ROBERT NELISSEN
Omdat ik niet goed weet waar ik dit stukje - dat over mode gaat - zou kunnen plaatsen, kies ik voor het onderdeel kunst, hoewel mode niet altijd kunst is, maar zodra het om haute couture gaat wel en Robert Nelissen heeft zowel couture als prêt à porter gemaakt.
Robert Nelissen wordt op 28 februari 1943 geboren in Maastricht en is helaas ook al overleden.
Bij mijn weten is hij de enige Maastrichtenaar en zelfs de enige Nederlander die in die tijd een glanzende carrière als modeontwerper in Parijs heeft gehad tussen grofweg 1966 en 1989.
In die periode heb ik tenminste 46 krantenartikelen waar zijn naam als ontwerper genoemd wordt gevonden waarvan er zo’n 30 in de jaren 70 geschreven zijn.
Na 1989 is er niets meer over hem te vinden in het krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek dat loopt tot 1995.
Ik vind dat hij een plaats verdient in de kolommen van mestreechonline want het zou toch eeuwig zonde zijn als het geschreven woord over hem, de foto’s en ontwerptekeningen van zijn hand die nu openbaar zijn, niet op deze site te vinden zouden zijn.
Robert Nelissen, op een na de jongste uit een gezin met 5 kinderen, volgt een opleiding aan de modeacademie in Amsterdam en trekt vervolgens in augustus 1965 naar Parijs.
Zijn beginperiode in Parijs laat zich lezen als het leven van een kunstenaar, waar aan honger en afzien bijna spreekwoordelijk verbonden zijn.
Er wordt lovend over hem geschreven met name door de twee moderedactrices van Het Vrije Volk in Parijs :
Marike Schreuder ( 1913 -1984) en Jo Manassen ( 1918-2004)
Curieus genoeg wordt er ook over hem geschreven in de
Leeuwarder Courant en uiteraard in Het Limburgsch Dagblad, maar niet in de landelijke bladen, m.u.v.De Telegraaf.
Ik weet eigenlijk niet meer of het destijds een non –onderwerp was voor de serieuze kranten. Dat is nu wel anders, want ik lees op zaterdagochtend altijd als eerste en met veel plezier , de soms strenge en vakkundige, maar altijd humoristische modestijladviezen van Cécile Narinx (ook een Maastrichts meisje) en Arno Kantelberg, van het Zaterdagse Volkskrant Magazine. Ik vraag me nu wel een beetje bezorgd af of Cécile op de hoogte is van het internationale succes van haar illustere plaatsgenoot?
Jo Manassen schrijft in 1966 haar eerste artikel over hem naar aanleiding van de film Twee moordenaars, waar Robert de kostuums voor gemaakt heeft, helaas zal die film – en dus ook de kostuums- nooit vertoond worden omdat de filmproducent failliet gaat.
Robert voorspelt- als de Lidewij Edelkoort van zijn tijd - waar de mode heen zal gaan, wat is uit, en wat in.
Na een tijdje wordt hij aangenomen als stylist bij het dan toonaangevende modehuis Dorothée Biswaar vrouwen als Audrey Heburn, Jeanne Shrimpton, en de Hertogin van Windsor in en uit lopen.
Hij creëert daar ook een japon voor Brigitte Bardot.
Uiteindelijk krijgt hij met veel vasthoudendheid en doorzettingsvermogen in 1967 vaste voet bij Pierre Cardin (!) waar hij tweeëneenhalf jaar blijft voor 300 gulden per maand. Hij leert er wel heel veel, maar Cardin is volgens Robert een onmogelijk veeleisend mens.
In 1969 is hij verdwenen bij Cardin en richt zich helemaal op confectie.
In 1970 worden er ontwerpschetsen van zijn hand gepubliceerd in Het Vrije Volk.
4 Ontwerpschetsen van Robert Nelissen
Voor het bijbehorende krantenartikel : klik
klik hier
Volgens een berichtje in de Nieuwe Limburger opgetekend uit de mond van zijn moeder wordt hij in januari 1971 benoemd tot hoofdontwerper en tevens artistiek directeur bij het modehuis Castillo waarvan de oprichter met die naam zich heeft teruggetrokken. Daarmee is hij weer terug bij de haute couture, hoewel hij ook nog een zeer exclusieve prêt à porter maakt.
