Het RECEPT van een goede carnavalsplaat
VASTELAOVEND
Er worden er ieder jaar honderden gemaakt, maar slechts een klein aantal Limburgse carnavalsliedjes krijgt de status van klassieker.
Wat is het recept voor een goede vastelaovendsplaat?
Moet die grappig, melancholiek of ludiek zijn?
Of mag een ballade ook?
„Je moet in ieder geval dicht bij jezelf blijven.
Dan heb je de grootste kans op succes.”
Maastricht
Wat de komende week dé carnavalskraker in Maastricht wordt, lijdt geen twijfel: Super Sjoene Daag van de Radlers.
Nota bene geschreven door de Maastrichtse stadsprins Patrick van de Weijer zelf.
„Nou, niet alleen door mij hoor.
Ik schreef het samen met Alain Rutten.”
Omdat je als prins natuurlijk niet je eigen liedje kunt promoten, verwijst zijne hooglustigheid mij door naar de co auteur.
„Het geheim van Super Sjoene Daag?
Dat zit hem in het ‘doe lekker mee’-gehalte”, weet Rutten.
„Net als bij het Kabouter Ploplied of YMCA, is het een actief liedje: springen als een sprinkhaan, vliegen als een vogel.
Dat werkt aanstekelijk.”
Rutten hoorde het van oorsprong kinderliedje in september en zag direct de potentie.
„We hebben keihard moeten werken om het op tijd af te krijgen.
Maar het sloeg al bij de eerste optredens ontzettend aan.
Je hoort het twee keer en je doet mee.”
Bovendien begint het heel listig met een zogeheten wake up call.
Een zinnetje dat iedereen direct in de feeststand zet.
Rutten: „Mijn dochter zegt aan het begin van Super Sjoene Daag ‘hee jongens zing dat liedje nog eens!’.
En dan zie je de mensen opveren: daar komt die weer!”

Heerlen
Een kleine twintig kilometer verderop, om precies te zijn in Heerlen en omgeving, hopen ze bij DemiSec dat ze met hun opvolger van het nu al legendarische Temara de carnavalsvierders wederom lachstuipen kunnen bezorgen.
Of dat met Insjchudde gaat lukken is afwachten.
„Het is totaal anders dan Temara.
Injschudde is een Poques-achtig bierlied.
Echt een lied dat je live moet beleven.
Dan ga je erin mee”, zegt schrijver Wim Albrink.
Dubbel liggen om een hilarische tekstregel als ‘En toen maakte je een sjpagaat, ut water sjtond me in de naat.
Je denkt toch niet tot ik je bij die zjwoele pater laat!’ zoals bij Temara doe je bij de nieuwe plaat niet.
„We wilden ook geen tweede Temara schrijven.
Dat was surrogaat geworden.
Insjchudde is misschien totaal anders, maar wel de plaat die wij nu wilden maken.”

Venlo
Daar kan de Venlose tekstdichter Frans Pollux zich helemaal in vinden.
De man die vrijwel jaarlijks een succesvolle vastelaovendsplaat uit zijn pen laat vloeien, meent dat je te allen tijde dicht bij jezelf moet blijven.
„Als je iets schrijft enkel en alleen met het idee om je vorige succes te evenaren, dan wordt het niks.
Een liedje moet weliswaar passen in de carnavalstraditie, maar daar binnen heb je genoeg speelruimte om te variëren.”
Pollux kent het recept voor een meezinger.
„Een eenvoudig coupletje, dan een bruggetje dat explodeert en vervolgens het refrein.
Inderdaad, dat recept heb ik ook gebruikt voor Alles Heej is VVV het clublied van VVV-Venlo.
Het nummer moet je bij de lurven pakken.”
Al schrijft Pollux net zo graag een rustig nummer.
„Een carnavalsballade doet het hier in Venlo ook goed.
Dan schrijf je toch een wat andere tekst.
Meer melancholiek en poëtisch.”
Volgens Pollux is de carnavalsballade in Zuid-Limburg nog niet aangeslagen.
„Daar zijn de liedjes vaak toch wat simplistischer.
Meer lang leve de lol en feesten maar.
En bijna allemaal uit de Marlstone-fabriek met dezelfde synthesizergeluidjes.
Niks mis mee hoor, maar ik vind het ook leuk als het net even wat dieper gaat.”
Pollux maakt daarom onderscheid tussen carnaval en vastelaovend.
„Carnaval is op de bar springen en feesten.
Vasteloavend is nostalgie, verbondenheid en melancholie.”

Geleen
En met dat laatste is Ben Erkens het helemaal eens.
De Gelener schreef klassiekers als Wie d’r Herrgot Limburg hat gemaak en In d’n Hiemel.
Twee nummers waar de melancholie van afdruipt.
„Al komt dat ook door de vertolkers.
Frans Croonenberg is natuurlijk de ideale man om Wie d’r Herrgot Limburg hat gemaak te zingen, net zoals niemand anders dan Beppie Kraft In d’n Hiemel moet zingen”, zegt Erkens, die de carnavalskrakers haast uit zijn mouw lijkt te schudden.
Met de nadruk op ‘lijkt’, want ieder jaar weer is het bloed, zweet en tranen in huize Erkens.
„Het is vijfentwintig procent inspiratie en vijfenzeventig procent transpiratie.
Het moet een pakkend refrein hebben dat door de coupletten wordt ondersteund.
En dan moet ook de melodie er nog eens goed bijpassen.
Nee, het is zwaar werk waar te licht over wordt gedacht.
Mensen die beweren dat ze een goede carnavalsplaat in vijf minuten maken, geloof ik niet.”

Limburg
Toch was dat laatste zo’n beetje het geval bij een van de succesvolste Limburgse carnavalsliedjes ooit: Vaan Eijsde tot de Mokerhei, geschreven door Bert Salden.
„Vlak voor het allereerste LVK in 1977 bleken er te weinig liedjes te zijn.
Dus toen ben ik maar in de pen geklommen”, zegt Salden, die inspiratie vond in de toenmalige plannen om Nederland in 25 provincies op te splitsen.
„Noord-Limburg en Zuid-Limburg moesten van elkaar gescheiden worden en de Mokerhei zou zelfs naar Gelderland gaan.
Een waanzinnig plan natuurlijk waar ik in Vaan Eijsde tot de Mokerhei tegen ageerde: Limburg moest één provincie blijven.”
Een heuse protestplaat dus.
„Eigenlijk wel ja.
Al denk ik niet dat er nu nog iemand is die dat er uit opmaakt.”
Waarom de plaat bijna 33 jaar later nog altijd in het lange termijn geheugen van de Limburgers staat gekrast, ligt volgens Salden aan het saamhorigheidsgevoel van zijn provinciegenoten.
„Wij zijn gelukkig nog altijd net iets chauvinistischer dan in de rest van Nederland.
Wij zijn trots op onze provincie en die trots wordt weerspiegeld in Vaan Eijsde tot de Mokerhei.”
Al is dat wel eens anders geweest.
Voor het LVK bestond werden hier in Limburg met carnaval ook gewoon André van Duin en Ria Valk gedraaid in de kroegen.
Salden: „Er waren wel Limburgse carnavalsliedjes, maar die werden alleen maar in het eigen dorp gedraaid.
Elders draaiden ze liever André van Duin dan een Limburgs nummer uit een andere plaats.”
Volgens Salden is dankzij het LVK de Hollandse carnavalsplaat echter volledig verdreven uit Limburg.
„Het is toch fantastisch dat er iedere jaar honderden Limburgers in de pen klimmen om een Limburgs carnavalsplaat te schrijven?
Het onderstreept de verbondenheid.”
En laat dat nu net zijn wat een carnavalsklassieker volgens kenner Ben Erkens moet oproepen: „Als je het hoort of meezingt moet je samen hetzelfde voelen.
Dat is de kracht van nummers als In d’n Hiemel, maar ook van 'As de sterre dao baove straole' van Frans Boermans.
Carnaval is een gevoelsfeest.
Als je die gevoelige snaar met een carnavalsliedje raakt, heb je een goed nummer geschreven.
Dat mag ook een vrolijke snaar zijn.
Zolang duizenden mensen zich tegelijkertijd op hetzelfde liedje verbonden voelen, heb je met een carnavalsplaat de essentie van vastelaovend geraakt.”
© Ivar Hoekstra
21-02-2009
gazet De Limburger
VASTELAOVEND
Er worden er ieder jaar honderden gemaakt, maar slechts een klein aantal Limburgse carnavalsliedjes krijgt de status van klassieker.
Wat is het recept voor een goede vastelaovendsplaat?
Moet die grappig, melancholiek of ludiek zijn?
Of mag een ballade ook?
„Je moet in ieder geval dicht bij jezelf blijven.
Dan heb je de grootste kans op succes.”
Maastricht
Wat de komende week dé carnavalskraker in Maastricht wordt, lijdt geen twijfel: Super Sjoene Daag van de Radlers.
Nota bene geschreven door de Maastrichtse stadsprins Patrick van de Weijer zelf.
„Nou, niet alleen door mij hoor.
Ik schreef het samen met Alain Rutten.”
Omdat je als prins natuurlijk niet je eigen liedje kunt promoten, verwijst zijne hooglustigheid mij door naar de co auteur.
„Het geheim van Super Sjoene Daag?
Dat zit hem in het ‘doe lekker mee’-gehalte”, weet Rutten.
„Net als bij het Kabouter Ploplied of YMCA, is het een actief liedje: springen als een sprinkhaan, vliegen als een vogel.
Dat werkt aanstekelijk.”
Rutten hoorde het van oorsprong kinderliedje in september en zag direct de potentie.
„We hebben keihard moeten werken om het op tijd af te krijgen.
Maar het sloeg al bij de eerste optredens ontzettend aan.
Je hoort het twee keer en je doet mee.”
Bovendien begint het heel listig met een zogeheten wake up call.
Een zinnetje dat iedereen direct in de feeststand zet.
Rutten: „Mijn dochter zegt aan het begin van Super Sjoene Daag ‘hee jongens zing dat liedje nog eens!’.
En dan zie je de mensen opveren: daar komt die weer!”

Heerlen
Een kleine twintig kilometer verderop, om precies te zijn in Heerlen en omgeving, hopen ze bij DemiSec dat ze met hun opvolger van het nu al legendarische Temara de carnavalsvierders wederom lachstuipen kunnen bezorgen.
Of dat met Insjchudde gaat lukken is afwachten.
„Het is totaal anders dan Temara.
Injschudde is een Poques-achtig bierlied.
Echt een lied dat je live moet beleven.
Dan ga je erin mee”, zegt schrijver Wim Albrink.
Dubbel liggen om een hilarische tekstregel als ‘En toen maakte je een sjpagaat, ut water sjtond me in de naat.
Je denkt toch niet tot ik je bij die zjwoele pater laat!’ zoals bij Temara doe je bij de nieuwe plaat niet.
„We wilden ook geen tweede Temara schrijven.
Dat was surrogaat geworden.
Insjchudde is misschien totaal anders, maar wel de plaat die wij nu wilden maken.”

Venlo
Daar kan de Venlose tekstdichter Frans Pollux zich helemaal in vinden.
De man die vrijwel jaarlijks een succesvolle vastelaovendsplaat uit zijn pen laat vloeien, meent dat je te allen tijde dicht bij jezelf moet blijven.
„Als je iets schrijft enkel en alleen met het idee om je vorige succes te evenaren, dan wordt het niks.
Een liedje moet weliswaar passen in de carnavalstraditie, maar daar binnen heb je genoeg speelruimte om te variëren.”
Pollux kent het recept voor een meezinger.
„Een eenvoudig coupletje, dan een bruggetje dat explodeert en vervolgens het refrein.
Inderdaad, dat recept heb ik ook gebruikt voor Alles Heej is VVV het clublied van VVV-Venlo.
Het nummer moet je bij de lurven pakken.”
Al schrijft Pollux net zo graag een rustig nummer.
„Een carnavalsballade doet het hier in Venlo ook goed.
Dan schrijf je toch een wat andere tekst.
Meer melancholiek en poëtisch.”
Volgens Pollux is de carnavalsballade in Zuid-Limburg nog niet aangeslagen.
„Daar zijn de liedjes vaak toch wat simplistischer.
Meer lang leve de lol en feesten maar.
En bijna allemaal uit de Marlstone-fabriek met dezelfde synthesizergeluidjes.
Niks mis mee hoor, maar ik vind het ook leuk als het net even wat dieper gaat.”
Pollux maakt daarom onderscheid tussen carnaval en vastelaovend.
„Carnaval is op de bar springen en feesten.
Vasteloavend is nostalgie, verbondenheid en melancholie.”

Geleen
En met dat laatste is Ben Erkens het helemaal eens.
De Gelener schreef klassiekers als Wie d’r Herrgot Limburg hat gemaak en In d’n Hiemel.
Twee nummers waar de melancholie van afdruipt.
„Al komt dat ook door de vertolkers.
Frans Croonenberg is natuurlijk de ideale man om Wie d’r Herrgot Limburg hat gemaak te zingen, net zoals niemand anders dan Beppie Kraft In d’n Hiemel moet zingen”, zegt Erkens, die de carnavalskrakers haast uit zijn mouw lijkt te schudden.
Met de nadruk op ‘lijkt’, want ieder jaar weer is het bloed, zweet en tranen in huize Erkens.
„Het is vijfentwintig procent inspiratie en vijfenzeventig procent transpiratie.
Het moet een pakkend refrein hebben dat door de coupletten wordt ondersteund.
En dan moet ook de melodie er nog eens goed bijpassen.
Nee, het is zwaar werk waar te licht over wordt gedacht.
Mensen die beweren dat ze een goede carnavalsplaat in vijf minuten maken, geloof ik niet.”

Limburg
Toch was dat laatste zo’n beetje het geval bij een van de succesvolste Limburgse carnavalsliedjes ooit: Vaan Eijsde tot de Mokerhei, geschreven door Bert Salden.
„Vlak voor het allereerste LVK in 1977 bleken er te weinig liedjes te zijn.
Dus toen ben ik maar in de pen geklommen”, zegt Salden, die inspiratie vond in de toenmalige plannen om Nederland in 25 provincies op te splitsen.
„Noord-Limburg en Zuid-Limburg moesten van elkaar gescheiden worden en de Mokerhei zou zelfs naar Gelderland gaan.
Een waanzinnig plan natuurlijk waar ik in Vaan Eijsde tot de Mokerhei tegen ageerde: Limburg moest één provincie blijven.”
Een heuse protestplaat dus.
„Eigenlijk wel ja.
Al denk ik niet dat er nu nog iemand is die dat er uit opmaakt.”
Waarom de plaat bijna 33 jaar later nog altijd in het lange termijn geheugen van de Limburgers staat gekrast, ligt volgens Salden aan het saamhorigheidsgevoel van zijn provinciegenoten.
„Wij zijn gelukkig nog altijd net iets chauvinistischer dan in de rest van Nederland.
Wij zijn trots op onze provincie en die trots wordt weerspiegeld in Vaan Eijsde tot de Mokerhei.”
Al is dat wel eens anders geweest.
Voor het LVK bestond werden hier in Limburg met carnaval ook gewoon André van Duin en Ria Valk gedraaid in de kroegen.
Salden: „Er waren wel Limburgse carnavalsliedjes, maar die werden alleen maar in het eigen dorp gedraaid.
Elders draaiden ze liever André van Duin dan een Limburgs nummer uit een andere plaats.”
Volgens Salden is dankzij het LVK de Hollandse carnavalsplaat echter volledig verdreven uit Limburg.
„Het is toch fantastisch dat er iedere jaar honderden Limburgers in de pen klimmen om een Limburgs carnavalsplaat te schrijven?
Het onderstreept de verbondenheid.”
En laat dat nu net zijn wat een carnavalsklassieker volgens kenner Ben Erkens moet oproepen: „Als je het hoort of meezingt moet je samen hetzelfde voelen.
Dat is de kracht van nummers als In d’n Hiemel, maar ook van 'As de sterre dao baove straole' van Frans Boermans.
Carnaval is een gevoelsfeest.
Als je die gevoelige snaar met een carnavalsliedje raakt, heb je een goed nummer geschreven.
Dat mag ook een vrolijke snaar zijn.
Zolang duizenden mensen zich tegelijkertijd op hetzelfde liedje verbonden voelen, heb je met een carnavalsplaat de essentie van vastelaovend geraakt.”
© Ivar Hoekstra
21-02-2009
gazet De Limburger
Opmerking