Aankondiging

Sluiten
No announcement yet.

Geheimzinnige kluisje.

Sluiten
X
 
  • Filter
  • Tijd
  • Tonen
Clear All
nieuwe berichten

  • burgemeester
    replied
    Lijkt mij vooral een zoektocht worden in het archief. Het lijkt me wel duidelijk dat er meer klokken bestaan moeten hebben. Het is natuurlijk leuk als we er nog eentje aantreffen, maar het zal de vragen waarmee we nog zitten (hoe liep die ronde, wie liep die ronde en waarom/wanneer is het ingevoerd?) niet oplossen.

    Leave a comment:


  • hermanw
    replied
    Zou er bij de hoofdwacht niet ook zo'n nachtwakerklok zijn?

    Is het voor de gedachtenbepaling handig om de plattegrond van 1850 erbij te hebben?

    http://www.ppsimons.nl/stamboom/maas...egrond1850.htm

    Leave a comment:


  • Pier
    replied
    Plattegrond gevonden kluisjes

    Om e.e.a. een beetje te visualiseren heb ik onderstaande plattegrond gemaakt, met daarop de vindplaats van de tot nu toe zeker gevonden kluisjes.


    1= Huis met de Klok, Sint Pieterstraat
    2= Zwingelput hoek Bisquetplein
    3= Minderbroedersberg
    4= Tongersestraat-Polvertorenstraat-Tongerseweg.

    Kijkend naar de plattegrond lijkt mij dat der door burgemeester aangedragen foto waarop mogelijk een kluisje zit in de oude gevel van het 1ste Minderbroedersklooster aan de Sint Pieterstraat niet geheel logisch. De afstand tussen "Het huis met de Klok" en het 1ste Minderbroedersklooster is feitelijk te kort en ligtr gewoon in elkaars verlengde.

    Mijnsinziens zouden we ook moeten zoeken in de Abtstraat e.o., de Brusselsestraat/Zakstraat, de Herbenusstraat, de Capucijnenstraat en de Boschstraat/Bassin.

    Leave a comment:


  • Breur
    replied
    Het wachthuis bij de Helpoort.

    Bron: www.zichtopmaastricht.nl
    Geen sporen van een prikklok bij de verbouwing van het wachtlokaal bij de Helpoort.

    De Helpoort ‘gerestaureerd’ 1875-1882
    Omstreeks 1875 lag de Helpoort in een niet erg aantrekkelijke uithoek van de
    stad. De Helstraat –nu Sint-Bernardusstraat geheten- liep vlak buiten de poort
    dood. Rechts buiten de poort bevond zich het gemeentelijke slachthuis. De
    papiermolen die we tegenwoordig ‘Pesthuis’noemen, lag er waarschijnlijk
    verlaten bij. De poort zelf straalde een zekere robuuste monumentaliteit uit,
    maar het gebouw had allerminst de uitstraling die het tegenwoordig heeft. De
    onderbouw van beide poorttorens was tot op een hoogte van enkele meters voor
    een belangrijk deel aan het zicht onttrokken. Voor de rechter of westelijke
    poorttoren zorgde daar een muur voor die het terrein van het slachthuis afsloot.
    De linker of oostelijke toren ging gedeeltelijk schuil achter de wallen van de
    vesting. Die aarden wallen lagen achter de stadsmuur die vanaf de Onze-Lieve-
    Vrouwewal ononderbroken door liep tot aan het rondeel De Vijf Koppen.
    Het poortgebouw zelf was lange tijd in gebruik geweest als kruitmagazijn voor
    het garnizoen. 1 De ruimte boven de poortdoorgang was voor dat doel voorzien
    van een zwaar gewelf. De voor- en achtergevel waren volledig gesloten, alleen
    aan de stadskant was een vierkant luik aangebracht waardoorheen het buskruit
    getransporteerd kon worden. Bovenop de wal, iets ten noordoosten van het
    poortgebouw, bevond zich een klein wachthuis, bedoeld om het kruitmagazijn te
    bewaken.
    In de jaren 1875 – 1911 ondergingen de Helpoort en haar omgeving een
    ingrijpend veranderingsproces. Zowel de poort als de omgeving gingen ‘op de
    schop’, waardoor de situatie ontstond die eigenlijk tot op de dag van vandaag in
    stand wordt gehouden. In het veranderingsproces dat 31 jaar in beslag nam, is
    een aantal fasen te onderscheiden, waarbij eerst de poort zelf en daarna de
    omgeving onder handen werd genomen.
    De situatie in 1875
    De Helpoort was op 26 maart 1868 van het ministerie van Oorlog overgedragen
    aan Financiën waar het gebouw onder beheer van Domeinen kwam. Hiermee
    kwam tevens definitief een eind aan het gebruik als kruitmagazijn. Een nieuwe
    bestemming ontbrak en ook onderhoud werd niet verricht. De Rijksadviseurs
    voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, de nog jonge organisatie voor
    monumentenzorg, waar de Maastrichtenaar Victor de Stuers op dat moment
    secretaris van was, vestigden in 1874 de aandacht op de poort en lieten weten
    zich zorgen te maken over de staat van onderhoud en het verval. Hun voorstel
    was de Helpoort over te brengen naar het departement van Binnenlandse Zaken.
    Aldus geschiedde en op 26 januari 1875 werd de poort met het naastgelegen
    open terrein en wachthuis overgedragen aan het ministerie van Binnenlandse
    Zaken (Waterstaat).2 Bij Waterstaat wist men blijkbaar niet zo goed wat men
    met het monument aan moest. Hoofdingenieur Jan de Kruijff liet namelijk de
    volgende dag al een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken de deur uit
    gaan waarin hij instructies voor eventueel onderhoud aan het gebouw vroeg.3 De
    minister liet in een memo al snel weten dat hij er inderdaad van uit ging dat
    Waterstaat zorg zou dragen voor het onderhoud en gaf aan dat hij daartoe
    concrete voorstellen verwachtte. Hij vroeg tevens een foto van de poort te laten
    maken en hem daarvan drie exemplaren op te sturen. Op deze memo, afkomstig
    van de afdeling Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, schrijft iemand
    onderaan: ‘Zouden de adviseurs hiervoor niet te gebruiken zijn? De Waterstaat
    doet het toch niet naar hun zin. En hoe meer werk men hun geeft, des te minder
    zullen zij ons met zaken vervelen, die hen niet aangaan”.4 Met ‘adviseurs’
    worden hier bedoeld de eerder genoemde Rijksadviseurs voor de monumenten
    van geschiedenis en kunst.
    Hierna is het enkele maanden stil, maar begin juni krijgt de minister negen
    foto’s, hetgeen doet vermoeden dat er drie verschillende opnames zijn gemaakt,
    en deelt De Kruijff mede dat er aan de Helpoort aanzienlijke herstellingen nodig
    zijn. Hij stelt voor een plan voor algeheee herstel te maken en in eerste instantie
    alleen de meest noodzakelijke herstellingen uit te voeren. Die laatste betreffen
    het dak, dat in een bouwvallige toestand verkeerde, het voegwerk en de
    bliksemafleider: totale kosten zestienhonderd gulden.5 Deze onderhoudswerken
    werden in de tweede helft van 1875 zeker voor een deel uitgevoerd: ‘leidekker’
    Lonussen uit Meerssen en aannemer Reggers uit Maastricht dienden in januari
    1876 namelijk hun declaraties in voor een totaalbedrag van vijfhonderd gulden.6
    Noodmaatregelen
    Werd het in eerste instantie noodzakelijke onderhoud vrij vlot uitgevoerd, het
    totaalplan en de uitvoering daarvan zouden nog enkele jaren op zich laten
    wachten. De Rijksadviseurs kwamen in juni 1877 met een eerste plan dat in
    totaal op vierduizend gulden was begroot. Dit plan omvatte onder andere het
    aanbrengen van een bretèche of mezekauw, de erkerachtige uitbouw boven de
    veldzijde van de poortdoorgang. Het meest urgente probleem werd gevormd
    door de druk die het later aangebrachte gewelf op de zijmuren uitoefende. Dat
    gewelf dat ten behoeve van het kruitmagazijn was gebouwd, diende dan ook
    onmiddellijk te worden gesloopt. Minister van Binnenlandse Zaken Heemskerk
    gaf op 20 juni de opdracht dit werk door middel van een onderhandse
    aanbesteding te laten uitvoeren. De overige werkzaamheden werden
    doorgeschoven naar het volgende jaar.
    De onderhandse overeenkomst werd op 19 juli 1877 gesloten met aannemer F.
    Wittelings te Maastricht. Hij moest voor een bedrag van 340 gulden het gewelf
    boven de poortdoorgang slopen en een balklaag en ankers aanbrengen.7 Rond
    die balklaag en de ankers zou nog enige discussie ontstaan. Ingenieur De Kruijff
    liet al op 23 juli weten dat volgens hem de beide zijmuren op drie plaatsen door
    verankering met elkaar moesten worden verbonden. Het leggen van vloeren had
    volgens hem geen hoge prioriteit en kon tot later wachten.8 Ook de vorm van de
    ankers leidde tot discussie. De Kruijff was ervan overtuigd dat er in de tijd
    waarin de Helpoort werd gebouwd, geen uitwendig zichtbare muurankers werden
    toegepast. Toch vond hij ze technisch noodzakelijk. Hij maakte een
    schetsontwerp voor een anker dat naar zijn mening bij de Helpoort gebruikt zou
    kunnen worden.9 De minister liet zich hierover adviseren door P. Cuypers,
    ‘architect der rijksmuseumgebouwen’. Deze was het in grote lijnen eens met De
    Kruijff, hij adviseerde alleen de krullen aan de ankers groter te maken en sterker
    te buigen. Tevens gaf hij nog een advies over de zwaarte van het ijzer.10
    Inmiddels was duidelijk geworden dat er in de oostelijk poorttoren een gat was
    ontstaan, dat ook in het kader van deze overeenkomst gerepareerd moest
    worden. Door dit alles moet de uitvoering van de werkzaamheden aanzienlijke
    vertraging hebben opgelopen. De Kruijff kon namelijk pas op 29 maart 1878
    melden dat de werkzaamheden waren voltooid en de betalingsstukken
    opgestuurd. Hij vroeg bij die gelegenheid tevens of nu ook de overige
    werkzaamheden aan de Helpoort konden worden uitgevoerd.11 Op 24 juni 1878
    werd het beheer van de Helpoort overgedragen aan de ‘Rijksbouwkundige voor
    de gebouwen van onderwijs enz.’ een zekere J. van Lokhorst. Hij kwam eind
    augustus kwam hij opnieuw met een voorstel het grote werk uit te stellen tot het
    volgende jaar en in het lopende jaar 1878 slechts enkele hoognodige reparaties
    te laten uitvoeren voor een bedrag van honderd gulden. Tot die reparaties
    behoorde onder andere het vervangen van de loden spits die van één van de
    beide torens verdwenen was.12 Ook in 1879 zouden nog noodherstellingen
    worden uitgevoerd. Zo bleek op 3 juli van dat jaar in de westelijke torenkap
    plotseling een gat van ongeveer één vierkante meter te zitten. De kosten voor de
    reparatie bedroegen dertig gulden.13
    Het eerste restauratiebestek
    Van Lokhorst ontvouwde in de tweede helft van 1879 zijn plannen voor de
    Helpoort en kwam in eerste instantie met een begroting van 3.700 gulden. Voor
    het totaal vernieuwen van de daken was 1.400 gulden nodig. Een complicatie
    van financiële aard bleek te zijn dat niet het hele bedrag van 3.700 gulden kon
    worden geboekt op het jaar 1879. De werkzaamheden van het restauratiebestek
    dat op 18 november in gedrukte vorm verscheen, werden geraamd op 3.600
    gulden. Dit lagere bedrag kwam tot stand omdat men er een aantal
    werkzaamheden niet in had opgenomen. Zo bleef het uitbreken van de gesloten
    gevel aan stadszijde en het aanbrengen van de mezekauw aan veldzijde
    voorlopig achterwege. De aanbesteding van de werkzaamheden vond op 15
    december plaats en er waren maar liefst elf inschrijvingen. Zeven van die
    aannemers waren in Maastricht gevestigd, twee in Sittard, één in Valkenburg en
    één in Hulsberg. De keuze viel op Hubert Habets die met 2.900 gulden als
    laagste had ingeschreven. Het hoogste bedrag, 4.200 gulden, werd geboden
    door Cornelis van den Hoof uit Maastricht.14
    Het bestek omvatte de volgende werkzaamheden:
    - herstellen van het buitenwerk van beide torens;
    - uitbreken en vernieuwen van 128 traptreden;
    - gedeeltelijk uitbreken, bijwerken en invoegen van de vier buitengevels;
    - vernieuwen van de schietgaten en lichtopeningen en aanbrengen van nieuwe
    hardstenen blokken voor de deuren;
    - geheel vernieuwen van de kappen op de torens en op het poortgebouw;
    - aanbrengen van een dakvenster;
    - leggen van balken en vloeren;
    - aanbrengen van twee houten trapjes met in totaal zes treden;
    - aanbrengen van vier deuren in de op dat moment bestaande deuropeningen;
    - aanbrengen van luiken in de drie lichtopeningen in de voorgevel.
    Het werk diende op 1 juni 1880 te zijn opgeleverd.15
    Het wachthuis bij de Helpoort
    In diezelfde jaren kwam ook het piepkleine wachthuisje bij de Helpoort in de
    aandacht. Het rijk wilde dat wachthuis met bijbehorende grond in bruikleen
    geven aan de gemeente om het te laten bewonen door een politie-agent die dan
    meteen toezicht op de leegstaande Helpoort kon houden. Directe aanleiding
    vormde de vernieling van een deel van de pallissaden in de omgeving van de
    poort in 1879. Het wachthuisje werd evenwel nog bewoond door een weduwe,
    die twee gulden huur per maand betaalde. Burgemeester en wethouders van
    Maastricht wisten met haar te regelen dat ze op 5 januari 1880 de sleutels
    inleverde. Als compensatie betaalde de gemeente haar een bedrag van vijftig
    cent per week. Pas in maart liet Binnenlandse Zaken vervolgens aan de
    gemeente weten dat het wachthuis als woning voor een politie-agent beschikbaar
    kon worden gesteld op voorwaarde dat deze man zich ook zou belasten met ‘de
    zorg voor de bewaking en het toezicht op de Helpoort’. Inmiddels meldde zich
    ook een zekere Franciscus Plussie, ‘gepensioneerd Hospitaal geëmployeerde 2e
    klasse’ uit de Kleine Looiersstraat als kandidaat voor de bewoning van het huisje.
    De 55-jarige Plussie liet weten het land 27 jaar als militair te hebben gediend en
    nu te moeten rondkomen van een mager pensioentje. Hij wilde graag met zijn
    vrouw en twee kinderen in het huisje intrekken en beloofde toezicht op de
    Helpoort te zullen houden. Zijn verzoek werd door de minister van Binnenlandse
    Zaken op 5 maart van de hand gewezen.
    De gemeente liet korte tijd later weten niet gelukkig te zijn met het gedane
    aanbod. Het huisje bleek bij inspectie uit slechts één enkele kamer te bestaan en
    verkeerde in een verwaarloosde en enigszins bouwvallige staat. Het werd niet
    geschikt geacht als woning voor een gehuwde politie-agent. De suggestie van de
    gemeente om ter plaatse woonruimte bij te bouwen werd door Binnenlandse
    Zaken meteen verworpen. Het alternatief van Binnenlandse Zaken was om er
    dan een ongehuwde agent te laten wonen. Het was inmiddels juli geworden toen
    de gemeente op haar beurt dit tegenvoorstel weer verwierp met het argument
    dat een politie-agent doorgaans de hele dag voor zijn werk van huis was en dus
    het gevraagde toezicht niet kon bieden.
    Pas een jaar later kwam de zaak weer in beweging. Burgemeester en wethouders
    meldden namelijk op 13 mei 1881 dat Hubert Honnef, stadsviller, belangstelling
    had getoond voor de woning en zich ook bereid had verklaard met inschakeling
    van zijn gezin de Helpoort te bewaken. Honnef had het wachthuisje bij wijze van
    proef ook al tijdelijk betrokken en onder toezicht van de politie zijn taak als
    bewaker van het monument uitgevoerd. Die proef bleek ‘niet mislukt’ te zijn en
    Honnef kreeg dan ook van de minister van Binnenlandse Zaken de officiële
    opdracht de Helpoort te bewaken. Als tegenprestatie mocht hij het wachthuis
    gratis met zijn gezin bewonen. Als bewaker van de Helpoort kreeg hij schriftelijk
    vastgelegde instructies. Uiteraard stond hierin dat hij toezicht moest houden op
    de poort, maar ook moest hij het gebouw ‘zindelijk’ houden en werd hij
    verantwoordelijk gesteld voor alle schade die er aan zou ontstaan. Zijn ‘baas’
    was de Rijks Bouwkundige voor de gebouwen van Onderwijs en aan hem moest
    hij ook alle gebreken aan poort en wachthuis door geven. Honnef mocht de poort
    zelf niet gebruiken of in gebruik geven aan derden, maar hij moest wel diegenen
    die de Helpoort wilden bezoeken tussen zonsopgang en zonsondergang toegang
    verschaffen en de bezoekers begeleiden. Tot slot moest hij erop toezien dat er
    ‘geen licht noch vuur’ naar binnen werd gebracht en dat er binnen niet gerookt
    zou worden.16 Of het nu de bedoeling is geweest dat Honnef geïnteresseerden
    toegang tot de poort zou verschaffen of alleen mensen die betrokken waren bij
    het onderhoud en de restauratie, is onduidelijk. Verder valt het op dat het
    wachthuis wel geschikt geacht werd voor Honnef en zijn gezin en niet voor het
    gezin van een politie-agent. Dit verschil wordt waarschijnlijk verklaard doordat
    het beroep van viller of vilder destijds niet bijzonder in aanzien stond. Het is
    verder waarschijnlijk dat Honnef het grootste deel van zijn werk uitvoerde in het
    vlak naast de Helpoort gelegen slachthuis en dus altijd in de buurt was. Hoe lang
    deze constructie in stand is gebleven is onduidelijk. Honnef werd in 1892 in elk
    geval nog als bewoner genoemd.17 De eventuele koppeling met het slachthuis
    werd pas in 1901 verbroken omdat er toen een nieuw slachthuis verrees buiten
    de voormalige Boschpoort.18
    Het tweede restauratiebestek
    Voor het jaar 1881 was in de staatsbegroting gerekend op een bedrag van
    duizend gulden voor de voortzetting van de herstelwerkzaamheden aan de
    Helpoort.19 Een concreet plan voor die werkzaamheden kwam er pas in
    september. Toen werd het idee gelanceerd om het poortgebouw zelf in te richten
    tot woning voor de bewaker. Hiermee hoopte men een eind te maken aan de
    overlast die met name werd veroorzaakt door de militairen uit de nabije
    Pieterskazerne. Om de poort voor bewoning geschikt te maken, moest er in de
    ruimte boven de poortdoorgang een stookplaats komen, moesten er houten
    vloeren worden gelegd en moest de achtergevel worden voorzien van ramen.
    Daarnaast zouden de deuren vernieuwd worden, moest enig metselwerk worden
    hersteld en een toilet worden ingericht. In het nieuwe plan kwam ook de
    breteche of erker weer aan de orde. Bij eerdere herstelwerkzaamheden waren
    hier sporen van terug gevonden en het leek voor de hand te liggen dit element
    opnieuw aan te brengen. De uitvoering van alle werkzaamheden werd
    aanvankelijk begroot op 1.700 gulden hetgeen betekende dat zevenhonderd
    gulden ten laste van het boekjaar 1882 moesten worden gebracht. Het plan ging
    vergezeld van een aantal schetstekeningen die een goede indruk geven van wat
    men wilde veranderen. Merkwaardig genoeg is op die tekeningen in het interieur
    van de poort een houten trap voorzien die voor een verbinding tussen de eerste
    en de tweede verdieping zorgde.20
    Een en ander leidde uiteindelijk tot een bestek dat op 19 december 1881
    aanbesteed zou worden. De werkzaamheden werden toen alweer begroot op
    1.950 gulden. Ditmaal waren er slechts drie inschrijvingen: aannemer Willem
    Wittelings uit Maastricht schreef in voor 2.500 gulden, Jan Reggers eveneens uit
    Maastricht voor 1.990 gulden en Johannes Prevoo uit Sint-Pieter voor 1.888
    gulden. Prevoo kreeg de opdracht, ook al omdat hij één van de aannemers van
    het ‘nog niet voltooide Archiefgebouw te Maastricht’ was en daar ‘geen reden tot
    klagten’ had gegeven.21 Het bestek werd in druk uitgegeven en er hoefden geen
    tekeningen bij te worden gedrukt omdat alles klaarblijkelijk duidelijk was. Als
    uitvloeisel van het bestek moest de aannemer een houten trap bestaande uit 22
    treden plaatsen, hetgeen doet vermoeden dat de verbinding tussen de eerste en
    de tweede verdieping van de woning inderdaad niet via de traptorens verliep
    maar via een inpandige trap.
    De werkzaamheden werden in 1882 tot een goed einde gebracht en plannen om
    tegelijkertijd ook de omgeving van de poort aan te pakken liepen tegen het einde
    van dat jaar spaak. In een volgend artikel zal de metamorfose van de omgeving
    worden behandeld.
    Jos Notermans
    1 Op een plattegrond uit 1749 wordt vastgesteld dat in de polvertooren van de Oude Eekerpoort driehonderd
    tonnen kruit konden worden geborgen. Nationaal Archief, plans van gebouwen OPGO M1, Plan van de
    polvertoorens soo in de Stadt als Wijck.
    2 Proces Verbaal van overgave en overname van de voormalige Helpoort c.a. te Maastricht , 26 januari 1875,
    Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918,
    inv. Nr. 1119.
    3 Brief van hoofdingenieur De Kruijff aan de Minister van Binnenlandse Zaken dd 27 januari 1875, Nationaal
    Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr.
    1119.
    4 Memo van het minsterie van Binnenlands Zaken, 6 februari 1875, no 37, 5e afdeeling, Nationaal Archief,
    Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    5 Brief van ingenieur De Kruijff aan de minister van Binnenlandse Zaken, 3 juni 1875 met bijlage
    (kostenspecificatie), Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en
    Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    6 Twee declaratives dd 13 januari 1876 van resp. W. Lonussen, leidekker en J. Reggers, aannemer, Nationaal
    Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr.
    1119.
    7 Onderhandsche overeenkomst wegens het uitvoeren van enige werken aan de Helpoort te Maastricht, 19 juli
    1877, goedgekeurd 23 juli 1877, Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten
    en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    8 Brief van de hoofdingenieur van den Waterstaat J. De Kruijff aan de minister van Binnenlandse Zaken dd 23
    juli 1877, Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen
    1875-1918, inv. Nr. 1119.
    9 Brief van de hoofdingenieur van den Waterstaat J. De Kruijff aan de minister van Binnenlandse Zaken dd 27
    september 1877, Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en
    Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    10 Brief van P.J.H. Cuypers, de architect der Rijks Museumgebouwen aan de minister van Binnenlandse Zaken
    dd 1 oktober 1877, Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en
    Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    11 Brief van ingenieur De Kruijff aan de minister van Binnenlandse Zaken dd 29 maart 1878, Nationaal Archief,
    Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    12 Brief van de Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst dd 12 augustus 1878 over de
    ontbrekende torenspits; twee brieven van J. van Lokhorst van 29 augustus 1878, alle brieven gericht aan de
    minister van Binnenlandse Zaken, Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten
    en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    13 Brief van J. van Lokhorst van 3 juli 1879, machtiging om de werkzaamheden uit te voeren dd 4 juli 1879,
    Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918,
    inv. Nr. 1119.
    14 Proces-verbaal van aanbesteding bij inschrijving van het doen van vernieuwingen en herstellingen aan de
    Helpoort te Maastricht dd 15 december 1879, Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e
    afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    15 Ministerie van Binnenlandsche Zaken, Bestek en voorwaarden tot het doen van vernieuwingen en
    herstellingen aan de Helpoort te Maastricht, no 88, dienst 1879 en 1880, Nationaal Archief, Archief Min van
    Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    16 Brief van burgemeester en wethouders van Maastricht aan de minister van Binnenlandse Zaken dd 13 mei
    1881; Brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de Rijks Bouwkundige voor de gebouwen van
    Onderwijs enz. dd mei 1881 (na 16 mei), met instructie als bijlage; Brief van de minister van Binnenlandse
    Zaken aan burgemeester en wethouders van Maastricht dd 3 juni 1881, Nationaal Archief, Archief Min van
    Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    17 Le Courrier de la Meuse, Journal du Limbourg, 6 mei 1892.
    18 J.G.J. Koreman, Helpoort en Nieuwstad, Maastricht 1984, 39.
    19 Brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de Rijksbouwkundige voor de gebouwen van onderwijs
    enz. dd 7 maart 1881.
    20 Brief van de Rijksbouwkundige voor de gebouwen van Onderwijs enz aan de minister van Binnenlandse
    Zaken dd 22 september 1881, Nationaal Archief, Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en
    Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.
    21 Bestek en voorwaarden tot het verrigten van eenige werkzaamheden aan de Helpoort te Maastricht, Ministerie
    van Binnenlandse Zaken no. 45 Dienst 1881 en bijbehorende aanbestedingsdocumenten, Nationaal Archief,
    Archief Min van Binnenlandse Zaken, 2e afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. Nr. 1119.

    Leave a comment:


  • burgemeester
    replied
    Eindelijk....

    Ik ben vrij zeker dat ik nog een historische foto gevonden heb met een prikklok. Misschien dat mevr. Evers er even een loep bij kan nemen; de foto is namelijk ontleend aan haar fantastische boek: 'Maastrichtse Monumentenzorg: documentaire fotografie van Alexander Simays tussen 1912 en 1940'.



    Oud minderbroedersklooster, thans RHCL, St.Pieterstraat, ca. 1930.

    En wat zien we daar op de juiste hoogte net boven dat paaltje...? Het lijkt er toch ontzettend veel op....

    Leave a comment:


  • burgemeester
    replied
    Oorspronkelijk geplaatst door Pier Bekijk bericht
    De hele onderverdieping bestaat hier uit bakstenen, terwijl "Het huis met de klok" uit zandsteen (?) bestaat.
    In het boek "Monumentengids Maastricht" van Boogard & Minis (2001; p. 44) staat meer te lezen over het wachthuis ('Huis met de klok'). Hierin staat dat in 1900 de bovenverdieping werd aangebracht en benedenverdieping werd voorzien van een pleisterlaag. Ik had al zo'n vermoeden...

    Interessanter: Boogard & Minis hebben het ook over het gietijzeren kluisje. Zij geven aan dat hier '(...) in de negentiende eeuw de poortsleutels werden opgeborgen'. Weet ik ook waar dat misverstand vandaan komt....

    Leave a comment:


  • hermanw
    replied
    Volgens dit draadje werden de stadssleutels bewaard in de Hoofdwacht op het Vrijthof:
    http://forum.mestreechonline.nl/showthread.php?t=1484

    Leave a comment:


  • Pieke Potloed
    replied
    Oorspronkelijk geplaatst door burgemeester Bekijk bericht
    Heerlijk draadje. Ik dacht dat in deze kluisjes de poortsleutels bewaard werden... Weer iets wijzer!
    Daor stoond miech ouch get vaan beij, daor is al ins, vollegens miech op 't aajt forum (archief), euver gesproke gewoorde en toe had eederein 't inderdaad euver 'n kluiske. Eve oet miene kop, es iech miech neet vergis waors dat 't hoes oppe Toongersestraot.
    Es iech 'ne röstige deens höb vendaog, loer iech ins eve in 't archief, of iech dat dräödsje nog kin vinde.

    Leave a comment:


  • Pier
    replied
    Ik weet het niet, maar is het huis aan de linkerzijde, waar dat meisje voorstaat, het huidige pand "Het huis met de klok" aan de Sint Pieterstraat?
    De hele onderverdieping bestaat hier uit bakstenen, terwijl "Het huis met de klok" uit zandsteen (?) bestaat.

    Als het inderdaad het "Huis met de Klok" is, dan is wel duidelijk dat de prikklokken, althans de klok in de Sint Pieterstraat, van na 1867 moet zijn.

    Leave a comment:


  • burgemeester
    replied
    Ik sprak vandaag met Breur, die vermoedde dat deze prikklokken zijn aagebracht na de ontmanteling van de vesting (dus na, pak 'm beet, 1870). Ik denk dat Breur gelijk heeft.

    Op deze foto van de St. Pieterspoort van Theodor Weijnen is het kluisje niet te zien.


    St. Pieterspoort, stadszijde, april 1869.

    Op foto's van andere wachthuizen ontbreken de klokken ook (zie bijv. Geslechte Vestingwerken van Maastricht, 2005).

    Op de link die Herman eerder plaatste lezen we ook: "Dans les années 1870, un catalogue Collin mentionne environ 300 clients pour ce contrôleur de rondes". Hadden we die catalogus maar....

    Een zoektocht naar andere klokken op oude foto's leverde helaas niets op.

    Leave a comment:


  • burgemeester
    replied
    Heerlijk draadje. Ik dacht dat in deze kluisjes de poortsleutels bewaard werden... Weer iets wijzer!

    Leave a comment:


  • Tedje
    replied
    Bedankt Hermanw.
    Ik heb deze stukken zeker al eens onder ogen gehad, maar was toen met een andere zoektocht bezig.
    Ik ga ze zeker nog eens opvragen, wellicht zelfs volgende week.

    Leave a comment:


  • hermanw
    replied
    Tedje, heb je deze stukken in het RHCL al eens bekeken?

    20.108A Gemeentepolitie Maastricht

    1. Archief van het commissariaat van politie te Maastricht
    1.1. Personeel
    Wachtboeken, aanwezig de jaren 1849-1898. Deze registers bevatten aanvankelijk den dienst der "Klapperlieden", naderhand de nachtdienst der gewone politie en zijn vanaf 1882 getiteld "dagboek"
    7 1856 Jan. 1/2-1856 Dec. 31/1857 Jan. 1. Dienst der nachtwacht
    Datering:
    1856 - 1857
    Omvang:
    1 deel 4

    Leave a comment:


  • Breur
    replied
    Ja beste Tedje dat wordt straatdienst voor velen.

    Je zou verwachten dat deze klokken zich op een plaats bevinden in de buurt van oude wachtposten bij voormalige stadspoorten en wachthuisjes (Graanmarkt?, wachthuis tegenover oude Gouvernement b.v.).
    Officieel wordt de vesting van de eerste rang Maastricht in 1867 officieel opgeheven. Het Koninklijk Besluit van 29 mei 1867 bepaalde dat de vesting “voortaan tot geene klasse (zou) behoren” – dat zij niet langer deel mocht uitmaken van het vestingsysteem. De ontmanteling betekende dus slechts dat de vesting als afweersysteem onklaar moest worden gemaakt. Ik vraag mij af of het ontvallen van diverse wachtposten niet te maken heeft met de invoering van een nieuw intern bewakingssysteem.

    Leave a comment:


  • Tedje
    replied
    Oorspronkelijk geplaatst door Breur Bekijk bericht
    Het nachtwaken is natuurlijk een saai beroep; ik denk dat de wachtloper verplicht was, om zich om de zoveel tijd te melden ter controle of de ronde wel gelopen was en te controleren of de waker nog wakker was. De meldpleken moesten natuurlijk op openbaar terrein liggen, goed gespreid over de buurten en goed toegankelijk zijn. Natuurlijk moest wel weer iemand die "tachoschijf" controleren en vervangen. Een fraudegevoelig systeem! Maar wellicht neemt mijn fantasie een loopje met mij.
    Bij beveiligingsbedrijven is het nog steeds gebruikelijk, althans zeker tot een jaar of 5 geleden, dat men 's nachts "klokt" in of bij gebouwen.
    Daarmee kunnen opdrachtgevers controleren of hun gebouw inderdaad 's nachts is gecontroleerd.
    In grote gebouwen hangen zelfs meerdere klokken.

    Het "klok-systeem" is dus duidelijk van alle tijden.
    Maar de vraag is wie er moest klokken bij "onze" klokken?
    Klepperlieden werden rond 1855 vervangen.
    Hoewel ik het NOG niet kan aantonen ga ik er nu vanuit dat de gemeentepolitie die taak ging overnemen. Tot nu toe ging ik er steeds vanuit dat de politie pas rond 1870 structueel nachtdiensten ging draaien.

    Dit moet ik dus toch maar eens nader gaan onderzoeken, maar ik ga er dus nu even vanuit dat de klokken werden gebruikt door de politie.

    We moeten wel op zoek gaan naar nog meer klokken, want het is natuurlijk onlogisch dat er slechts vier waren.

    Leave a comment:

Bezig...
X