De Romeinse keuken.
Wie zich aan de Romeinse keuken gaat wagen, zal verrast worden door de combinatie van zoet en zuur of zout, van scherp en zoet.
Romeinen gebruikten bij het bereiden van gerechten een veelheid aan specerijen, kruiden en andere smaakmakers, zoals de beroemde vissaus 'garum'.
Hoe de Romeinse kok te werk ging weten we uit diverse overgeleverde geschriften.
In die "kookboeken" vind je tal van recepten om pittige saucijsjes te maken of gevulde inktvis of geroosterde lamsbout.
Aanwijzingen hoe je champignons met peper-honingsaus kunt bereiden of hoe je het beste pap kunt maken of een eiergerecht met pijnboompitten.
De Romeinen beschreven hun kookkunst heel praktisch: gerechten van gehakt; over kruiden en sauzen; groenten; gevogelte; de fijne keuken; van allerlei vis en schaaldieren; de viervoeters.
In die tijd beschreef je alleen globaal wat er aan ingrediënten in ging en hoe je het gerecht moest maken.
Voor ons is het dus een kwestie van experimenteren met hoeveelheden en bereidingswijze om de Romeinse 'smaak' te pakken te krijgen.
De Romeinen aten drie keer per dag;
- Ientaculum was het ontbijt tussen 8-9 uur 's ochtends, brood met kaas en voor de rijkeren ook olijven, fruit en honing.
Men ging er niet echt voor zitten.
- Prandium was de lunch, tussen 12 en 15 uur, met brood, koud vlees, groente en de restjes van gisteren, fruit en wijn.
- Cena, of diner vond plaats rond de klok van 20 uur.
Het doorsnee diner omvatte drie gangen, maar niet zoals bij ons soep, hoofdgerecht en toetje, maar telkens een overdaad aan verfijnde schotels.
Het gemiddelde huishouden heeft trouwens iets eenvoudiger gegeten.
Eerst kleine koude hapjes, zoals olijven, hardgekookte eieren en kruidenkaas.
Dan de hoofdschotels met vis, gevogelte of vlees voorzien van een rijkelijk gekruide saus en allerhande groente.
Wie zich aan de Romeinse keuken gaat wagen, zal verrast worden door de combinatie van zoet en zuur of zout, van scherp en zoet.
Romeinen gebruikten bij het bereiden van gerechten een veelheid aan specerijen, kruiden en andere smaakmakers, zoals de beroemde vissaus 'garum'.
Hoe de Romeinse kok te werk ging weten we uit diverse overgeleverde geschriften.
In die "kookboeken" vind je tal van recepten om pittige saucijsjes te maken of gevulde inktvis of geroosterde lamsbout.
Aanwijzingen hoe je champignons met peper-honingsaus kunt bereiden of hoe je het beste pap kunt maken of een eiergerecht met pijnboompitten.
De Romeinen beschreven hun kookkunst heel praktisch: gerechten van gehakt; over kruiden en sauzen; groenten; gevogelte; de fijne keuken; van allerlei vis en schaaldieren; de viervoeters.
In die tijd beschreef je alleen globaal wat er aan ingrediënten in ging en hoe je het gerecht moest maken.
Voor ons is het dus een kwestie van experimenteren met hoeveelheden en bereidingswijze om de Romeinse 'smaak' te pakken te krijgen.
De Romeinen aten drie keer per dag;
- Ientaculum was het ontbijt tussen 8-9 uur 's ochtends, brood met kaas en voor de rijkeren ook olijven, fruit en honing.
Men ging er niet echt voor zitten.
- Prandium was de lunch, tussen 12 en 15 uur, met brood, koud vlees, groente en de restjes van gisteren, fruit en wijn.
- Cena, of diner vond plaats rond de klok van 20 uur.
Het doorsnee diner omvatte drie gangen, maar niet zoals bij ons soep, hoofdgerecht en toetje, maar telkens een overdaad aan verfijnde schotels.
Het gemiddelde huishouden heeft trouwens iets eenvoudiger gegeten.
Eerst kleine koude hapjes, zoals olijven, hardgekookte eieren en kruidenkaas.
Dan de hoofdschotels met vis, gevogelte of vlees voorzien van een rijkelijk gekruide saus en allerhande groente.
Opmerking