties.
Het succes van een dergelijke integrale benadering is in grote mate afhankelijk van de inzet van
lokale autoriteiten. In verschillende gemeenten, zoals Maastricht, Helmond en Eindhoven, wordt
de hennepteelt daadkrachtig aangepakt.
Het Kabinet is van mening dat de aanpak van deze hierboven geschetste problematiek krachtig
ter hand moet worden genomen en zal onderzoeken of de huidige wettelijke mogelijkheden
voldoende zijn. Hiertoe zal allereerst de wet Victor worden geëvalueerd. Verder kan nog gedacht
worden aan de verruiming van gemeentelijke controlebevoegdheden ten behoeve van de aanpak
van de illegale teelt.
4.2. Bestuurlijke en strafrechtelijke aanpak
4.2.1 Gemeenten
Gemeenten hebben ook met het bestemmingsplan juridische mogelijkheden om
bestuursrechtelijk op te treden. Bij constatering van bedrijfsmatige teelt in een pand dat als
bestemming wonen heeft, kan de gemeente op grond van de Gemeentewet optreden door het
toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom.
Steeds vaker wordt op lokaal of regionaal niveau overlegd over de aanpak van hennepkwekerijen
en worden acties gecoördineerd. Hierbij kunnen betrokken zijn: gemeente (verschillende
afdelingen, waaronder bouw- en woningtoezicht), politie, het OM, energiebedrijf,.19
belastingdienst, woningcorporaties en sociale dienst. Bij het vermoeden van een kwekerij wordt
dat gemeld aan een centraal punt, de hele keten wordt ingelicht en iedere instantie opereert in
de actie vanuit de eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheden. De regie voor een dergelijke
aanpak ligt bij de gemeenten. Ook worden handhavingsarrangementen opgesteld en/of
convenanten afgesloten om de gemaakte afspraken vast te leggen. Ter toelichting enkele
voorbeelden.
In Eindhoven hebben gemeente, politie, justitie, energiebedrijf en woningcorporaties in mei 2003
een convenant gesloten om de hennepteelt in woningen aan te pakken. De partijen hebben
afgesproken dat ze bij een vermoeden van hennepteelt elkaar onverwijld waarschuwen, waarna
politie en justitie hard optreden. Het energiebedrijf sluit de stroom af als blijkt dat die illegaal is
afgetapt. Huurders lopen het risico dat de corporaties de huur opzeggen. De politie probeert ook
de andere gemeenten in Zuidoost-Brabant bij de gezamenlijke aanpak te betrekken.
De gemeente Helmond heeft een beleidsstuk ‘Aanpak hennepteelt in woningen Helmond’
opgesteld. Er vindt afstemmingsoverleg plaats tussen gemeente, politie, justitie, energiebedrijf
en woningcorporaties waarin ervaringen worden uitgewisseld en afspraken worden gemaakt,
onder meer over de gezamenlijke aanpak en over de herhuisvesting van uitgezette huistelers.
Deze geïntegreerde aanpak, waarbij gemeente, politie, justitie, energiebedrijf, woningcorporaties,
belastingdienst en sociale dienst betrokken kunnen zijn, verdient landelijk navolging. Met deze
aanpak wordt de pakkans van de teler vergroot en neemt de effectiviteit van het beleid toe.
Tevens zal van een geïntegreerde aanpak een afschrikwekkende werking uitgaan doordat zowel
civielrechtelijke als strafrechtelijke sancties kunnen worden opgelegd. De teler kan uit zijn
woning gezet worden en/of de woning kan worden gesloten. Ook kan een naheffing voor
gestolen stroom opgelegd worden, kan een eventuele uitkering gekort of teruggevorderd
worden, kan belasting nageheven worden voor niet opgegeven inkomsten, en kan de
milieupolitie proces-verbaal opmaken voor ontbrekende vergunningen.
Het Kabinet is van mening dat deze aanpak een vast agendapunt moet zijn binnen de lokale
driehoek. Gemeenten kunnen hun bestuursrechtelijke handhaving stimuleren en intensiveren
door als gemeente prestatieafspraken aan te gaan met private partijen door het sluiten van
convenanten. Dergelijke afspraken, schriftelijk vastgelegd, zijn tevens onmisbaar bij aanpalende
problematiek van bedrijfsmatige illegale cannabisteelt. Zoals eerder gesteld zal het Kabinet
afspraken maken met gemeenten dat waar nodig dergelijke prestatieafspraken daadwerkelijk
worden gemaakt. Deze ontwikkeling kan worden bevorderd, bijvoorbeeld door seminars te
organiseren over best practices tussen op dit terrein actieve of geïnteresseerde gemeenten. Het
Rijk zal dit onder meer door middel van het project Handhaven op Niveau faciliteren.
4.2.2 Woningcorporaties
Het Kabinet zal woningcorporaties stimuleren om bedrijfsmatige teelt van hennep in
huurwoningen tegen te gaan. De politie kan de informatievoorziening richting
woningbouwcorporaties faciliteren op basis van artikel 16, tweede lid, WPR. Wanneer
bedrijfsmatige teelt van hennep wordt geconstateerd in een huurwoning kan de
woningbouwcorporatie maatregelen tegen de bewoner treffen. In 2002 heeft de overkoepelende
organisatie van woningcorporaties Aedes haar leden aanbevolen in de huurovereenkomst
uitdrukkelijk te vermelden dat het telen van hennep verboden is en dat het kan leiden tot
beëindiging van de huurovereenkomst.
Uit recente jurisprudentie blijkt dat als er sprake is van bedrijfsmatig kweken van hennep, de
huurder de woonruimte aan haar bestemming onttrekt, op grond waarvan het huurcontract kan
worden ontbonden. Ook het niet-bedrijfsmatig kweken van hennep kan leiden tot ontbinding van
de huurovereenkomst. Dan moet er wel sprake zijn van een overlastgevende situatie.
Woningbouwcorporaties kunnen ook bepalen dat na ontbinding van de huurovereenkomst
vanwege hennepteelt, gedurende een periode van vijf jaar niet aan de henneptelende huurder
een woning zal worden verhuurd.
4.2.3 Belastingdienst
De Belastingdienst heeft ook in het verleden bijdragen geleverd aan de overheidsbrede aanpak
van drugsgerelateerde problemen (Alijda in Rotterdam en Hektor in Venlo). Legale maar ook.20
illegale inkomsten zijn onderworpen aan de belastingheffing, dus ook inkomsten uit de teelt van
cannabis. De Belastingdienst kan in het geval van hennepteelt niet-opgegeven inkomsten
naheffen. Indien een ontnemingsvordering wordt ingesteld en geëffectueerd komt het bedrag
van die ontneming in mindering op de voor de belastingheffing in aanmerking te nemen
inkomsten. Het resultaat hiervan is dat er in de gevallen waarin wordt ontnomen veelal weinig te
heffen overblijft.
In gevallen waarin door de politie hennepkwekerijen worden aangetroffen zal door het OM met
de Belastingdienst worden overlegd over het al dan niet samenlopen van het ontnemingstraject
en het proces van het opleggen en invorderen van belastingaanslagen.
4.2.4 Politie en Justitie
Het Kabinet zal een integrale en efficiënte aanpak bevorderen van criminele organisaties. De
strafrechtelijke opsporing en vervolging in het kader van de handhaving van de Opiumwet is een
verantwoordelijkheid van justitie en politie. Met de nota “Het pad naar de achterdeur” (TK1999-
2000, 24 077 nr. 75) is een intensivering van de aanpak van de teelt in gang gezet. Deze
aanpak zal met onderstaande aanpassingen worden voortgezet. Dat het hier gaat om criminele
handelingen die een grote impact hebben op de directe omgeving maakt voortzetting van deze
praktijk van ontmantelingen, inbeslagname, vernietiging van de oogst en strafrechtelijke
afdoening (de zogenaamde korte klappen) noodzakelijk. De per 1 maart 2003 in werking
getreden Aanwijzing voor de opsporing van het OM dient daarbij als uitgangspunt. De in het
Landelijk Kader met de regiokorpsen gemaakte afspraken om – oplopend naar 2006 - 40.000
extra zaken met een bekende dader aan te leveren om het niveau van de opsporing te verhogen,
zal ook van betekenis zijn bij de handhaving van de cannabisteelt. Van belang is hierbij dat een
goed evenwicht wordt gevonden tussen de praktijk van de korte klappen en de langdurige
onderzoeken naar criminele organisaties. Het OM heeft een verkennende studie verricht naar de
betrokkenheid van criminele organisaties bij de teelt van cannabis in Nederland. Uit deze analyse
blijkt onder meer dat de aanpak door de politie gedomineerd wordt door korte klappen,
voortkomend uit het reageren op meldingen van overlast. Verschillende politiekorpsen ervaren de
capaciteit die wordt ingezet voor korte klappen als een te eenzijdige, arbeidsintensieve en weinig
effectieve aanpak.
Vanwege de zware wissel die de korte klappen en de langdurige onderzoeken naar criminele
organisaties op de capaciteit van politie en justitie trekken, is samenwerking tussen de
verschillende instanties en diensten op lokaal niveau van groot belang. Met een verbeterde
geïntegreerde samenwerking op lokaal niveau in navolging van Eindhoven, Helmond en een
aantal andere gemeenten, zal minder druk op de capaciteit van politie en justitie worden gelegd
door een effectieve taakverdeling en door de bundeling van informatie. De vrijgekomen politie-
en justitiecapaciteit kan ingezet worden voor een intensivering van de aanpak van
achterliggende criminele organisaties. Omdat ook het opruimen van hennepkwekerijen een
behoorlijk beslag legt op de beschikbare politiecapaciteit, wordt bezien of deze uitbesteed kan
worden aan andere partners, zoals de milieudienst van de gemeente, of dat de kosten verhaald
kunnen worden op de teler. Een enkele gemeente voert momenteel een experiment uit met het
door de thuisteler zelf laten ontruimen van de hennepkwekerij. Wanneer bij een woning een
kwekerij wordt aangetroffen, zorgt de politie ervoor dat de hennep niet meer bruikbaar is door
de toppen van de planten te verwijderen. Vervolgens wordt aan de hennepteler opgedragen de
planten en kweekapparatuur op te ruimen, waarbij de kweker de verwijderingskosten zelf moet
betalen. Aan de officier van justitie wordt gemeld of de teler heeft meegewerkt aan de
ontruiming. Het meewerken van de teler aan het opruimen kan aldus doorwerken in de strafeis.
Indien dit experiment effectief blijkt te zijn, zal dit landelijk navolging krijgen.
Gelijksoortige ‘best practices’ ten aanzien van de opsporing- en vervolging van hennepteelt
zullen in 2004 met het project Handhaven op Niveau worden geïnventariseerd.
4.2.5 Aanpak van criminele organisaties
Uit de verkennende studie van het OM blijkt dat criminele samenwerkingsverbanden of criminele
organisaties die zich met hennepteelt bezighouden grofweg te onderscheiden zijn in organisaties
die zich richten op het faciliteren van de teelt in woningen, en in organisaties die een grote
plantage opzetten in bijvoorbeeld een bedrijfspand, kas of boerenschuur. Het eerste type
organisaties is lokaal gericht, terwijl bij het tweede type zich organisaties voordoen die bij een.21
intensivering van de opsporing hun activiteiten vrij gemakkelijk verplaatsen naar een andere
regio. Beide typen organisaties richten zicht vrijwel uitsluitend op cannabisteelt. Voor het
bestaan van grote landelijk opererende criminele organisaties die zich voornamelijk met
cannabisteelt bezighouden zijn vooralsnog geen aanwijzigingen gevonden.
De aanpak van het eerste type organisatie is een zaak van de regionale politiekorpsen.
Verbetering van de informatie-uitwisseling over acties tegen thuistelers vanuit het politiedistrict
- dat meestal dit soort acties uitvoert – naar het rechercheniveau van de regio kan de aanpak
van dit type organisaties verbeteren. Voor de aanpak van het tweede type organisaties zullen
naast de regiokorpsen ook de Bovenregionale Teams (BRTs) ingezet kunnen worden. Overigens
zal ook de Nationale Recherche een aandeel hebben in de aanpak van cannabisteelt, aangezien
een aantal van de criminele organisaties waar de Nationale Recherche zich op richt ook
activiteiten ontplooit op het terrein van handel in softdrugs, waaronder cannabisteelt. De
grootschalige georganiseerde hennepteelt die in de analyse van het OM wordt beschreven
overstijgt in zijn aard en omvang het niveau van overlastgevende thuisteelt zoals omschreven
staat in het Veiligheidsprogramma. Derhalve zal worden bezien of een andere aanpak ten
aanzien van deze vorm van criminaliteit noodzakelijk is en welke beleidsmatige en
handhavingsconsequenties aldus aan de analyse van het OM verbonden dienen te worden .
4.2.6 Ontneming
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is gericht op het ongedaan maken van
financieel gewin uit strafbare feiten. Ook bij de bestrijding van hennepteelt is ontneming een
bruikbaar instrument. In de praktijk wordt ook vaak gebruik gemaakt van onttrekking aan het
verkeer en verbeurdverklaring. Daarbij gaat het – anders dan bij ontneming – niet zozeer over
het afromen van criminele winst, maar om het afpakken van de goederen die worden gebruikt in
de hennepkwekerijen (planten, lampen, groeibakken etc.). Onttrekking aan het verkeer heeft in
dit verband de voorkeur boven verbeurdverklaring. Dit zal ook in de OM-richtlijn worden
vastgelegd.
Welk instrument in welke mate wordt ingezet, wordt op regionaal en arrondissementaal niveau
bepaald in overleg tussen de verantwoordelijke Hoofdofficier van Justitie en de Korpschef.
Om de toepassing van het ontnemingsinstrument te stimuleren, zijn het Bureau
Ontnemingswetgeving OM (BOOM) en het KLPD-NRI met behulp van de Wageningen
Universiteit en Research Centrum bezig met het ontwikkelen van nieuwe normen voor het
bepalen van de gemiddelde opbrengst (oogst) per plant en de totale opbrengst (in geld) van
kwekerijen. De verwachting is dat dit project voorjaar 2004 zal zijn afgerond.
4.2.7 Sanctiebeleid
Er gaan geluiden op dat de strafmaat voor hennepteelt te laag zou zijn.18 Ter bevordering van de
effectiviteit van het strafrechtelijk optreden (verruiming van de mogelijkheid dwangmiddelen toe
te passen) is in 1999 de maximumstraf voor het beroeps- en bedrijfsmatig telen van cannabis al
verhoogd van 2 naar 4 jaar gevangenisstraf. Onduidelijk is in hoeverre invoering van deze
verhoogde strafmaat van invloed is geweest op de strafoplegging.19 Hiertoe zal de praktijk van
de strafoplegging sedert de invoering van de verhoging van het strafmaximum nader in beeld
worden gebracht. Met het Kaderbesluit Illegale Drugshandel zal te zijner tijd de strafmaat voor
beroeps- en bedrijfsmatig telen van cannabis verhoogd moeten worden naar tenminste 5 jaar.
Naar aanleiding van deze wijziging van de Opiumwet en de verkenning naar de praktijk van de
strafoplegging sinds vorige de strafmaatverhoging zal bezien worden of aanpassing van de
richtlijn voor de beroeps- en bedrijfsmatige cannabisteelt noodzakelijk is. De praktijk van de
strafoplegging ten aanzien van cannabisdelicten, waaronder de beroeps- en bedrijfsmatige
hennepteelt, sinds de invoering van de voorgaande verhoging van het strafmaximum zal in de
18 Zie onder meer de uitspraken van de burgemeester van Maastricht inzake de strafmaat: Kamervragen 2002-2003, nr.
1798.
19 Uit de NDM Jaarbericht 2002 blijkt dat in de jaren 1999-2001 de gemiddelde duur van de straffen die zijn opgelegd
voor softdrugsdelicten lager zijn dan de jaren daarvoor. Een mogelijke verklaring is dat de gemiddelde daling van de
strafoplegging te maken heeft met de kleinschaliger – maar winstgevender doordat er met innovaties in de
teeltmethoden en veredeling van de henneprassen meerdere en grotere oogsten per jaar behaald kunnen worden –
manier van telen..22
NDM nader in beeld worden gebracht, om duidelijkheid te krijgen over de invloed van de
verhoogde strafmaat op de strafoplegging.
