Deze was ook verdwenen na de server-crash van 25 juli. Op verzoek van olijfje teruggeplaatst:
El Loco, zaterdag 11 juni 2011, 10:07
Ik vind de 'Impassant'-columns van Ad van Iterson in de zaterdagkrant van Dagblad De Limburger altijd om te smullen. Een van de weinige columnisten die echt kan schrijven, altijd tongue-in-cheek, zelden vilein of verbitterd, maar ondertussen weet hij als geen ander de zeitgeist in zijn stad te vangen.
Ik vind de 'Impassant'-columns van Ad van Iterson in de zaterdagkrant van Dagblad De Limburger altijd om te smullen. Een van de weinige columnisten die echt kan schrijven, altijd tongue-in-cheek, zelden vilein of verbitterd, maar ondertussen weet hij als geen ander de zeitgeist in zijn stad te vangen.
Vier ogen
Het overkomt me vaker: dat ik voor een Hollander word aangezien. In ons eigen Maastricht, bedoel ik. In Holland zelf herkennen ze meestal wel de zuiderling in me. Licht accent. U zeggen. En in het buitenland word ik wel voor een Brit of Ier gehouden. Helemaal een compliment. Al kan dat deels aan mijn drinktempo liggen. Maar in Maastricht word ik niet zelden in het Nederlands aangesproken. En wel door een persoon die ik in een gespleten seconde als stadgenoot heb geregistreerd. Dat doet pijn. Oké, we kennen elkaar niet. Maar waarom herken ik u wél als Maastrichtenaar maar u mij niet? Komt het door mijn houding? Door mijn brilletje? Ik ben toch niet de enige verlegen Sjeng met vier ogen?
Het kan altijd erger. Ik was op reis geweest. Als je dan terug bent in je eigen stad houd je iets van de toerist. Voor een paar dagen. Je loopt langzamer. Je neemt meer details op. Je gaat eens ergens zitten. Op de walmuur, bijvoorbeeld. Tussen Heksenhoek en Zwingelput staan banken die begrip hebben voor je lichaam. Er kwam een man aanlopen. Hij maakte een gebaar: vond ik het goed dat hij naast me...? Ik gebaarde terug: allicht. Zèt uuch.
De man was een metroman. Geen macho met malende kaken en donkere blik door de wenkbrauwen, backpacker met de duurste outfit. Hij had inderdaad een rugzakje, dat indirect uit de wasmachine leek te zijn gekomen. Daaruit haalde hij volkoren toastjes en een bakje guacamole. Hij smeerde een torentje. „Van beroep ben ik dansleraar”, zei hij toen hij een toastje op de rug van mijn hand legde. Zijn ogen waren te blauw om doordringend te kunnen kijken. „Men heeft afscheid van mij moeten nemen. Nu overweeg ik diplomaat te worden. Ik denk dat ik het kan.” „O”, zei ik een beetje dom. Ik ben nog nooit een diplomaat op de walmuur tegengekomen, zelfs geen aspirant- diplomaat.
„Diplomaat. Dansen met woorden. En weg uit Maastricht. Een mooie stad, met een rijke kunsttraditie, maar het wordt steeds moeilijker voor mensen als ik. Het provinciebestuur is al in handen gevallen van...” „Diplomaat lijkt me interessant”, onderbrak ik hem. Alsof ik niet weet wat hier aan de hand is!
Hij keek me opnieuw aan. „En jij...” „Ik...”Wat moest ik zeggen? Of ik nog toekomst zie in het hartland? Ik geloof dat ik onbewust mijn schouders heb opgehaald. Met een gebaar van ‘laten we het er maar niet meer over hebben’ gaf hij me nog een toastje met guacamole. Hij ging op een andere bil zitten en vroeg: „Is dit je eerste bezoek aan Maastricht?”
Bron: DDL, 11-6-2011
Het overkomt me vaker: dat ik voor een Hollander word aangezien. In ons eigen Maastricht, bedoel ik. In Holland zelf herkennen ze meestal wel de zuiderling in me. Licht accent. U zeggen. En in het buitenland word ik wel voor een Brit of Ier gehouden. Helemaal een compliment. Al kan dat deels aan mijn drinktempo liggen. Maar in Maastricht word ik niet zelden in het Nederlands aangesproken. En wel door een persoon die ik in een gespleten seconde als stadgenoot heb geregistreerd. Dat doet pijn. Oké, we kennen elkaar niet. Maar waarom herken ik u wél als Maastrichtenaar maar u mij niet? Komt het door mijn houding? Door mijn brilletje? Ik ben toch niet de enige verlegen Sjeng met vier ogen?
Het kan altijd erger. Ik was op reis geweest. Als je dan terug bent in je eigen stad houd je iets van de toerist. Voor een paar dagen. Je loopt langzamer. Je neemt meer details op. Je gaat eens ergens zitten. Op de walmuur, bijvoorbeeld. Tussen Heksenhoek en Zwingelput staan banken die begrip hebben voor je lichaam. Er kwam een man aanlopen. Hij maakte een gebaar: vond ik het goed dat hij naast me...? Ik gebaarde terug: allicht. Zèt uuch.
De man was een metroman. Geen macho met malende kaken en donkere blik door de wenkbrauwen, backpacker met de duurste outfit. Hij had inderdaad een rugzakje, dat indirect uit de wasmachine leek te zijn gekomen. Daaruit haalde hij volkoren toastjes en een bakje guacamole. Hij smeerde een torentje. „Van beroep ben ik dansleraar”, zei hij toen hij een toastje op de rug van mijn hand legde. Zijn ogen waren te blauw om doordringend te kunnen kijken. „Men heeft afscheid van mij moeten nemen. Nu overweeg ik diplomaat te worden. Ik denk dat ik het kan.” „O”, zei ik een beetje dom. Ik ben nog nooit een diplomaat op de walmuur tegengekomen, zelfs geen aspirant- diplomaat.
„Diplomaat. Dansen met woorden. En weg uit Maastricht. Een mooie stad, met een rijke kunsttraditie, maar het wordt steeds moeilijker voor mensen als ik. Het provinciebestuur is al in handen gevallen van...” „Diplomaat lijkt me interessant”, onderbrak ik hem. Alsof ik niet weet wat hier aan de hand is!
Hij keek me opnieuw aan. „En jij...” „Ik...”Wat moest ik zeggen? Of ik nog toekomst zie in het hartland? Ik geloof dat ik onbewust mijn schouders heb opgehaald. Met een gebaar van ‘laten we het er maar niet meer over hebben’ gaf hij me nog een toastje met guacamole. Hij ging op een andere bil zitten en vroeg: „Is dit je eerste bezoek aan Maastricht?”
Bron: DDL, 11-6-2011
Opmerking