Doorgedrongen tot de hoogste regionen van de Parijse modewereld en met zijn 27 jaar de jongste modeontwerper in Parijs, is hij ook zelfs de eerste Nederlandse modeontwerper die in Parijs debuteert.
Deze collectie waar Robert nachtenlang aan heeft heeft doorgewerkt is zeer geslaagd en wordt goed ontvangen.
Zijn hele familie met uitzondering van zijn zieke moeder is voor de show naar Parijs gekomen.
Robert, die intussen met een echt Parijs’ accent spreekt, voelt zich daar inmiddels beter thuis dan in Nederland waar hij alles zo vulgair vindt ‘met al die seksboetieks.’
In de maand mei van dat jaar presenteert hij al weer zijn herfstmode, en er verschijnt een foto in de Nieuwe Limburger ( met een hoog - moeder ik wil bij de revue-gehalte ) van een stralende Robert gehuld in een Cerruti-pak temidden van zijn modellen. Een foto-inzet toont hem met een extravagante zonnebril: zijn beeldmerk. Het erbij behorende artikel is geschreven door niemand minder dan de Maastrichtse dichter/kunstenaar Robert Franquinet en ze praten over de vrouwen die hij kleedt zoals Jeanne Moreau en Annie Girardot.
Moeder ik wil bij de revue…
voor het bijbehorende krantenartikel:klik
klik hier
Dat hij naam maakt midden in een periode dat de Parijse haute couture het steeds moeilijker krijgt en veel gerenommeerde modehuizen slechte kritieken van journalisten te verwerken krijgen, ervaart Robert in het jaar 1972 waarin hij van de financieel directeur van Castillo op het laatste moment pas toestemming krijgt een kleine haute couturecollectie te maken (34 stuks) en hij zelfs een proces moet aanspannen om zijn salaris betaald te krijgen.
In het najaar van 1972 wordt hij door Castillo ‘uitgeleend ‘ aan de Zuid –Koreaanse regering, met als doel zijn ontwerpen te vertalen voor de Koreaanse markt met gebruikmaking van hun zijde.
Zijn inspanningen in Zuid-Korea leveren hem nog een onderscheiding op ook.
Over die reis ( Kuifje in Korea) is een hilarisch verslag van Jo Manassen te lezen in het Vrije Volk van 21-10-1972.
Bij zijn terugkomst in Parijs blijkt de tweede directeur van Castillo evenals de eerste met de noorderzon en de kas te zijn vertrokken. Het modehuis wordt nu geleid door een vrouw.
Kuifje in Zuid-Korea…
Voor het bijbehorende krantenartikel : klik
klik hier
In het voorjaar van 1973 ontwerpt hij de confectielijn voor Pierre Balmain, en in 1976 voor de mij onbekende Dejac.
Na jarenlang voor grote modemerken gewerkt te hebben, lanceert hij in 1977 – met succes- zijn eerste confectiecollectie onder zijn eigen naam en hij opent een eigen salon in het 4e arrondissement van Parijs. Hij heeft in zijn atelier een vaste staf van 15 mensen die er voor hem werken.
Zijn klantenkring bestaat uit vooral Japanners, Duitsers en Amerikanen.
In 1986 ontwerpt hij luxueuze prêt à porter voor de Japanse markt en in 1989 wordt hij door Lanvin aangetrokken voor de prêt à porter en de boutique-lijn.
In 1988 krijgt hij de eervolle opdracht om de uniformen voor de twaalf vrouwelijke piloten van Air France te ontwerpen en verder ontwerpt hij onder de naam Rochas.
Hij is tevreden met zijn werk al blijft de Haute Couture zijn passie en droomt hij ervan die ooit weer eens te kunnen gaan maken, dat vind ik een mooie gedachte om mee te eindigen.
Dit is het laatste krantenartikel dat ik over hem kon vinden.
Voor het bijbehorende krantenartikel :klik
klik hier
Omdat ik niet goed weet waar ik dit stukje - dat over mode gaat - zou kunnen plaatsen, kies ik voor het onderdeel kunst, hoewel mode niet altijd kunst is, maar zodra het om haute couture gaat wel en Robert Nelissen heeft zowel couture als prêt à porter gemaakt.
Robert Nelissen wordt op 28 februari 1943 geboren in Maastricht en is helaas ook al overleden.
Bij mijn weten is hij de enige Maastrichtenaar en zelfs de enige Nederlander die in die tijd een glanzende carrière als modeontwerper in Parijs heeft gehad tussen grofweg 1966 en 1989.
In die periode heb ik tenminste 46 krantenartikelen waar zijn naam als ontwerper genoemd wordt gevonden waarvan er zo’n 30 in de jaren 70 geschreven zijn.
Na 1989 is er niets meer over hem te vinden in het krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek dat loopt tot 1995.
Ik vind dat hij een plaats verdient in de kolommen van mestreechonline want het zou toch eeuwig zonde zijn als het geschreven woord over hem, de foto’s en ontwerptekeningen van zijn hand die nu openbaar zijn, niet op deze site te vinden zouden zijn.
Robert Nelissen, op een na de jongste uit een gezin met 5 kinderen, volgt een opleiding aan de modeacademie in Amsterdam en trekt vervolgens in augustus 1965 naar Parijs.
Zijn beginperiode in Parijs laat zich lezen als het leven van een kunstenaar, waar aan honger en afzien bijna spreekwoordelijk verbonden zijn.
Er wordt lovend over hem geschreven met name door de twee moderedactrices van Het Vrije Volk in Parijs :
Marike Schreuder ( 1913 -1984) en Jo Manassen ( 1918-2004)
Curieus genoeg wordt er ook over hem geschreven in de
Leeuwarder Courant en uiteraard in Het Limburgsch Dagblad, maar niet in de landelijke bladen, m.u.v.De Telegraaf.
Ik weet eigenlijk niet meer of het destijds een non –onderwerp was voor de serieuze kranten. Dat is nu wel anders, want ik lees op zaterdagochtend altijd als eerste en met veel plezier , de soms strenge en vakkundige, maar altijd humoristische modestijladviezen van Cécile Narinx (ook een Maastrichts meisje) en Arno Kantelberg, van het Zaterdagse Volkskrant Magazine. Ik vraag me nu wel een beetje bezorgd af of Cécile op de hoogte is van het internationale succes van haar illustere plaatsgenoot?
Jo Manassen schrijft in 1966 haar eerste artikel over hem naar aanleiding van de film Twee moordenaars, waar Robert de kostuums voor gemaakt heeft, helaas zal die film – en dus ook de kostuums- nooit vertoond worden omdat de filmproducent failliet gaat.
Robert voorspelt- als de Lidewij Edelkoort van zijn tijd - waar de mode heen zal gaan, wat is uit, en wat in.
Na een tijdje wordt hij aangenomen als stylist bij het dan toonaangevende modehuis Dorothée Biswaar vrouwen als Audrey Heburn, Jeanne Shrimpton, en de Hertogin van Windsor in en uit lopen.
Hij creëert daar ook een japon voor Brigitte Bardot.
Uiteindelijk krijgt hij met veel vasthoudendheid en doorzettingsvermogen in 1967 vaste voet bij Pierre Cardin (!) waar hij tweeëneenhalf jaar blijft voor 300 gulden per maand. Hij leert er wel heel veel, maar Cardin is volgens Robert een onmogelijk veeleisend mens.
In 1969 is hij verdwenen bij Cardin en richt zich helemaal op confectie.
In 1970 worden er ontwerpschetsen van zijn hand gepubliceerd in Het Vrije Volk.
4 Ontwerpschetsen van Robert Nelissen
Voor het bijbehorende krantenartikel : klik
klik hier
Volgens een berichtje in de Nieuwe Limburger opgetekend uit de mond van zijn moeder wordt hij in januari 1971 benoemd tot hoofdontwerper en tevens artistiek directeur bij het modehuis Castillo waarvan de oprichter met die naam zich heeft teruggetrokken. Daarmee is hij weer terug bij de haute couture, hoewel hij ook nog een zeer exclusieve prêt à porter maakt.
Doorgedrongen tot de hoogste regionen van de Parijse modewereld en met zijn 27 jaar de jongste modeontwerper in Parijs, is hij ook zelfs de eerste Nederlandse modeontwerper die in Parijs debuteert.
Deze collectie waar Robert nachtenlang aan heeft heeft doorgewerkt is zeer geslaagd en wordt goed ontvangen.
Zijn hele familie met uitzondering van zijn zieke moeder is voor de show naar Parijs gekomen.
Robert, die intussen met een echt Parijs’ accent spreekt, voelt zich daar inmiddels beter thuis dan in Nederland waar hij alles zo vulgair vindt ‘met al die seksboetieks.’
In de maand mei van dat jaar presenteert hij al weer zijn herfstmode, en er verschijnt een foto in de Nieuwe Limburger ( met een hoog - moeder ik wil bij de revue-gehalte ) van een stralende Robert gehuld in een Cerruti-pak temidden van zijn modellen. Een foto-inzet toont hem met een extravagante zonnebril: zijn beeldmerk. Het erbij behorende artikel is geschreven door niemand minder dan de Maastrichtse dichter/kunstenaar Robert Franquinet en ze praten over de vrouwen die hij kleedt zoals Jeanne Moreau en Annie Girardot.
Moeder ik wil bij de revue…
voor het bijbehorende krantenartikel:klik
klik hier
Dat hij naam maakt midden in een periode dat de Parijse haute couture het steeds moeilijker krijgt en veel gerenommeerde modehuizen slechte kritieken van journalisten te verwerken krijgen, ervaart Robert in het jaar 1972 waarin hij van de financieel directeur van Castillo op het laatste moment pas toestemming krijgt een kleine haute couturecollectie te maken (34 stuks) en hij zelfs een proces moet aanspannen om zijn salaris betaald te krijgen.
In het najaar van 1972 wordt hij door Castillo ‘uitgeleend ‘ aan de Zuid –Koreaanse regering, met als doel zijn ontwerpen te vertalen voor de Koreaanse markt met gebruikmaking van hun zijde.
Zijn inspanningen in Zuid-Korea leveren hem nog een onderscheiding op ook.
Over die reis ( Kuifje in Korea) is een hilarisch verslag van Jo Manassen te lezen in het Vrije Volk van 21-10-1972.
Bij zijn terugkomst in Parijs blijkt de tweede directeur van Castillo evenals de eerste met de noorderzon en de kas te zijn vertrokken. Het modehuis wordt nu geleid door een vrouw.
Kuifje in Zuid-Korea…
Voor het bijbehorende krantenartikel : klik
klik hier
In het voorjaar van 1973 ontwerpt hij de confectielijn voor Pierre Balmain, en in 1976 voor de mij onbekende Dejac.
Na jarenlang voor grote modemerken gewerkt te hebben, lanceert hij in 1977 – met succes- zijn eerste confectiecollectie onder zijn eigen naam en hij opent een eigen salon in het 4e arrondissement van Parijs. Hij heeft in zijn atelier een vaste staf van 15 mensen die er voor hem werken.
Zijn klantenkring bestaat uit vooral Japanners, Duitsers en Amerikanen.
In 1986 ontwerpt hij luxueuze prêt à porter voor de Japanse markt en in 1989 wordt hij door Lanvin aangetrokken voor de prêt à porter en de boutique-lijn.
In 1988 krijgt hij de eervolle opdracht om de uniformen voor de twaalf vrouwelijke piloten van Air France te ontwerpen en verder ontwerpt hij onder de naam Rochas.
Hij is tevreden met zijn werk al blijft de Haute Couture zijn passie en droomt hij ervan die ooit weer eens te kunnen gaan maken, dat vind ik een mooie gedachte om mee te eindigen.
Dit is het laatste krantenartikel dat ik over hem kon vinden.
Voor het bijbehorende krantenartikel :klik
klik hier
Opmerking