Tot slot zullen de uitkomsten van bovengenoemd project, waarbij normen ontwikkeld c.q.
verbeterd worden voor berekening van de opbrengst van hennepteelt, ook bruikbaar zijn voor
eventuele actualisering van het strafvorderingsbeleid vanwege het feit dat de te hanteren
opbrengst aan cannabis per plant ook van belang is bij het bepalen van de strafeis.
4.3. Overige maatregelen
4.3.1 Growshops
Growshops leveren de uitrusting voor de kweek. Dat kunnen legale producten zijn voor illegale
activiteiten, maar er zijn sterke aanwijzingen dat growshops zelf ook strafbare handelingen
plegen door het leveren van planten en stekjes, het installeren van voorzieningen voor het
aftappen van elektriciteit, het organiseren van de teelt, het afnemen van het eindproduct, en het
witwassen van de opbrengst. De mogelijke criminele rol van growshops in de hennepteelt zal in
kaart worden gebracht bij eerdergenoemde doorlichtingen van de coffeeshopbranche in Venlo en
Amsterdam. De betrokkenheid van growshops is eveneens onderdeel van het verkennend
onderzoek naar criminele organisaties in de coffeeshopbranche. Indicaties voor deze
betrokkenheid zijn gevonden in bovengenoemde verkenning van het OM. Voorts zal het initiatief
van de gemeente Maastricht om growshops via de APV vergunningplichtig te maken – waardoor
het mogelijk wordt het instrumentarium van de wet BIBOB op deze growshops toe te passen 20 –
aandachtig worden gevolgd.
Indien growshops betrokken zijn bij de cannabisteelt – anders dan door middel van het leveren
van legale producten – zal hier nadrukkelijk op worden gehandhaafd. Waar aangewezen zal het
OM strafrechtelijk maatregelen nemen bijvoorbeeld in de vorm van het ten laste leggen van
medeplichtigheid en deelneming van growshops aan de grootschalige teelt van nederwiet.21
Tenslotte zal met toepassing van artikel 3b van de Opiumwet - ingevolge waarvan elke
openbaarmaking voor zover niet verricht in het kader van medische of wetenschappelijke
voorlichting, die er kennelijk op gericht is de verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs te
bevorderen verboden is – opgetreden worden tegen het actief reclame maken, ook via internet,
voor kweekbenodigdheden ten behoeve van de teelt van cannabis. Deze aanpak zal ook meer
duidelijkheid geven aan de growshops over de grenzen van hun activiteiten.
4.3.2 Technische vernieuwingen
Experimenten met het opsporen, bestrijden of voorkomen van hennepteelt, zoals de in Tilburg in
gebruik genomen hittezoeker, worden door het Kabinet ondersteund. Het project Handhaven op
Niveau zal in 2004 door middel van expert meetings en onderzoek kennis over nieuwe
technieken van opsporing en handhaven op het terrein van illegale hennepteelt inventariseren en
bewerken tot best practices van zowel de bestuurlijke als de strafrechtelijke handhaving. De
resultaten zullen gemeenten, politie en justitie en andere betrokkenen worden aangeboden.
20 Growshops zijn bij besluit BIBOB aangewezen als een voor organisatiecriminaliteit gevoelige branche waarop de wet
van toepassing is.
21 Het opzettelijk aanleveren van zaden ten behoeve van de teelt kan onder omstandigheden worden aangemerkt als een
vorm van deelneming aan het strafbare feit van het telen. Ook het leveren van technische hulpmiddelen kan - indien
bewezen kan worden dat de verkoper wist (minimaal voorwaardelijke opzet) dat de aanschaf zou worden aangewend
voor het illegaal telen van hennep en indien de koper daadwerkelijk met deze hulpmiddelen hennep is gaan telen – als
medeplichtigheid van de koper aan de teelt worden aangemerkt.
Leave a comment:
-
In de jaren 2004 en 2005 is er een politieke discussie geweest over het manifest "We gedogen geen (ge)rotzooi", waarbij o.a. het V.O.C.M., de toenmalige burgemeester en de fractie van de P.v.d.A aan deelnamen. Grondslag van het Manifest waren de Canabisbrief van 2004 en de motie Hamers.
