Aldo Rossi
Gedurende zeker dertig jaar heeft architect, schilder en theoreticus Aldo Rossi (1931 - 1997) een belangrijke rol gespeeld in de architectuur en stedebouw.
Vooral zijn theorieën over de herwaardering van de stad als historisch gegroeide eenheid en de rol van monumenten daarin heeft vele tongen losgemaakt.
Zijn boek L'architettura della citta (1966) was het beginpunt van een ware kruistocht tegen de moderne architectuur.
Biografie
Van 1949 tot 1959 studeerde Rossi architectuur aan de polytechnische Hogeschool van Milaan.
Van 1955 tot 1964 schrijft hij als Auteur voor het Architectuurtijdschrift Casabella Continuità .
Samen met Luca Meda doet hij in 1964 de planning voor de 53e Triënnale in Milaan.
In 1965 wordt hij docent aan de polytechnische Hogeschool van Milaan.
Rossi's loopbaan in de architectuur nam zijn vlucht in 1970 met het ontwerp voor de ‘Gallaratese flatgebouwen’ in Milaan.
Als jonge architect past hij reeds een gereduceerde, heldere vormstructuur toe, die hij de rest van zijn leven trouw blijft.
Licht en schaduw zijn een bepalend element in zijn vormgeving.
In 1966 geeft hij zijn visie over moderne architectuur in het boek L'architettura della città (De architectuur van de stad).
Van 1972 tot 1974 is hij gastprofessor aan de ETH Zürich.
Later in zijn carrière geeft hij ook les aan de universiteiten van Yale, Harvard en Venetië.
In 1983 leidt hij de eerste Architectuur-Biënnale in Venetië.
Samen met Umberto Barbieri richt hij in 1987 een gemeenschappelijk architectenbureau op in Den Haag.
In 1988 wordt hij erelid van de American Institute of Architects en in 1990 wint hij de Pritzkerprijs voor architectuur.
Op 4 september 1997 overlijdt een van de vooraanstaande architecten en designers van de twintigste eeuw aan de gevolgen van een verkeersongeluk.
Herinnering
De ontwerpen van Rossi zijn vaak omstreden geweest.
Door zijn ongedecoreerde gebouwen kreeg hij de naam van een streng bouwmeester van elementaire, geometrische vormen (classicisme).
In zijn ontwerpproces liet hij zich leiden door een "noodzakelijk persoonlijk spel van associaties, herhalingen en analogieën" - als inperking van de wanorde.
Het gaat om 'referenties voor het leven'.
Daarnaast verbindt Rossi zich in zijn opvatting over de stad aan de geschiedenis en de herinnering.
Typologie is hierbij het belangrijkste instrument.
Met behulp van typologieën gaat hij op zoek naar het constante, het eeuwig blijvende.
Het proces van de tijd probeert Rossi te vangen in het begrip permanences, dat zowel getransformeerd kan worden aan individuele stedelijke artefacten, monumentale gebouwen als aan woningbouw.
Als de functie van de artefacten verandert, maar de vorm vitaal blijft, dan transformeert de betekenis en verschuift de geschiedenis naar het rijk der herinnering.
Daarin verschilt Rossi's theorie essentieel van de modernisten, voor wie de herinnering geen enkele rol speelde.
Met deze opvatting verschaft Rossi zich een grote schare van aanhangers.
In de laatste jaren van zijn leven krijgt een groot aantal grote opdrachten, zoals het theater in Genua, het Historisch museum in Berlijn en het Bonnefantenmuseum in Maastricht.
Ook stedenbouwkundig ontwerp van het Slachthuisterrein in Den Haag is van zijn hand.
Onder het grote publiek is Rossi ook bekend van de ontwerpen voor huishoudelijke apparaten voor Alessi.
L'architettura della citta
Rossi zocht gedreven naar een antwoord op de problemen van de moderne, verbrokkelde wereld.
In ‘De architectuur van de stad’ (1966) behandelt hij de stad als een product van en toneel voor het menselijk handelen.
De historische structuur is een levende vorm waar de moderne architect lering uit kan trekken voor zijn eigen werk.
Doel van deze studie was het in kaart brengen van de voornaamste problemen van de wetenschap van de stad.
Ofwel de manier waarop de stad gegroeid is in de loop der tijd en hoe het denken over de stad veranderd is.
Volgens Rossi zijn er twee manieren om naar de ontwikkeling van de stad te kijken: je kunt de stad zien als een verzameling van verschillende functies of als een verzameling van ruimtes.
Rossi benadert de stad vanuit architectonische of geografische structuren.
De stad is als een verzameling ‘stedelijke artefacten’ (door de mens vervaardigde dingen), die een gebouwentypologie en een stedelijke morfologie (vorm) ontleenden aan de historische context.
Zijn voorstel is om uit te gaan van een beperkte reeks gebouwentypen.
Met hun abstracte, geometrische vormen kan men een autonome architectuur scheppen die door analogie associaties en herinneringen kan oproepen.
Volgens Rossi is architectuur "de constructie van de stad door de tijd heen": ze transformeert de stad of doet haar groeien.
Daarbij is er volgens Rossi een continue wisselwerking tussen permanentie en groei.
Er zijn twee soorten permanente elementen in de stad, de woonwijken en de monumenten.
- Woonwijken kunnen eeuwenlang blijven bestaan, ook al veranderen de individuele huizen.
Het zijn plaatsen met een conventionele functie, die slechts in termen van gebruik is te vatten. - Bij monumenten is het het individuele element dat permanent is en het vermogen heeft de stad zelf te structureren.
Plaatsen met een symbolische functie.
Ze belichamen het collectieve geheugen van de stad.
Voor hem ontstaan stedelijke weefsels niet zomaar als uitgewoekerde verkeersknooppunten of als designmatige bedenksels van grote architecturale ego’s, maar als historisch gegroeide, rituele plekken, doordesemd van spiritualiteit en symboliek.
De stedelijke plattegrond moet daarom 'duurzaam' zijn, met daarin plaats voor monumenten (urban legends) die ons verleden tastbaar maken.
Alleen op die manier kan een plek zijn eigen verhaal ontwikkelen en betekenissen vasthouden.
Met deze herwaardering van de bestaande structuren in de Europese stad was Rossi zijn tijd ver vooruit.
Ondertussen zijn ze cruciaal in het actuele discours rond stadsherwaardering.
Leave a comment: