Aankondiging

Sluiten
No announcement yet.

Geschiedenis van de carnaval

Sluiten
X
 
  • Filter
  • Tijd
  • Tonen
Clear All
nieuwe berichten

  • Geschiedenis van de carnaval

    Geschiedenis van de Carnaval.


    Het begrip.

    De jaarkring van Maastricht kent 5 seizoenen: de normale zogezegd en het seizoen van Carnaval dat in deze stad "Mestreechter Vastelaovend" heet.
    Ieder jaar immers, wanneer Koning Winter geleidelijk aan retireert en Prinses Voorjaar al wat vaantjes licht in de lucht hangt, dan begint -al weken van te voren- het bloed van de Maastrichtenaar te kriebelen en dan leeft hij als het ware toe naar "Vastelaovend": het driedaags hoogfeest van de Betrekkelijkheid.
    Er is in het hele Maas- en Rijnlandse cultuurgebied geen stad aan te wijzen, waar dat feest van Vastelaovend zo traditioneel volks en zo massaal wordt gevierd als in Maastricht.
    Een dergelijk volksfeest, dat ieder jaar opnieuw losbarst en, hoe dan ook, een hele stedelijke samenleving drie dagen lang letterlijk en figuurlijk op haar kop zet, is ondenkbaar zonder een ervaren organisatie, die dat ludieke spel begeleidt, evenementen initieert en organiseert en waar nodig nieuwe impulsen geeft.
    Want dit is nog altijd de beste formulering van die Mestreechter Vastelaovend: 'n ongeorganiseerde chaos in 'n georganiseerd kader! (Thej Bovens).
    Want juist door die hachelijke situaties zijn ook in de historie van Maastricht nogal wat periodes aan te wijzen waarin het de schijn had dat Vastelaovend een zachte dood gestorven was.

    Wie op zoek gaat naar de diepste wortels van het fenomeen Carnaval, moet op zijn minst ongeveer 3000 jaar teruggaan in de historie om dan terecht te komen in het oude Athene, waar 1000 jaar voor Christus, bij het begin van de lente 3 dagen lang massaal en uitbundig feest werd gevierd ter ere van "het nieuwe leven en het nieuwe licht".
    Middelpunt van die feestviering was God Dionysus, alias Bacchus, die in de Griekse godenwereld als de oerkracht van het leven werd beschouwd.
    Met veel plechtigheid haalden de Grieken die godheid ieder jaar opnieuw op een scheepswagen Athene binnen.
    Die scheepswagen heeft in de loop der tijden de naam Carrus Navalis gekregen, en in die benaming is Carnaval gemakkelijk te herkennen.





    In de geschiedenis van de mensheid verplaatst het zwaartepunt van de cultuur zich voortdurend.
    Zo is de Griekse cultuur veel eeuwen later via het Romeins Imperium, Europa binnengestroomd.
    De Romeinen vierden hun Saturnaliafeesten, en wel van 17 tot 24 december, ter ere van hun god Saturnus.
    Ook in die feesten, die wel bijzonder veel elementen hadden die we tegenwoordig nog in carnavalsgebruiken en in het bijzonder in de Mestreechter Vastelaovend terugvinden, speelde de Carrus Navalis een grote rol.
    De missionarissen die in onze streken eeuwen later het christendom kwamen verkondigen, troffen hier dus diepingewortelde traditionele, maar heidense, cultusgebruiken aan, waaronder die zogenaamde "lentefeesten".
    Ze hebben toen getracht ook die feesten te "verchristelijken", en wel door ze zoveel mogelijk te plaatsen v??r de Vasten.
    Tegelijk daarmee werd aan die feesten de meer christelijke betekenis "Carnavale", "afscheid van het vlees", gegeven.





    En daarmee is dan een andere, een jongere betekenis van het begrip Carnaval en van Vastelaovend (Vastenavond) historisch verklaard.
    Nu moet men vooral niet menen, dat de overigens goedbedoelde "verchristelijking" van Carnaval destijds tot gevolg heeft gehad dat dit volksfeest daarna ook geaccepteerd werd bij het wereldlijk en kerkelijk gezag.
    Integendeel!
    De "scheepswagen" carnaval is in de loop der tijden als een vergiet doorboord met decreten, verbodsbepalingen, dreigementen, waarschuwingen en sancties, zowel uit de hoek van de religie als uit die van de burgerlijke autoriteiten.
    Maar in het bijzonder het Maastrichtse volk, dat als bewoners van een vestingstad generaties lang gewend was aan belegeringen en kanongebulder, juist dat volk bleek zich van al die banvloeken en verordeningen niet veel aan te trekken en vierde "Vastelaovend"; tenminste als dat niet tengevolge van hachelijke situaties, zoals oorlog, belegering, crisis of bezetting, onmogelijk was.
    Nieuwe presentatie van Vastelaovend, met rijke elementen van volkse levenskunst, zich manifesterend in het straatcarnaval, carnavalsliedjes, -optochten, -kranten, -zittingen, tonnenredenaars, kachelpiepers (zie elders), kindertekenwedstrijden, Narrenuniversiteit, carnavalsconcert, enfin tot en met de carnavaleske versiering van caf?s en etalages toe.
    En dat chaotische geheel van volkse levenskunst uit zich, zoals reeds opgemerkt, binnen een georganiseerd kader.
    Het chaotische immers impliceert spontaniteit, het georganiseerde kader garandeert continu?teit!
    Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
    Thomas More

  • #2
    Geschiedenis van de carnaval

    Geschiedenis#1.

    Carnaval in Maastricht is door de eeuwen heen, zoals de historicus dr. Charles Thewissen het formuleert: het ongebonden volksfeest geweest van de straat carnavallisten.
    Van een noemenswaardige organisatorische aanpak was geen sprake.
    Daar had men in vroeger tijden kennelijk ook geen behoefte aan!
    Een duidelijke kentering in dit opzicht brak door in 1839, toen -na 9 jaar staat van beleg (tengevolge van de z.g. Belgische Opstand)- de zon van vrede weer doorbrak in Maastricht en het volk er weer zin in kreeg "Vastelaovend" te vieren.
    Die kentering luidde een nieuw tijdperk in voor de Mestreechter Vastelaovend: het tijdperk namelijk van Carnaval in een georganiseerd kader.
    Een kroniekje vanaf 1839 geeft het volgende historisch plaatje te zien: In 1839 werd de Soci?teit Momus opgericht.
    Genoemd naar de Griekse God Mommos (Lat: Momus), als oppositie tegen zwartgalligheid, zoals het offici?le charter vermeldt.
    Momus gaf aan de carnavalsviering nieuwe impulsen, o.a. door het organiseren van optochten, bals, het z.g. "inschieten van Vastelaovend", etc.
    Ofschoon de Momus soci?teit van herkomst een carnavalsvereniging was, heeft ze ook op een breder terrein van de volkscultuur grote verdiensten gehad; in het bijzonder wat betreft het propageren van het Maastrichtse taalgebruik en het organiseren van historische stoeten, festivals van soci?teiten, muziekgezelschappen en zangkoren.
    Daarnaast stond ook de chariteit hoog in het Momusvaandel geschreven.
    Officieel heeft Momus zijn bestaan met moeite weten te "rekken" tot 1939, het eeuwfeest.



    Momus soci?teit Vrijthof 1895.



    Pas in de tweede helft van de twintiger jaren werden vanuit de V.V.V. activiteiten ontwikkeld, gericht op het organiseren van de carnavalsoptocht.
    Figuren zoals Jos Haanen en Guus Burgers, veteranen van "Maastricht Vooruit" waren de initiatiefnemers.
    De laatste V.V.V.-optocht trok in 1935 door de straten.
    Maar wat het organiseren van Carnaval betreft, was het met Momus eigenlijk al rond de eeuwwisseling afgelopen.
    De pas opgerichte vereniging "Maastricht Vooruit", onder voorzitterschap van de onvergetelijke Maastrichtenaar Fons Olterdissen (Maastricht eerde zijn nagedachtenis in 1961 met de onthulling van een standbeeld in de sfeervolle Grote Looiersstraat) zet de schouders onder de organisatie van Vastelaovend, dat wil zeggen: de z.g. Grote Optocht.
    "Maastricht Vooruit" was, in tegenstelling tot de meer elitair en liberaal gekleurde Momus sociteit, een vereniging van gewone burgers en zelfstandige middenstanders.

    In het bestuur hadden verschillende leden van de Servatius soci?teit zitting.
    Ook de activiteiten van "Maastricht vooruit" bleven niet beperkt tot de carnavals- (lees: optocht) organisatie.
    Als een voortzetting van de vereniging "Maas en Jeker" uit de tachtiger jaren van de vorige eeuw, zou men "Maastricht Vooruit" kunnen karakteriseren als de voorloper van de V.V.V.-Maastricht.
    Tot aan het uitbreken van de eerste wereldoorlog heeft "Maastricht Vooruit" de organisatorische leiding van het Maastrichtse carnaval weten te behouden.
    In de oorlogsjaren 1914-1918 was van een georganiseerd carnaval geen sprake.
    De georganiseerde carnavalsviering lag na 1918 zo ongeveer op haar achterste.
    Van "Maastricht Vooruit" gingen geen initiatieven meer uit voor vastelaovend vierend Maastricht.
    Het ongeorganiseerde feest van de straat carnavallisten ging uiteraard gewoon door.



    Raad van elf (11).
    Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
    Thomas More

    Opmerking


    • #3
      Geschiedenis van de carnaval

      Geschiedenis #2.


      In 1936 nam 'n jongere generatie de carnavalsorganisatie over van de V.V.V.: "Het comit? van vijf", t.w. dr. Antoine Kessen (voorzitter), drs., Charles Thewissen (secretaris), L?on Schreuder (penningmeester) en mr. Leopold Bonhomme en ir. Willy Marres als leden.
      Tijdens de drie jaar waarin dit comit? werkzaam was, werden twee nieuwe elementen in de carnavalsviering ge?ntroduceerd.
      Die beide elementen blijken een halve eeuw later nog steeds van bijzondere betekenis te zijn.
      Op de eerste plaats werd als optochtnummer de "Boonte St?rrem" (de Bonte Storm) gelanceerd, hetgeen een daverend succes werd.
      Die "Boonte St?rrem" houdt namelijk in dat duizenden bontverklede carnavallisten zingend en hossend in de optocht meetrekken.
      Op de tweede plaats kreeg het Comit? van burgemeester van Oppen in 1936 de toestemming dat hun Prins als offici?le Stadsprins op het Stadhuis zou worden ontvangen.
      Die eerste Stadsprins was mr. Jef Stroom, advocaat en procureur, daarbij voorzitter van de vereniging "Kunst en Vermaak".
      Het "comit? van vijf", (een offici?le naam had het niet!), huldigde het principe: uitsluitend organiseren, niet representeren!
      Het zocht de Stadsprins dan ook in bestaande soci?teiten of verenigingen, die dan zelf maar voor de presentatie van en entourage rond hun prins moesten zorgen.
      Zo werd in 1937 de aannemer Giel Knols van de Maastrichtse Watersportvereniging Stadsprins en in 1938 de wijnhandelaar Charles Kemmerling van de Momus Soci?teit, welke toen, met moeite aan haar laatste bestaansjaar was begonnen.
      Tengevolge van allerlei tegenstellingen in het verenigingsleven trok het "comit? van vijf" zich in 1939 terug uit de carnavalsorganisatie.
      Op eigen initiatief traden toen drie (toen nog) "coming young men" naar voren, die de fakkel zouden overnemen: dr. Jean Tans, mr. Jean van Noorden en Ber Dittrich.
      Stadsprins in 1939 werd Ber Retrae: de laatste vooroorlogse en de eerste naoorlogse prins.
      Als zodanig is hij historisch gezien, het prinselijk traite d'union tussen twee belangrijke tijdperken in de Maastrichtse carnavalsorganisatie: dat van v??r en dat van na de tweede wereldoorlog.
      Na de oorlog, precies aangeduid: op 16 november 1945, werd in de Momustempel carnavalsvereniging De Tempeleers opgericht.
      Initiatiefnemer was Frans Thewissen, die ook als secretaris zitting nam in het bestuur.
      Dat eerste bestuur bestond voorts uit de heren dr. Jef Heijdendael (voorzitter), mr. Herman Kortebos (penningmeester), Ber Retrae (lid) en Jos Smeets (lid).
      Ceremoniemeester was L?on Schreuder.
      De naam "Tempeleers" is ongetwijfeld "geleend" van de gelijknamige ridderorde die in het begin van de 12e eeuw in Jeruzalem werd gesticht.
      In de notulen van de oprichtingsvergadering van de carnavalsvereniging "De Tempeleers" wordt als motief voor de naamkeuze slechts vermeld: "omdat de vereniging zitting heeft in de oude Momustempel en niet kan leven zonder een kloek glas bier".



      Vaandel van de Tempeleers.


      De gehele naoorlogse ontwikkeling van de eeuwenoude Mestreechter Vastelaovend draagt duidelijk het signatuur van de Tempeleersorganisatie, die als zodanig ook als de verantwoordelijke organisatie voor het carnavalsgebeuren door het stadsbestuur is erkend.
      Met respect voor en behoud van de waardevolle traditionele elementen uit de tijd van de Momus Soci?teit en zelfs lang daarvoor, hebben de Tempeleers vanaf 1946 onder vaak zeer moeilijke omstandigheden aan die "Vastelaovend" nieuwe impulsen gegeven en dat stuk volkscultuur niet alleen weten te behouden, maar ze hebben er nieuwe elementen aan toegevoegd.
      Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
      Thomas More

      Opmerking


      • #4
        Geschiedenis van de carnaval

        De Tempeleers.

        Na de oorlog, precies aangeduid: op 16 november 1945, werd in de Momustempel carnavalsvereniging De Tempeleers opgericht.
        Initiatiefnemer was Frans Thewissen, die ook als secretaris zitting nam in het bestuur.
        Dat eerste bestuur bestond voorts uit de heren dr. Jef Heijdendael (voorzitter), mr. Herman Kortebos (penningmeester), Ber Retrae (lid) en Jos Smeets (lid).
        Ceremoniemeester was L?on Schreuder
        De naam "Tempeleers" is ongetwijfeld "geleend" van de gelijknamige ridderorde die in het begin van de 12e eeuw in Jeruzalem werd gesticht.
        In de notulen van de oprichtingsvergadering van de carnavalsvereniging De Tempeleers wordt als motief voor de naamkeuze slechts vermeld: "omdat de vereniging zitting heeft in de oude Momustempel en niet kan leven zonder een kloek glas bier".

        De gehele naoorlogse ontwikkeling van de eeuwenoude Mestreechter Vastelaovend draagt duidelijk de signatuur van de Tempeleersorganisatie, die als zodanig ook als de verantwoordelijke organisatie voor het carnavalsgebeuren door het stadsbestuur is erkend.
        Met respect voor en behoud van de waardevolle traditionele elementen uit de tijd van de Momus Soci?teit en zelfs lang daarvoor, hebben de Tempeleers vanaf 1946 onder vaak zeer moeilijke omstandigheden aan die "Vastelaovend" nieuwe impulsen gegeven en dat stuk volkscultuur niet alleen weten te behouden, maar ze hebben er nieuwe elementen aan toegevoegd.



        Prins Carnaval met leden van de Raad van Elf (11).


        De Tempeleers, destijds gestart als 'n Raad van Elf (plus "reserve Tempeleers"), zijn in de loop van de jaren uitgegroeid tot een organisatie die plusminus 33 leden telt.
        De tijden waarin men "Vastelaovend" vanachter een gezellige stamtafel kon organiseren, zijn namelijk voorbij.
        De Mestreechter Vastelaovend, als Vijfde Seizoen, met zijn variatie aan activiteiten en evenementen vereist een organisatie die niet alleen over een voldoend aantal verantwoordelijke leden moet kunnen beschikken, maar die in die leden ook de specifieke, soms uitgesproken deskundige kwaliteiten in huis moet hebben om het jaarlijks terugkerend takenpakket te kunnen uitvoeren.
        Daar komt nog bij, dat de Tempeleers de vastelaovend niet alleen organiseren maar in dat spel zelf ook een belangrijk representatief aandeel hebben.
        En al kan en moet men, wat het organiseren betreft, vooraf al het nodige doen, een feit is, dat het spitsuur in de organisatorische sector, toch altijd grotendeels samenvalt met dat van het representatieve gebeuren: namelijk in de vier weken die aan Carnavalszondag voorafgaan, dus vanaf moment dat de Stadsprins is "uitgeroepen".
        Vanaf dan namelijk staan, in wisseldienst!, ??n "ploeg" van de Tempeleers, keihard en in werk tenue, te organiseren en een andere ploeg "gezicht 11" en in rokkostuum rond de Prins te representeren.
        Dat representeren houdt ??k in, dat 's zaterdags v??r Carnaval bij de z.g. "machtsoverdracht" in het stadhuis een geheel stadsbestuur, annex gouverneur en aanwezige ministers onttroond moet worden om de Stadsprins op de troon te zetten.
        Van wezenlijke betekenis voor het doeltreffend functioneren van de carnavalsorganisatie zijn de diverse werkcommissies, die, onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Tempeleers, ieder voor zich een specifiek gedeelte van het organisatorische werk voor hun rekening nemen.

        Zo functioneert er een "Kanselarijraad", wat een dure naam is voor de Protocolcommissie, er is voorts een financi?le commissie en een commissie voor het Buitengebeuren, die alle openlucht evenementen co?rdineert.
        Tot die evenementen behoren o.a. het uitroepen van de Prins (4 weken v??r Carnaval op de Markt), het inhalen van de Prins op zaterdag v??r Carnaval, de optochten, het concours van de Zaate Hermeniekes etc.
        Een andere overkoepelende commissie, die voor het Binnengebeuren, co?rdineert alle evenementen die in zalen e.d. plaats vinden: de carnavalszittingen, het Prinsenbal, carnavalsconcert, kindertekenwedstrijd e.d..
        Elk evenement wordt voorbereid door een desbetreffende subcommissie, die haar werkzaamheden verslag uitbrengt in de commissie Buiten- c.q. Binnengebeuren.
        Voorts is er nog een vaste commissie voor Pers en Propaganda en een subcommissie voor het Magazijn (waarover elders meer) en niet te vergeten: de Trekkers, t.w. de ordecommissarissen die hun diensten verlenen bij de uitvoering van vrijwel alle evenementen.

        Voorzitter van elke commissie is een lid van de Tempeleers, maar een groot gedeelte van het werk in de commissies wordt verzet door de "burgerleden", die zich daar jaar-in, jaar-uit belangeloos voor inzetten.
        Hun inzet is van onschatbare waarde, want de "Kemissies" zijn het fundament van de organisatie.
        De (Tempeleers- )voorzitters van de vaste commissies hebben als zodanig zitting in het algemeen bestuur van de Tempeleers.
        Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de Prizzident, de Opper, de eerste en tweede Kretser (secretaris), en de eerste en tweede Hapsjaar (penningmeester).
        De ceremoniemeester heeft in het bestuur een adviserende stem.
        Beschermheer van de Tempeleers is per traditie de Burgemeester van Maastricht.
        Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
        Thomas More

        Opmerking


        • #5
          Geschiedenis van de carnaval

          De Prins.

          In het kostelijke spel van de Vastelaovend is de Stadsprins de centrale figuur.
          Hij is voor iedere Maastrichtenaar de hoogste autoriteit in carnavalsland en het zijn de Tempeleers die ieder jaar opnieuw de eervolle plicht vervullen die Maastrichtenaar als Stadsprins te lanceren, die bereid en in staat is zijn stad "met belump (beleid) en vaste hand veur te goon in de zwoer daog vaan de Mestreechter Vastelaovend", zoals de traditionele prinsenproclamatie vermeldt.
          "Zienen Hoegl?stigheid" (zijn hooglustigheid), zoals de prins wordt genoemd, wordt door de Tempeleers (en door alle carnavallisten) met alle egards, met een prinselijke entourage en met een Bourgondisch aandoend protocol omgeven.
          Een kolderiek protocol uiteraard, maar toch wel van zodanig gehalte dat het door de jaren heen heeft bewezen een charmante uitstraling te hebben naar buiten.

          De Stadsprins is niet alleen maar een idool dat carnavalesk schittert op prinsenzittingen, carnavalsconcert, prinsenbal, bij de 'pronkzitting', op het stadhuis of op zijn prinsenwagen in de optochten, hij is vooral het hartverwarmende middelpunt bij de carnavalsvieringen in kleiner verband: in de bejaardentehuizen, in Klevarie, Annadal en Vijverdal, bij de blinden en de gehandicapte kinderen en bij de jeugd van de talrijke scholen waar hij enthousiast wordt ontvangen en het carnavalsvuur aanwakkert.
          Een Stadsprins in Maastricht glorieert maar ??n seizoen.
          Aswoensdag, nul uur nul, legt hij prinsenmuts en scepter neer.
          't Volgend jaar wordt in zijn opvolger w??r het "best bewaard geheim" op de Markt onthuld.





          De uitverkiezing van de Prins.

          Zeer essentieel bij de keuze van een prins is, dat financi?le aspecten geen enkele rol mogen spelen, noch commerci?le voordelen, doch uitsluitend de persoonlijkheid van de man, die aan die unieke rol in het spel van de Vastelaovend zijn eigen vertolking kan geven.
          Iedereen in Maastricht kan kandidaten voor het prinsschap bij de Tempeleers indienen.
          De namen van alle kandidaten worden ieder jaar via een "groslijst" aan de voltallige vergadering van de Tempeleers voorgelegd.
          In een kleiner verband, de Kanselarijraod, wordt daarna een verdere selectie gemaakt en via een "mysterieuze" procedure, waar slechts twee leden van de Kanselarijraod mee zijn belast, wordt dan onder strenge geheimhouding de definitieve keuze bepaald.
          Tot aan het "Uitroepen" van de nieuwe prins, 4 weken v??r carnaval, wordt de prinsenkeuze beschouwd als het best bewaard geheim van Maastricht.



          De sleuteloverdracht in het stadhuis.



          Het magazijn van de Tempeleers.

          De organisatie van optochten, zittingen en andere grote evenementen brengt mee, dat men de beschikking moet hebben over een magazijn, waar materialen, kostuums en grote attributen kunnen worden opgeslagen en over een ruimte die atelier- en werkplaatsfunctie heeft.
          Na vele jaren lang van de ene (gebrekkige) magazijnaccommodatie naar de andere te zijn getrokken, hebben de Tempeleers in 1985 eindelijk, en onder het aangaan van niet zomaar weg te cijferen financi?le verplichtingen, na diepgaand beraad de grote stap durven te zetten tot de aankoop van een zeer goed geaccommodeerd magazijn, annex atelierruimte en aangrenzend los- en laadterrein, dat ook goed toegankelijk is voor grotere opleggers e.d. "Tempeleers Stadsmagazijn" is de naam die dat complex heeft meegekregen.
          En terecht!
          Want ook bij de organisatie van andere grote evenementen in Maastricht, zoals Heiligdomsvaart, Reuzenfeest, Preuvenemint etc. vervult dat "stadsmagazijn" een onmisbare functie.
          En ook hier zijn het, samen met de Tempeleers, de vrijwillige medewerkers die dat magazijn aan de Cabergerweg, zodra nodig, operationeel doen zijn.
          Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
          Thomas More

          Opmerking


          • #6
            Geschiedenis van de carnaval

            Garderegiment De Kachelpiepers.

            Sinds 1951 existeert, excelleert en exerceert in de Mestreechter Vastelaovend het "Garderegiment De Kachelpiepers".
            Dat kolderieke "regiment" dankt zijn ontstaan aan het militair garnizoen uit het begin van de vijftiger jaren.
            Een aantal ludiek ingestelde leden van dat garnizoen kwam op het idee een koldererewacht te vormen voor de Stadsprins.
            Daarbij droegen ze originele historische militaire uniformen met de bekende hoge kepies uit de tijd van Napoleon.
            Kepie: militair hoofddeksel met klep, stijf van voren en minder hoog dan een sjako.
            Die kepies werden in de volksmond "kachelpiepe" (letterlijk: kachelpijpen) genoemd.
            Daarvandaan de naam Kachelpiepers voor die erewacht uit de beginjaren en voor de voortzetting daarvan: het Garderegiment van tegenwoordig, dat zich al lang niet meer in Napoleontische uniformen presenteert, maar in Schotse uitmonstering, kompleet met kilt en paardenharen tas.
            In het totale kolderiek protocollaire gebeuren rond de Stadsprins en zijn Raad van Elf is het Garderegiment, inclusief de marketentster met haar tonnetje, niet meer weg te denken.
            Het geeft daar klank en kleur aan.
            Het garderegiment is als subcommissie van de Protocolcommissie toegevoegd aan de vereniging "De Tempeleers", ofschoon het bestuur van de Kachelpiepers wordt gekozen door de eigen leden van het regiment, met uitzondering van de voorzitter die door de Tempeleers uit hun eigen midden wordt benoemd.



            De Kachelpiepers.




            Het Momuskanon.

            Het Momus kanon en het Mooswief behoren niet alleen om hun historische waarde tot de voornaamste attributen die de Tempeleers in eigendom en beheer hebben, maar vooral vanwege de symbolische betekenis, die Momus kanon en Mooswief voor iedere rechtgeaarde carnavallist hebben.
            Het Momus kanon dateert, zoals de naam al aanduidt, uit de tijd van de Momus soci?teit.
            Al in het midden van de vorige eeuw werd daarmee op het Vrijthof de Vastelaovend "ingeschoten", zoals dat tegenwoordig met datzelfde minikanon tot de voornaamste tradities hoort op de zondag van Vastelaovend.
            Over de herkomst van het Momus kanon wordt in de archieven niets vermeld.


            Momuskanon anno 1891.



            Het Mooswief.

            De traditie om tijdens dat z.g. inschieten, ook het Mooswief in hogere Vrijthofse sferen over Vastelaovend te laten regeren, die traditie is van jongere datum.
            Die is namelijk terug te brengen tot ongeveer 1954, toen zaterdag v??r Carnaval, het Mooswief monument van de beeldhouwer Charles Vos op de Markt door Stadsprins Zjaak d'n Ierste (Zjaak Chappin) werd onthuld.
            Tussen haakjes: Mooswief is de benaming van de groentevrouw uit vroeger dagen die op de markt haar waar aan de man bracht.
            Maar goed: zoals dat in Maastricht wel vaker gebeurt, vanaf het moment dat het Mooswief in een standbeeld was vereeuwigd kreeg het bij de Maastrichtenaren, daartoe ongetwijfeld ge?nspireerd door de Mestreechter Geis, de aureool: Patrones van de Mestreechter Vastelaovend.


            Mooswief.


            Maar met de carnaval wordt een replica van het beeld op de markt op het Vrijthof opgetakeld.
            De pop blijft daar als symbool voor de duur van de carnaval hangen.
            Dus: op zondag om 11 na 12 na de schoten van het Momuskanon wordt het Mooswief door de Prins omhoog getakeld.
            En op dinsdag om 24:00 uur precies trekt heel Maastricht naar het Vrijthof om te zien hoe het Mooswief weer naar beneden gehaald wordt.

            Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
            Thomas More

            Opmerking


            • #7
              Geschiedenis van de carnaval


              De Mestreechter Geis.

              De Mestreechter Geis (waarmee bedoeld wordt: de esprit, het humoristisch relativerend volkseigen van de Maastrichtenaar), die mysterieuze kracht was toen al generaties lang werkzaam, ofschoon hij in 1954 zelf nog acht jaar moest wachten op zijn eigen monument.
              Maar ??k dat is er gekomen.






              De Maastrichtse carnavalsvlag en -kleuren.

              Met carnaval heeft Maastricht niet alleen een andere burgemeester (Prins Carnaval) maar ook een andere vlag.
              Deze vlag is natuurlijk in de kleuren van de Vastenavondfestiviteiten: rood, geel en groen.
              Enkele dorpen en gemeentes in Limburg wijken iets af, zij hebben de kleuren rood, geel en blauw in hun vlag.
              Uiteraard zijn de kleuren rood, geel en groen ook veel terug te vinden in de carnavalspakjes van zaate herremeniekes en andere carnavallisten, evenals in de versieringen in zalen en caf?s.

              Het carnavalsmonument.

              Gezien het feit dat carnaval in Maastricht een zodanig belangrijke plaats inneemt, is er besloten om dit te eren door middel van een beeldengroep op het Vrijthof.
              Het kunstwerk laat zien hoe de zaate herremeniekes (carnavalsbandjes) in vol ornaat door de Maastrichter straten trekken.


              Beeldengroep "De Zaate Herremenie" op het Vrijthof.

              Reus Gigantius.

              In de Maastrichter carnavalsoptocht kom je altijd een paar bekenden tegen.
              Zo kun je reus Gigantius niet missen.
              Hij is het pronkstuk van de Reuzengilde en wordt meegetrokken in iedere optocht.
              Naast reus Gigantius lopen er nog twee reuzen mee in de carnavalsoptochten: de Mestreechter Goovies.
              Dit zijn twee grote politieagenten die bij de grote optocht voorop lopen en in de kinderoptocht achteraan.

              De straatcarnaval.

              Hierboven zijn verschillende symbolen van de Maastrichtse carnaval beschreven.
              Echter, het belangrijkste symbool zijn de Maastrichtenaren zelf!
              De echte Maastrichtenaar viert de carnaval, in tegenstelling tot veel andere plaatsen, op straat.
              Op straat worden optochten gehouden, op straat spelen de carnavalsbands: "de zaate herremeniekes", op straat kunt u dansen, zingen, springen, op straat krijgt u eten en drinken, op straat heeft u de ruimte, enzovoort!
              De echte Maastrichter carnaval = straatcarnaval...!

              Last edited by SJEF †; 6 november 2007, 17:23.
              Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
              Thomas More

              Opmerking


              • #8
                Geschiedenis van de carnaval

                Woorden die met carnaval te maken hebben.

                Iedereen die ooit in Maastricht carnaval heeft gevierd komt ze tegen, die typische Maastrichtse woorden die voornamelijk met carnaval te horen zijn.
                Hieronder volgt een overzicht van een aantal van die woorden, een goede oefening om ze te leren en te gebruiken bij een bezoekje aan Maastricht.

                Vastelaovend.
                Carnaval, of de Mestreechter Vastelaovend, en iedere Maastrichtenaar weet waar we het over hebben.

                Zaate Hermenieke.
                Vrij vertaald, een dronken harmonie of band.
                Een gezelschap dat meestal niet dronken is, carnavalsmuziek speelt op straat en van caf? naar caf? trekt.

                Zaate Hermeniekes Konkoers.
                Sinds de jaren '70 het hoogtepunt van carnavalsdinsdag.
                De Zaate Hermeniekes spelen voor een zeer deskundige jury en krijgen allemaal de 1e prijs.

                Cramignon.
                Elke carnavalsavond om 20:33 uur trekt, met voorop de prins en zijn gevolg, een bonte stoet door Maastricht.
                Iedereen kan zich aansluiten.

                Medaalje.
                Een onderscheiding, elk jaar weer een nieuw onderwerp uitbeeldend.

                Insjete.
                Op carnavalszondag om 12:11 uur gaat de carnaval officieel van start met 11 schoten van het Momuskanon.


                Haaf-um.
                Het is bier, maar dan een mix van donker bier en gewoon bier (half om half dus), minder bitter dus.
                Eerst het donker bier en dan het gewone bier erbij doen.


                Zo zijn de glazen nog vol.....

                Sjoes.
                Het is bier, maar dan een mix van donker bier en gewoon bier, iets minder bitter dus.
                Eerst het gewone bier en dan een scheut donker erbij doen.


                ...en zo zijn de glazen weer leeg.


                Pekske.
                Algemeen woord voor een carnavalspak of kleding, er zijn mensen die er het gehele jaar aan werken.

                Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
                Thomas More

                Opmerking


                • #9
                  Geschiedenis van de carnaval

                  De Boonte St?rm #1.


                  DE PREHISTORIE: GRIEKSE, ROMEINSE EN GERMAANSE LENTEFEESTEN.
                  Het is nooit bewezen, maar zeer vermoedelijk gaan de wortels van carnaval terug tot een ver, ver verleden.
                  Niet voor niets heeft de christelijke kerk getracht carnaval uit te bannen als zijnde een 'heidens' feest.
                  Al 2600 jaar voor Christus wordt op Mesopotamische kleitabletten gewag gemaakt van een lentefeest van vijf dagen waar een pronkschip wordt meegevoerd.
                  Daarop werd een slaaf tentoongesteld die tijdelijk tot koning was gekroond en die na deze schertsvertoning op een brandstapel werd gegooid.
                  Ook de oude Grieken lieten bij hun Zonnewendefeest gedurende vijf dagen een schip op wielen rondrijden.
                  En tijdens de zevendaagse Saturnaliafeesten van de Romeinen werd de wereld op zijn kop gezet.
                  Slaven mochten zich tijdelijk verkleden als hun meesters om ze te bespotten.
                  De meesters verstopten zich op hun beurt achter maskers om aan de hoon van hun lijfeigenen te ontkomen.
                  Dichter in de buurt woonden de Germanen die vruchtbaarheidsfeesten organiseerden rondom het thema Moeder Aarde om te vieren dat de lente weer aanbrak.
                  Ook reden zij met een schip op wielen rond waarop Germaanse goden werden ge?taleerd.
                  In al deze oude feesten komen drie elementen terug die ook in het huidige carnaval nog een belangrijke rot spelen: het rondrijden van een narrenschip op wielen dat we in Limburg terugvinden als de 'Blauw Sjuut', het omkeren van de slaaf-meesterrol, en het kronen van een schertskoning die we tegenwoordig zien in de vorm van Prins Carnaval.
                  Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
                  Thomas More

                  Opmerking


                  • #10
                    Geschiedenis van de carnaval

                    De Boonte St?rm #2.

                    DE ONTWIKKELING VAN WEST-EUROPEES VASTENAVOND: DE WERELD OP ZIJN KOP.
                    Ook in de Middeleeuwen bleef men de volkse gebruiken als lentefeesten uitvoeren waarbij de bevolking met drinkgelagen behoorlijk uit de band sprong.
                    Het christendom kreeg langzaam aan vaste voet op Europese bodem.
                    Het was de clerus een doorn in het oog dat het volk zich zo te buiten ging aan drank en losbandig gedrag.
                    In het Concilie van Nice in 325 werd reeds getracht om de heidense feesten uit te bannen.
                    In de zevenhonderd jaar die volgden, deed men telkens weer pogingen de uitspattingen de kop in te drukken.
                    Maar langzamerhand realiseerde de geestelijkheid zich dat het onbegonnen werk was en dat het volk bij tijd en wijle een verzetje nodig had.
                    Gedurende de Synode van Benevento in 1091 werd de offici?le vastentijd van veertig dagen vastgelegd.
                    In deze tijd werden de 'f?tes des fous' - zoals in Frankrijk het gekkenfeest heette - gedoogd als de laatste kans om te brassen voordat de broekriem moest worden aangehaald.
                    Vastenavond werd hiermee door de clerus ge?ntegreerd in de christelijke kalender.
                    Ook de naamgeving 'carnaval' stamt uit deze tijd en wordt voor het eerst opgetekend in Itali?.
                    De ene historicus meent dat het een afgeleide is van 'carrus navalis' (scheepskar), de ander ziet eerder een verklaring in 'carne vale' (afscheid van het vlees).
                    Zo ontwikkelde carnaval zich tot een groots ongeorganiseerd narrenfeest dat in elke uithoek van Europa uitbundig werd gevierd.
                    De integratie van het festijn in de christelijke kalender betekende overigens niet dat men nu ongestraft carnaval kon vieren.
                    Door de hele geschiedenis heen bleef carnaval op gespannen voet staan met de kerk.
                    In Maastricht geven geschreven bronnen weer dat er in elk geval in 1464 al een vorm van ongeorganiseerd carnaval was.
                    Maar ook hieruit blijkt weer dat het voor de zoveelste keer gaat om een verordening. Raadsverslagen van het stadsbestuur berichten over een verbod op maskerade op straffe van 'drie Marck'.
                    De ommekeer kwam met de Reformatie van Maarten Luther.
                    Luther was op zich niet heel fel gekant tegen carnaval, maar hij schafte anno 1517 het vasten af en daarmee werd de reden om carnaval te vieren weggenomen.
                    Pakweg een halve eeuw later bleek de Contrareformatie nog veel dodelijker voor carnaval.
                    Het betrof een dogmatische stroming binnen de katholieke kerk die, als reactie op het protestantisme, alle festiviteiten en tradities verbood.
                    Carnaval verdween nagenoeg uit West-Europa.
                    Toch bleef de geest van carnaval in elke Europeaan sluimeren.
                    Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
                    Thomas More

                    Opmerking


                    • #11
                      Geschiedenis van de carnaval

                      De Boonte St?rm #3.


                      DE REVIVAL: DE PRINS EN DE RAAD VAN ELF.
                      Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en wat 'in de genen' zit moet ooit een keer tot een uitbarsting komen.
                      Dat gebeurde het eerst in Duitsland, in het Rijnland om precies te zijn.
                      Toen Napoleon in 1814 de aftocht blies na een bezetting van twintig jaar, werd de vastenavond weer spontaan en uitzinnig gevierd.
                      De romantische 'Weltschmerz' deed in elke Duitser in volle hevigheid haar werk, en de nostalgie naar een archa?sch pracht- en praalfeest als het carnaval was ??n van de uitingen daarvan.
                      Hoewel Duitsland een rijk carnavalsverleden had, wist de doorsnee Duitser niet meer goed hoe hij carnaval moest vieren.
                      Gelukkig had Goethe zojuist in geuren en kleuren het carnavaleske theater Commedia dell'arte van Itali? beschreven in zijn 'Italienische Reise'.
                      In Veneti? was carnaval een vrijwel ononderbroken traditie geweest en zou mede dankzij de beroemde schrijver fungeren als voorbeeld.
                      De Duitse naam 'Fassnacht' (vastenavond) werd niet voor niets in die tijd vervangen door de van het Italiaans afgeleide term 'Karnaval'.
                      In 1823 leidde dat tot het georganiseerd carnaval in Keulen, waar bij de eerste optocht de zogenaamde 'Held Karneval' voorop ging, de voorloper van Prins Carnaval.
                      De steden Koblenz, Aken en Mainz zouden kort daarna volgen.
                      Ook werd in deze tijd het 'gekkengetal' elf ge?ntroduceerd met als belangrijkste exponent de Raad van Elf.
                      De Prins Carnaval moest tenslotte zijn eigen regering hebben die werd samengesteld uit elf leden.
                      Mooie bijkomstigheid was dat deze schertsregering zich kon bezighouden met het organiseren van de carnavalsevenementen.
                      Ruim een decennium later werd in Maastricht eveneens het bestuur van de eerste carnavalsvereniging uit elf leden verkozen met aan het hoofd een President.
                      Carnaval veroverde vanuit het Duitse Rijnland langzaam het hele Limburgse land en be?nvloedde bovendien het Bourgondische carnaval dat zich in Brabant aan het ontwikkelen was.
                      De opmars stokte echter aan het eind van de negentiende eeuw aan de grote rivieren.
                      Als we terugkijken in de geschiedenis zien we dat het carnaval zich vooral aan de socio-culturele frontlijnen hersteld heeft: daar waar katholieke gebieden grenzen aan protestantse gebieden.
                      Blijkbaar hadden de katholieken aan de zuidkant van het 'front' de behoefte om hun identiteit te laten gelden.
                      Carnaval werd een waarmerk voor de katholieke levensstijl.



                      Beeldengroep; vervaardigd door Frans van de Laar in 1911.
                      Onder de gebeeldhouwde figuren bevinden zich talrijke in die tijd bekende Mestreechteneren, onder wie de kunstenaar zelf.
                      Last edited by SJEF †; 6 november 2007, 12:06.
                      Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
                      Thomas More

                      Opmerking


                      • #12
                        Geschiedenis van de carnaval

                        De Boonte St?rm #4.

                        GEORGANISEERD CARNAVAL: SOCI?TEIT MOMUS.
                        Maastricht kent als strategische vestingstad aan de Maas een roerig verleden van oorlogen en belegeringen.
                        Ook in 1830 was het weer eens zover.
                        Dit keer waren het de Belgen die in hun afscheidingsoorlog heel Limburg bezetten en de laatste enclave Maastricht met haar 'Oranjegezind' garnizoen belegerden.
                        Na de geslaagde veldtocht van de legers van Willem I werd in 1839 Nederlands Limburg definitief van Belgi? gescheiden en Maastricht ontzet.
                        Hoewel de Maastrichtse burgers zich meer verwant voelden met de Belgen, haalden ze opgelucht adem onder Hollands bestuur.
                        Meer dan ooit was er behoefte om te feesten na een gedwongen ascetisme van tien jaar.
                        De herinnering aan carnaval, dat gedurende de belegering nooit meer was gevierd, bleek uitermate levendig.
                        Enkele vrienden uit de gegoede burgerij kwamen bijeen in een Maastrichts caf? en smeedden plannen voor een 'vastelaovendsvereniging' naar het voorbeeld van de Duitse verenigingen in het Rijnland.
                        De stichting van de Soci?teit Momus was in 1839 een feit.
                        De soci?teit werd genoemd naar de onbenullige Griekse god Momus die symbool stond voor zottigheid en bespotting.
                        Op carnavalszondag 1840 trok de eerste optocht door de straten van Maastricht.


                        Momus praalwagen 1891.

                        Twintig muzikanten op witte paarden openden de stoet.
                        Achter hen volgden de vermomde voetgangers, enige open rijtuigen en smaakvol verklede ruiters.
                        Op het Vrijthof hield de stoet halt en werden op de muziek van de garnizoenskapel contradansen uitgevoerd.
                        Het was de hernieuwde start van carnaval dat elk jaar zotter en bonter werd.
                        De Soci?teit Momus kon rekenen op een groeiende aanhang.
                        Fabrikanten, bierbrouwers, kooplieden en winkeliers behoorden tot de eerste leden. Voorwaarden voor het lidmaatschap waren onder meer een goede eetlust, een minimumleeftijd van twintig jaar, een vrolijke inslag en benen die sterk genoeg waren om drie achtereenvolgende polka's te dansen.
                        Bovendien moest men beschikken over een hoofd dat hard genoeg was om twee flessen champagne soldaat te maken zonder dat dit leidde tot het omhelzen van je buren of het doorvertellen van hun geheimen.
                        De Momus ontwikkelde zich tot een brede culturele, enigszins elitaire organisatie met een liberale inslag die tevens toneelvoorstellingen programmeerde, wielerwedstrijden organiseerde en bovendien deed aan charitas voor de minderbedeelden.


                        Momus kinderbal 1900.
                        Last edited by SJEF †; 5 november 2007, 06:56.
                        Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
                        Thomas More

                        Opmerking


                        • #13
                          Geschiedenis van de carnaval

                          De Boonte St?rm #5.

                          Maar carnaval stond altijd voorop, en de doelstelling van de Momezij (leden van de Momus) luidde: 'amuzemint en ech froaij gekkerij' (amusement, en echte fraaie onzin) met de toevoeging 'Gekheid, mer neet boete de schroam' (gekheid, maar binnen de perken).
                          Ook het elf keer afschieten van het Momuskanon om klokslag 12.11 uur op carnavalszondag als startsein voor carnaval stamt uit de beginjaren en is tot op heden een belangrijk carnavalsgebruik.


                          Afschieten Momuskanon in 1934.

                          Het carnavalsseizoen in de negentiende eeuw begon niet zoals tegenwoordig al op de elfde van de 11de, maar beperkte zich tot de drie dagen voor aswoensdag, de aanvang van de vastenperiode.
                          Het belangrijkste middelpunt was de door de Momus georganiseerde optocht, die in die tijd nog thematisch werd ingericht.
                          Zo had de optocht in 1841 de 'Blijde inkomste' van Karel V (anno 1520) als thema.
                          In 1872 werd de optocht ter ere van het (drie maal elfjarig) jubileum van de Soci?teit Momus geheel gewijd aan 'De Vijf Weerelddelen'.
                          Ook toen al werden kosten noch moeite gespaard om de optocht kleur te geven, want op een foto uit 1891 kan men zien dat een praalwagen die China moest uitbeelden, tot op het kleinste detail is uitgewerkt.
                          Een belangrijk jaar voor de Momus was 1878, toen de Soci?teit Momus haar beroemde monumentale pand aan het Vrijthof betrok, de zogenaamde Momustempel.
                          Uit deze tijd stamt ook het reglement met daarin - hoe kan het ook anders - elf artikelen.
                          Het eerste artikel luidt:

                          Den iersten Artikel, de ig ug verhoal, Verget tog noeyt, jongens, eus aw Moyerstoal.
                          Ranjeert zo eurt weurt, wie me sprik in Mastreeg.
                          Dam kump oug-et Momus oan-et leeg.


                          Kortom, het devies was: met carnaval wordt in Maastricht dialect gesproken.
                          Een regel die later nog voor heel wat heikele momenten zou zorgen.
                          Een vijftal van de eerste genoteerde liedjes, waaronder De Momus Mutz, zijn in het dialect.
                          Ze werden in 2002 teruggevonden in het bundeltje 'Po?tische en proza?sche werken van de Soci?teit Momus' uit 1842.
                          Liberaal als de Momussen waren, lieten zij ook de Hollandse officieren toe tot de vereniging.
                          Deze werden ontheven van de plicht tot het dialect spreken, en ze hoefden zelfs de verplichte rood-wit-groene muts niet op.



                          De officieren stonden in hoog aanzien en hun relatie met de soci?teit was altijd goed.
                          Het garnizoen zorgde immers voor de muzikale omlijsting van de optocht, wat door de Maastrichtse bevolking uitermate werd gewaardeerd.
                          De Soci?teit Momus bloeide tot aan de eeuwwisseling, maar vanaf 1900 kwam de klad erin.
                          Met moeite wist de vereniging haar bestaan tot 1939 - haar honderdjarig jubileum - te rekken.
                          Maar de optochten werden toen allang niet meer door de Momus georganiseerd.
                          Die taak had de vereniging 'Maastricht Vooruit' op zich genomen, de voorloper van de Maastrichtse V.V.V..
                          Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
                          Thomas More

                          Opmerking


                          • #14
                            Geschiedenis van de carnaval

                            De Boonte St?rm #6.

                            VAN GARNIZOENSLIEDJES, ARMOEDE EN PROTEST.
                            Maastricht is in Nederland de eerste stad die te maken kreeg met de industri?le revolutie.
                            De nieuwe werkgevers, zoals de papierindustrie en de pottenbakkers van Sphinx, trokken een flinke hoeveelheid arbeiders aan die onder beroerde omstandigheden een groot aantal uren maakten tegen een karig loon.
                            Ten gevolge hiervan groeide het lompenproletariaat schrikbarend.
                            Tegen het eind van de negentiende eeuw behoorde ruim de helft van de Maastrichtenaren daartoe.
                            Het was nota bene de Soci?teit Momus die met haar liefdadige instelling soep uitdeelde aan deze 'armeluizen'.
                            De optocht - ??k georganiseerd door de Momus - was een fenomeen waaraan alleen de gegoede burgerij en de middenstand met hun praalwagens meededen.
                            Het proletariaat vierde met carnaval zijn eigen feestje.
                            Ze trokken 's avonds van caf? naar caf?, etablissementen die doorgaans net zo armoedig waren als zijzelf.
                            Mooie kostuums waren uit den boze, want die kon men niet betalen.
                            De gewone man trok een 'k?steek' (kussensloop) over de kop met een paar gaten erin en liepen achter de 'monekaspeuler' (trekharmonicaspeler) aan.
                            Zelfgebrouwen sterke drank was het middel om de stoet op de been te houden.
                            De wereld op zijn kop, want in deze vermomming was de slaafse arbeider in staat zijn baas een keer goed de waarheid te zeggen.
                            Een cultureel fenomeen dat door mensen van boven de grote rivieren nog steeds als achterbaksheid wordt aangemerkt.
                            Niet geheel terecht, want feodale verhoudingen waren in deze tijd sterk verankerd in de Zuidelijke Nederlanden.
                            In het dagelijks leven zat men vaak onder het juk van de baas zonder enige mogelijkheid van kritiek of verzet.
                            In het socialisme vond men geen uitweg, want dat ontwikkelde zich in Limburg nauwelijks onder druk van de katholieke kerk.
                            Alleen die ene keer in het jaar had men de mogelijkheid tot protest.
                            Carnaval kreeg daarmee een ventielfunctie.



                            De huidige Maastrichtse vastenavond ontleent nog steeds haar anarchistische trekjes aan deze tijd.
                            Het moeten Dickens-achtige taferelen zijn geweest; in lompen gehulde carnavalsvierders die liederen zongen die meestal op marsritme waren gezet.
                            De mars was de ideale gangmaker gedurende de kroegentocht.
                            Bovendien had de Maastrichtenaar vanwege de nabijheid van het garnizoen voldoende marsmelodie?n 'in de kop'.
                            Het lopen over straat van caf? naar caf? zou de basis vormen voor het latere straatcarnaval in al haar uitbundigheid.
                            Ook nu nog is de mars met zijn strakke vierkwartsmaat de drager van de meeste Maastrichtse 'vastelaovendsleedsjes'.
                            Hoewel het vroege liedje De Momus Mutz uit 1842 bewijst dat in de eerste carnavalsjaren al in het dialect werd gezongen, leek aan het eind van de 19de eeuw het dialectlied niet meer in zwang.
                            Waar de omslag precies heeft plaatsgevonden, is uit bronnen niet te achterhalen.
                            Wel is bekend dat vanwege de dominante aanwezigheid van het Hollandse garnizoen in Maastricht de Nederlandstalige soldatenliedjes het buitengewoon goed deden.
                            Jan Soldaat ontpopte zich tot gangmaker onder het volk en verspreidde de korte en bondige meezingers.
                            Er werden aan het begin vanaf 1900, ook in het interbellum, vrijwel uitsluitend soldatenliedjes gezongen met carnaval.
                            Ze zouden sporen nalaten in het naoorlogse repertoire.
                            Het oer-Hollandse liedje 'Hup Merjenneke' staat - zij het in een enigszins verbasterde versie - nog steeds op een prominente plek van de 'Mestreechse vastelaovendsleedsjes' aller tijden.

                            Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
                            Thomas More

                            Opmerking


                            • #15
                              Geschiedenis van de carnaval

                              De Boonte St?rm #7.


                              NAOORLOGS CARNAVAL: 'T LEEDSJE.
                              Een belangrijk kenmerk van het naoorlogse carnaval werd al v??r de Tweede Wereldoorlog ingezet.
                              Een jonge generatie carnavalsorganisatoren besloot in 1936 dat duizenden bont verklede carnavallisten met de optocht mee zouden trekken.
                              Het werd - heel toepasselijk - de 'Boonte St?rm' genoemd naar de roman 'De Bonte Storm' van de Maastrichtse schrijver Mathias Kemp uit 1929.
                              In de oorlog werd carnaval op last van de Duitse bezetter verboden, maar na de bevrijding werd deze traditie onverminderd voortgezet.
                              In 1945 verrees uit de as van de Soci?teit Momus een nieuwe carnavalsvereniging: de Tempeleers.
                              Deze naam werd gekozen omdat - volgens de annalen - 'de vereniging zitting heeft in de oude Momustempel en niet kan leven zonder een kloek glas bier'.
                              Met behoud van de tradities die de Momus ooit in het leven had geroepen, zouden zij de organisatie van carnaval op zich nemen.


                              Jef Scheffers schilderde op zijn manier de 'Boonte St?rm'.

                              Tot op de dag van vandaag organiseren ze de optocht en verkiezen ze de stadsprins (bijgenaamd de Hoege HoegL?stegheid) die elk jaar, vier weken voordat het feest losbarst, wordt uitgeroepen op de Markt.
                              De Tempeleers en de daaruit voorvloeiende Raad van Elf worden muzikaal bijgestaan door een regiment 'Kachelpiepers' (kachelpijpen): een blaaskapel annex drumband die ontsproot uit de militaire garnizoenskapel.
                              De leden werden vernoemd naar de Napoleontische, op een kachelpijp gelijkende, steek die zij op het hoofd droegen.
                              Tegenwoordig zijn de Kachelpiepers getooid met bontmutsen en gehuld in Schotse kilts.



                              Trommelaars in de 'Boonte St?rm'.
                              Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
                              Thomas More

                              Opmerking

                              Bezig...
                              X