Toen ik vandaag het Rijksarchief in de St. Pieterstraat binnenstapte wist ik dat het een historische dag ging worden: ik zou voor de eerste keer een archiefstuk opvragen, voor de eerste keer de geur & sfeer van het archief opsnuiven en voor de eerste keer het gevoel hebben deel uit te maken van een keur aan echte vorsers naar de geschiedenis van Maastricht.
Doel van dit bezoek was om het bewijs te vinden dat Charles Lyell Maastricht bezocht in 1850 (zie daarvoor verder hier). Laat ik maar meteen zeggen dat ik dat bewijs helaas niet aantrof in de archiefstukken. Daar staat tegenover dat ik wel hele andere ontdekkingen heb gedaan.
Nadat een uiterst vriendelijke dame mij voorzien had van een pasje en me gewezen had op allerlei huishoudelijke regelingen - "..de toiletten zijn om de hoek; heren links, dames rechts..."- zocht ik mijn weg naar het walhalla der Limburgse geschiedvorsing: de prachtige Minderbroederskerk.
De daar aanwezige medewerkster bladerde ondanks mijn aanwezigheid nog even rustig door in een boek en dat bood me de gelegenheid om die heerlijk serene, bijna ascetische sfeer in me op te nemen. Aan de werktafels zaten wat oudere heren, waaronder een pastoor en geen enkele dame. De prachtige religieuze omgeving verhevigde nogeens het gevoel van verhevenheid. Bij een volgende neerslachtige bui ga ik geen kaarsje meer opsteken in de Slevrouw, maar zal ik me spoeden naar het archief om weer volledig tot rust te komen.
Even later keek de medewerster me aan. Ik meldde dat ik op zoek was naar een persoon die in 1850 Maastricht bezocht had. De vrouw staarde me een beetje afstandelijk aan en zei dat ik dan in het bevolkingsregister moest kijken. Ik zei dat me dat niet verstandig leek, aangezien mijn zoektocht uitging naar een reiziger die Maastrichts slechts bezocht had en dat ik in het bezit was van de juiste inventarisnummers. De medewerkster vroeg of ik die nummers op de website gevonden had. Mijn antwoord daarop was dat ik die had van Mevr. Ingrid Evers. Toen deed ik mijn eerste ontdekking. Het codewoord in het RHCL is "Ingrid Evers". Wie deze naam laat vallen opent de poort tot het walhalla. Mevrouw ontdooide per direct en is de rest van de middag uiterst behulpzaam geweest.
Ik kon plaatsnemen aan tafel 12 alwaar een lampje me zou waarschuwen wanneer de stukken uit het ondergrondse opgedoken waren. "Futuristisch....", zei ik, waarop de medewerkster met een glimlach zei "ach, we hebben al zo`n stoffig imago". En jawel, na een kwartiertje knipperde nummertje 12. De prachtige oude boeken met die bekende heerlijke geur deden mijn hart sneller kloppen. Ik meen historici na vandaag iets beter te begrijpen: ze zijn een beetje kind gebleven. Het doorzoeken van de boeken heeft namelijk iets kinderlijks spannends: ga ik de schat vinden? Zoals bekend zou ik de schat niet vinden, maar de zoektocht op zich was al heerlijk. Heb je de zaak, einde vermaak.
Gedurende het wachten had ik de klapper met de inventaris van de Gemeente Politie goed doorgenomen. Daar trof ik nog twee veelbelovende titels aan, die ik dan ook in een tweede ronde bestelde. Ik zat dus nog een keer een kwartier te wachten. In die tijd deed ik mijn tweede grote ontdekking.
Al wachtend had ik voldoende tijd om mijn medevorsers eens aandachtig te observeren. De pastoor schuin tegenover en een wat ouder, zeer net heerschap recht tegenover me. Een man van middelbare leeftijd links maakte de set compleet. Wat me opviel is de ordelijke, conscientieuze manier van werken van deze mensen. In kleine, nette lettertjes schrijven ze hun bevindingen. Zeer nette stapeltje papier liggen keurig geordend op het bureau. Historici moeten naar mijn smaak een behoorlijk precieze geest hebben; ik heb dit in zijn geheel niet. En daar ging mijn droom om misschien nog eens ooit te gaan behoren tot dit select gezelschap vaklui. Ik ben er niet geschikt voor. Mijn ogen schoten geregeld onrustig over de paperassen..... De concentratie viel weg waardoor ik niet meer wist of ik die pagina nu al doorlopen had of niet.....
Is Lyell in Maastricht geweest? Geen idee. Maar zeker is dat ik het antwoord waarschijnlijk niet ga vinden.
Doel van dit bezoek was om het bewijs te vinden dat Charles Lyell Maastricht bezocht in 1850 (zie daarvoor verder hier). Laat ik maar meteen zeggen dat ik dat bewijs helaas niet aantrof in de archiefstukken. Daar staat tegenover dat ik wel hele andere ontdekkingen heb gedaan.
Nadat een uiterst vriendelijke dame mij voorzien had van een pasje en me gewezen had op allerlei huishoudelijke regelingen - "..de toiletten zijn om de hoek; heren links, dames rechts..."- zocht ik mijn weg naar het walhalla der Limburgse geschiedvorsing: de prachtige Minderbroederskerk.
De daar aanwezige medewerkster bladerde ondanks mijn aanwezigheid nog even rustig door in een boek en dat bood me de gelegenheid om die heerlijk serene, bijna ascetische sfeer in me op te nemen. Aan de werktafels zaten wat oudere heren, waaronder een pastoor en geen enkele dame. De prachtige religieuze omgeving verhevigde nogeens het gevoel van verhevenheid. Bij een volgende neerslachtige bui ga ik geen kaarsje meer opsteken in de Slevrouw, maar zal ik me spoeden naar het archief om weer volledig tot rust te komen.
Even later keek de medewerster me aan. Ik meldde dat ik op zoek was naar een persoon die in 1850 Maastricht bezocht had. De vrouw staarde me een beetje afstandelijk aan en zei dat ik dan in het bevolkingsregister moest kijken. Ik zei dat me dat niet verstandig leek, aangezien mijn zoektocht uitging naar een reiziger die Maastrichts slechts bezocht had en dat ik in het bezit was van de juiste inventarisnummers. De medewerkster vroeg of ik die nummers op de website gevonden had. Mijn antwoord daarop was dat ik die had van Mevr. Ingrid Evers. Toen deed ik mijn eerste ontdekking. Het codewoord in het RHCL is "Ingrid Evers". Wie deze naam laat vallen opent de poort tot het walhalla. Mevrouw ontdooide per direct en is de rest van de middag uiterst behulpzaam geweest.
Ik kon plaatsnemen aan tafel 12 alwaar een lampje me zou waarschuwen wanneer de stukken uit het ondergrondse opgedoken waren. "Futuristisch....", zei ik, waarop de medewerkster met een glimlach zei "ach, we hebben al zo`n stoffig imago". En jawel, na een kwartiertje knipperde nummertje 12. De prachtige oude boeken met die bekende heerlijke geur deden mijn hart sneller kloppen. Ik meen historici na vandaag iets beter te begrijpen: ze zijn een beetje kind gebleven. Het doorzoeken van de boeken heeft namelijk iets kinderlijks spannends: ga ik de schat vinden? Zoals bekend zou ik de schat niet vinden, maar de zoektocht op zich was al heerlijk. Heb je de zaak, einde vermaak.
Gedurende het wachten had ik de klapper met de inventaris van de Gemeente Politie goed doorgenomen. Daar trof ik nog twee veelbelovende titels aan, die ik dan ook in een tweede ronde bestelde. Ik zat dus nog een keer een kwartier te wachten. In die tijd deed ik mijn tweede grote ontdekking.
Al wachtend had ik voldoende tijd om mijn medevorsers eens aandachtig te observeren. De pastoor schuin tegenover en een wat ouder, zeer net heerschap recht tegenover me. Een man van middelbare leeftijd links maakte de set compleet. Wat me opviel is de ordelijke, conscientieuze manier van werken van deze mensen. In kleine, nette lettertjes schrijven ze hun bevindingen. Zeer nette stapeltje papier liggen keurig geordend op het bureau. Historici moeten naar mijn smaak een behoorlijk precieze geest hebben; ik heb dit in zijn geheel niet. En daar ging mijn droom om misschien nog eens ooit te gaan behoren tot dit select gezelschap vaklui. Ik ben er niet geschikt voor. Mijn ogen schoten geregeld onrustig over de paperassen..... De concentratie viel weg waardoor ik niet meer wist of ik die pagina nu al doorlopen had of niet.....
Is Lyell in Maastricht geweest? Geen idee. Maar zeker is dat ik het antwoord waarschijnlijk niet ga vinden.
Opmerking