In die tijd voorspelde de toenmalige minister van Justitie Donner namelijk de invoering van het ingezetene criterium. Aanpassing van de A.P.V. van de gemeente Maastricht, door de Gemeenteraad en het eerste proces-verbaal in 2007, hebben nu na al die jaren geresulteerd in het huidige ingezetenencriterium.
In het Manifest werden diverse voostellen gedaan om het slechterwerkend gedoogbeleid weer in goede banen te leiden. Het Manifest zou momenteel nog steeds de oplossing kunnen zijn.
De volksgezondheid, de basis van het gedoogbeleid, staat hierbij voorop en niet het persoonlijk gewin van individuen of politieke partijen. Je ziet namelijk nog steeds dat met name de plaatselijke politieke partijen hieruit munt willen slaan en niet naar gemeenschappelijke overstijgende belangen willen kijken. Scoren op korte termijn met de verkiezingen in zicht, dat schijnt veel belangrijker te zijn.
p.s.
De Canabisbrief van 2004, het Manifest 2004 en Manco's nieuw coffeeshopbeleid stuur ik naar Breur met de vraag ze er bij te plaatsen, mij lukt het niet.
Leave a comment:
-
Gast antwoorddeBreur schreef: "Ik ben ervan overtuigd dat een gedoogde koffieshop bijdraagt tot meer druggebruik."
Cijfers van het ministerie geven een ander beeld, NL zit in de middenmoot.
Paul schreef: Als de sfeer aanhoudt zoals die momenteel is of zelfs verergert, kan ik me voorstellen dat de burger zich gaat bewapenen met toegestane middelen zoals een fors uitgevallen zakmes en de kans is dan ook aanwezig dat er iemand die zich tot het uiterste bedreigd voelt hiervan ook gebruik maakt met als gevolg dat het systeem zich ook nog eens tegen hem/haar zal keren.
De 'sfeer' is moeilijk te omschrijven, het is een gebrek aan duidelijkheid en perspectief. Idd een zakmes kan de hele sfeer doen kantelen, het mes was al zichtbaar bij een buiten zinnen geraakte straatdealer. Maar als men via geweld het recht ter hand neemt zijn de rapen gaar. Dit pleit voor een duidelijke handhaving en geen discussie over een tekort aan agenten.
Leave a comment:
-
Gast antwoorddeOorspronkelijk geplaatst door Breur Bekijk berichtIn de drugswereld zijn al veel slachtoffers gevallen. Het betreft niet alleen de gebruikers maar ook hun familieleden en zelfs hulpverleners. Ik ben ervan overtuigd dat een gedoogde koffieshop bijdraagt tot meer druggebruik. Ik heb jaren met mensen gewerkt die in de scène actief waren; dus ik weet waar ik over praat. Het bewust aantrekken van potentiële klanten zal niet bijdragen tot vermindering van drugsverslaafden.
Echter ik denk dat je wel het zonder meer bestaande leed dat "Achter gesloten deuren" door drugsgebruik plaatsvindt moet scheiden van hetgene dat hier aan de orde is, en dat is mijn ogen de leefbaarheid van en in Maastricht.
Als de sfeer aanhoudt zoals die momenteel is of zelfs verergert, kan ik me voorstellen dat de burger zich gaat bewapenen met toegestane middelen zoals een fors uitgevallen zakmes en de kans is dan ook aanwezig dat er iemand die zich tot het uiterste bedreigd voelt hiervan ook gebruik maakt met als gevolg dat het systeem zich ook nog eens tegen hem/haar zal keren.
Ik denk dat een periode van zeer doortastend optreden weliswaar geen wonderen zal verrichten maar wel de burger het gevoel zal geven dat hij sávonds ook nog veilig over straat kan.
Leave a comment:
-
Oorspronkelijk geplaatst door Paul Tummers Bekijk berichtIk weet niet hoelang de vakantie van Hoes duurt, maar hij zal bij terugkeer toch met de een of andere verklaring moeten komen dunkt mij.
De gewapende actie tegen Josemans zou m.i. wel een gerichtere aanpak van het straatdealen tot gevolg moeten hebben of wordt er soms gewacht tot dat er eerst echt gewonden vallen?
Leave a comment:
Leave a comment: