Een leven lang auditie.
REPORTAGE.
Iemand die naar de Toneelacademie Maastricht wil, moet wel een excentriekeling zijn: een opleiding waar je auditie voor moet doen, die
voorbereidt op een leven lang auditie doen.
Het is ook een wereld op zich, een club bijna.
De trap af langs de fotogalerij.
Een gewoon mens wandelt de Toneelacademie Maastricht zo binnen.
De bruine deur door, een galmende gang in, langs twee lachspiegels ? toneel houdt ons immers een spiegel voor ?, door een abdijachtige ruimte met plavuizen en een stenen schoorsteenmantel.
De trap af, verder omlaag door een aflopende gang vol groepsfoto?s en daar is de kantine al.
Vandaag is er bonensoep met een snee brood.
Voor iemand die acteur wil worden, is binnenkomen juist een heel karwei.
Dan is er geen bruine houten voordeur, maar een zwaar bewaakte poort.
Van de vierhonderdvijftig mensen die jaarlijks in Maastricht aankloppen, worden maar rond de dertig binnengelaten in de wereld die achter die poort ligt.
Paul de Leeuw werd hier ooit afgewezen, hij vertelt dat vaak.
Die was ook geschikter voor de kleinkunstacademie, vindt directeur Leo Swinkels.
Twee keer probeerde Lourens van den Akker uit Ureterp (1989) die poort door te komen.
De eerste keer was hij zestien.
Hij zat al jaren bij de Jeugdtheaterschool in Leeuwarden.
Net als de honderden anderen moest hij drie auditierondes door.
Eerst een van een dag, waarin hij een voorbereide monoloog moest laten horen.
De tweede ronde duurde een aantal dagen, waarin hij met anderen, onder regie, een stuk voorbereidde en speelde.
De derde ronde was een workshop met Romeo en Julia van Shakespeare.
Van den Akker viel twee jaar terug af bij die derde auditieronde.
Hij was nog te jong, vond men.
?Ik zal wel niet genoeg levenservaring hebben gehad.?
Hij ging bouwkunde doen.
Het verlangen bleef branden.
Dit jaar deed hij weer auditie, zodat hij nu, op zijn achttiende, toch op de gerenommeerde opleiding zit.
Binnen!
De begeerlijke acteurswereld in, met eigen codes en gebruiken, veel omhelzingen en zoenen, een stamcaf? en een eigen jargon.
?Ik maak toi-tjes?, zegt een studente, die surprises zit te knutselen.
Het woord komt van toi toi toi, legt ze uit.
Dat is de succeswens van de ene acteur aan de andere, vlak voor ze opmoeten.
In hoog tempo laat Van den Akker de gebouwen zien.
Het zijn er twee, het voormalig weeshuis en het buurpand, verbonden door de halfondergrondse kantine en de grote zaal voor uitvoeringen.
De school is vrijwel leeg, want de laatste twee weken voor de kerst zijn voor uitvoeringen en beoordelingen.
Hier en daar zijn mensen aan het repeteren.
Boven op zolder hangen alle kostuums.
Beneden achterin zit iemand die altijd zegt dat hij geen tijd heeft, maar dan toch alle rekwisieten maakt waar je om vraagt.
Daar in de buurt is de uitgebreide bibliotheek.
Hij praat over Euripides en Shakespeare alsof hij gisteren bij ze achterop de fiets zat.
De meeste zalen zijn oefenruimtes, voor dans, voor andere bewegingslessen, voor stemoefening, voor uitvoeringen.
Ze doen aan gymnastiekzalen denken, maar dan zonder toestellen.
Op een van de smalle gangen kijken twee jongens ingespannen naar een beeldscherm.
Een van hen heeft vleugels op zijn rug.
Op het scherm zien ze Welkom in het bos, dat zich achter hen, in een oefenzaal afspeelt.
Een vrouw met een namaakgeweer wacht in een stoel tot ze op moet.
Terug naar die rumoerige kantine.
Het grijze amfitheater buiten ? gemaakt van de kades van een gedempt kanaal ? is leeg, op wat rokers na.
Ouderejaars bekijken een filmpje op YouTube met oud-leerling Gijs Scholten van Aschat als kerstman.
Ze eten er mandarijntjes bij.
Van de drie toneelopleidingen in Nederland (de andere zijn in Amsterdam en Arnhem) heeft Maastricht de naam een ambachtelijke, haast wat conservatieve vakopleiding te zijn.
Voormalig directeur Jacques Giesen zegt in het jubileumboek: ?Als iemand geen kunstenaar is, kan hij het ook niet worden.
Is hij dat wel, dan moet hij ook zo ver willen gaan dat hij het vak tot het uiterste leert.?
Dat betekent veel techniek, training in stemgebruik (er wordt hier gezongen), het gebruik van het lichaam, naast theatertheorie en geschiedenis.
?Heb ik net tentamen in gedaan?, zegt Van den Akker.
?Je moet vragen beantwoorden, zoals ?Wat is de Aktie Tomaat?.?
De school gaat er prat op acteurs af te leveren, die van alle markten thuis zijn.
Ze hebben hun accent afgeleerd.
Of liever, ze hebben geleerd ABN te spreken en verschillende dialecten, volgens wat in vakkringen de Maastrichter spraakmethode genoemd wordt.
De school werd in 1950 opgericht, voor de ?algehele vorming van beroepsacteurs op katholieken grondslag?, zoals het toen werd omschreven.
Van die grondslag is niets meer te merken, behalve voor wie de theorie aanhangt dat het theater katholiek van aard gebleven is, omdat het is voortgekomen uit kerkelijke rituelen.
De enige relikwie?n hier zijn de portretten van afgestudeerde jaargangen in een van de gangen.
Die is bijna vol: nog drie schroefjes te gaan.
Enkele afgestudeerden van de toneelschool Maastricht.
Interessante foto?s zijn dat.
De kleding wordt door de jaren heen wufter en de mannen krijgen langer haar en dan weer korter.
Iedereen blikt onverschrokken de lens in: deze mensen hebben de opleiding afgemaakt.
Zij worden acteur.
Iedereen weet dat Pierre Bokma en Gijs Scholten van Aschat hier vandaan komen.
Kijk, daar is Anne-Wil Blankers.
Daar Joke Tjalsma.
Tamar van den Dop, Halina Reijn, Jochum ten Haaf, Huub Stapel, Corina van Eyk, Maria Goos, Jeroen Willems, Sylvia Millecam, Jer?me Reehuis, Eric Schneider, Liz Snoyink, Porgy Franssen.
Er staan ook mensen op van wie de naam onbekend klinkt.
Ook na de academie gaat de selectie door.
?De praktijk is nog een keer zo hard als de school?, zegt Leo Swinkels op zijn werkkamer.
?Het klimaat op de school is trouwens niet hard, eerder nuchter.
Het beeld bestaat wel van ellebogenwerk en concurrentie, en dat komt ook wel eens voor, maar je ziet veel meer betrokkenheid en samenwerking.?
Een paar beroemdheden hebben de school juist niet voltooid, zoals Monique van de Ven, die uit het eerste jaar geplukt werd voor een rol in de speelfilm Turks Fruit.
Haar leven kwam daarna in een stroomversnelling.
Toen ze bij het vijftigjarig bestaan van de school een erediploma kreeg, vertelde ze dat het haar altijd heeft gespeten dat ze haar opleiding nooit heeft voltooid.
Wie eerstejaars mag worden, is er nog niet.
Van de 31 eerstejaars gaan er een dikke twintig door naar het tweede jaar, als de schatting van directeur Leo Swinkels klopt.
Dat zijn er veel meer dan vroeger, toen de audities soepeler waren en de selectie tijdens het eerste jaar een stuk strenger.
?Dat was wel heavy?, herinnert Joost Maaskant uit Elahuizen zich.
Hij is nu derdejaars, dus hij hoeft zich geen zorgen te maken. Het eerste halfjaar viel hem zwaar, in korte tijd moest hij dingen voorbereiden en slordigheden kon hij zich niet veroorloven.
Daarbij komt dat elke acteur toch al onzeker is.
Of hij nu een prille eerstejaars is of een oude rot in het vak als Scholten van Aschat.
?Je twijfelt altijd vreselijk aan jezelf of je wel goed genoeg bent om op het toneel te staan?, bekent hij in het jubileumboek van de school.
?Het werd niet altijd goed gemotiveerd, waarom iemand weg moest?, vindt Maaskant.
?Je zag het voor sommigen wel aankomen.
Niet omdat ze het talent niet hadden, maar omdat er iets aan hun motivatie ontbrak.
Of omdat ze zich hier eenvoudig niet thuisvoelden.?
?Er zijn geen objectieve maatstaven?, zegt Swinkels.
?We maken er als docenten veel werk van om de voortgang met zijn allen te beoordelen.
Je ziet echt wel wanneer een student of acteur niet het beoogde niveau haalt in stemgebruik, in het fysieke.
De discussie die we hebben gaat nooit daarover, maar over de vraag of het bij deze student nu even stagneert en het later wel weer zal gaan of niet.
De mensen die het tweede jaar halen, halen meestal de eindstreep ook wel.?
?s Avonds is de voorstelling Ode aan de kast, naar teksten van Tsjechov, geregisseerd door Ger Thijs.
Tweedejaars.
Ze doen zelf het licht, ze slaan met de deuren, ze hebben verschuivende relaties op het toneel.
Af en toe verstoppen mensen zich in het wandmeubel, het enige decorstuk.
Het publiek, voor een groot deel ook student, lacht op momenten waarop er niets lijkt te gebeuren.
Ze kennen elkaar en zien elkaars eigenaardigheden.
?Je bent niet gek, je bent gewoon een excentriekeling, een hansworst?, declameert een van hen.
?Vroeger heb ik alle excentriekelingen als pati?nt beschouwd.
Nu ben ik van mening dat het de aard van de mens is om excentriek te zijn.?
Wat bezielt iemand om zo?n wereld binnen te treden, waar de selectie en de beoordeling nooit ophouden?
Een academie waar de dagen van half tien tot half tien duren?
Dat alles als voorbereiding op een ?verdringingsmarkt?, zoals Swinkels het noemt?
?We bereiden voor op een leven lang auditeren.?
?Passie?, zegt Lourens van den Akker.
?Er was eigenlijk niks anders dat ik leuk vond?, zegt Rianne Meboer.
De school is gemoedelijker, vinden ze, dan die in Amsterdam, voor zover ze dat kunnen beoordelen.
Ze prijzen de samenwerking met jaargenoten: grote ego?s lijken hier niet te bestaan.
Sommigen begonnen al heel vroeg met acteren, anderen hebben andere dingen gedaan.
Hij had altijd gedacht dat hij tekenaar zou worden, nu bereidt hij zich voor op een bestaan als maker van experimenteel theater, van ?installatiekunst?, zoals hij het noemt.
Overdag geven ze allemaal dat soort bescheiden antwoorden.
Pas in caf? Tribunal, naast de school, is dat anders.
Dat is al jaren het clubhuis van de toneelacademie.
De mythe wil dat Pierre Bokma hier nog steeds een rekening heeft staan.
Vanavond is het er vol, en veel uitbundiger dan in de kantine.
In de rest van de wereld mag dat anders zijn, maar hier is theater het allerbelangrijkst.
Er wordt geknuffeld, gezoend, in de wang geknepen en over de opvoeringen van eerder vanavond gesproken.
Wat vond je van me, wordt er gevraagd.
Was ik wel open genoeg?
En na een heleboel bier komen de tomeloze ambities.
De mooiste bekentenis komt na middernacht, als een tweedejaars uit Den Haag onomwonden vertelt: ?Ik wil de beste acteur van Nederland worden.?
? Asing Walthaus; gazet De Limburger 05012008.
REPORTAGE.
Iemand die naar de Toneelacademie Maastricht wil, moet wel een excentriekeling zijn: een opleiding waar je auditie voor moet doen, die
voorbereidt op een leven lang auditie doen.
Het is ook een wereld op zich, een club bijna.
De trap af langs de fotogalerij.
Een gewoon mens wandelt de Toneelacademie Maastricht zo binnen.
De bruine deur door, een galmende gang in, langs twee lachspiegels ? toneel houdt ons immers een spiegel voor ?, door een abdijachtige ruimte met plavuizen en een stenen schoorsteenmantel.
De trap af, verder omlaag door een aflopende gang vol groepsfoto?s en daar is de kantine al.
Vandaag is er bonensoep met een snee brood.
Voor iemand die acteur wil worden, is binnenkomen juist een heel karwei.
Dan is er geen bruine houten voordeur, maar een zwaar bewaakte poort.
Van de vierhonderdvijftig mensen die jaarlijks in Maastricht aankloppen, worden maar rond de dertig binnengelaten in de wereld die achter die poort ligt.
Paul de Leeuw werd hier ooit afgewezen, hij vertelt dat vaak.
Die was ook geschikter voor de kleinkunstacademie, vindt directeur Leo Swinkels.
Twee keer probeerde Lourens van den Akker uit Ureterp (1989) die poort door te komen.
De eerste keer was hij zestien.
Hij zat al jaren bij de Jeugdtheaterschool in Leeuwarden.
Net als de honderden anderen moest hij drie auditierondes door.
Eerst een van een dag, waarin hij een voorbereide monoloog moest laten horen.
De tweede ronde duurde een aantal dagen, waarin hij met anderen, onder regie, een stuk voorbereidde en speelde.
De derde ronde was een workshop met Romeo en Julia van Shakespeare.
Van den Akker viel twee jaar terug af bij die derde auditieronde.
Hij was nog te jong, vond men.
?Ik zal wel niet genoeg levenservaring hebben gehad.?
Hij ging bouwkunde doen.
Het verlangen bleef branden.
Dit jaar deed hij weer auditie, zodat hij nu, op zijn achttiende, toch op de gerenommeerde opleiding zit.
Binnen!
De begeerlijke acteurswereld in, met eigen codes en gebruiken, veel omhelzingen en zoenen, een stamcaf? en een eigen jargon.
?Ik maak toi-tjes?, zegt een studente, die surprises zit te knutselen.
Het woord komt van toi toi toi, legt ze uit.
Dat is de succeswens van de ene acteur aan de andere, vlak voor ze opmoeten.
In hoog tempo laat Van den Akker de gebouwen zien.
Het zijn er twee, het voormalig weeshuis en het buurpand, verbonden door de halfondergrondse kantine en de grote zaal voor uitvoeringen.
De school is vrijwel leeg, want de laatste twee weken voor de kerst zijn voor uitvoeringen en beoordelingen.
Hier en daar zijn mensen aan het repeteren.
Boven op zolder hangen alle kostuums.
Beneden achterin zit iemand die altijd zegt dat hij geen tijd heeft, maar dan toch alle rekwisieten maakt waar je om vraagt.
Daar in de buurt is de uitgebreide bibliotheek.
Hij praat over Euripides en Shakespeare alsof hij gisteren bij ze achterop de fiets zat.
De meeste zalen zijn oefenruimtes, voor dans, voor andere bewegingslessen, voor stemoefening, voor uitvoeringen.
Ze doen aan gymnastiekzalen denken, maar dan zonder toestellen.
Op een van de smalle gangen kijken twee jongens ingespannen naar een beeldscherm.
Een van hen heeft vleugels op zijn rug.
Op het scherm zien ze Welkom in het bos, dat zich achter hen, in een oefenzaal afspeelt.
Een vrouw met een namaakgeweer wacht in een stoel tot ze op moet.
Terug naar die rumoerige kantine.
Het grijze amfitheater buiten ? gemaakt van de kades van een gedempt kanaal ? is leeg, op wat rokers na.
Ouderejaars bekijken een filmpje op YouTube met oud-leerling Gijs Scholten van Aschat als kerstman.
Ze eten er mandarijntjes bij.
Van de drie toneelopleidingen in Nederland (de andere zijn in Amsterdam en Arnhem) heeft Maastricht de naam een ambachtelijke, haast wat conservatieve vakopleiding te zijn.
Voormalig directeur Jacques Giesen zegt in het jubileumboek: ?Als iemand geen kunstenaar is, kan hij het ook niet worden.
Is hij dat wel, dan moet hij ook zo ver willen gaan dat hij het vak tot het uiterste leert.?
Dat betekent veel techniek, training in stemgebruik (er wordt hier gezongen), het gebruik van het lichaam, naast theatertheorie en geschiedenis.
?Heb ik net tentamen in gedaan?, zegt Van den Akker.
?Je moet vragen beantwoorden, zoals ?Wat is de Aktie Tomaat?.?
De school gaat er prat op acteurs af te leveren, die van alle markten thuis zijn.
Ze hebben hun accent afgeleerd.
Of liever, ze hebben geleerd ABN te spreken en verschillende dialecten, volgens wat in vakkringen de Maastrichter spraakmethode genoemd wordt.
De school werd in 1950 opgericht, voor de ?algehele vorming van beroepsacteurs op katholieken grondslag?, zoals het toen werd omschreven.
Van die grondslag is niets meer te merken, behalve voor wie de theorie aanhangt dat het theater katholiek van aard gebleven is, omdat het is voortgekomen uit kerkelijke rituelen.
De enige relikwie?n hier zijn de portretten van afgestudeerde jaargangen in een van de gangen.
Die is bijna vol: nog drie schroefjes te gaan.
Enkele afgestudeerden van de toneelschool Maastricht.
Interessante foto?s zijn dat.
De kleding wordt door de jaren heen wufter en de mannen krijgen langer haar en dan weer korter.
Iedereen blikt onverschrokken de lens in: deze mensen hebben de opleiding afgemaakt.
Zij worden acteur.
Iedereen weet dat Pierre Bokma en Gijs Scholten van Aschat hier vandaan komen.
Kijk, daar is Anne-Wil Blankers.
Daar Joke Tjalsma.
Tamar van den Dop, Halina Reijn, Jochum ten Haaf, Huub Stapel, Corina van Eyk, Maria Goos, Jeroen Willems, Sylvia Millecam, Jer?me Reehuis, Eric Schneider, Liz Snoyink, Porgy Franssen.
Er staan ook mensen op van wie de naam onbekend klinkt.
Ook na de academie gaat de selectie door.
?De praktijk is nog een keer zo hard als de school?, zegt Leo Swinkels op zijn werkkamer.
?Het klimaat op de school is trouwens niet hard, eerder nuchter.
Het beeld bestaat wel van ellebogenwerk en concurrentie, en dat komt ook wel eens voor, maar je ziet veel meer betrokkenheid en samenwerking.?
Een paar beroemdheden hebben de school juist niet voltooid, zoals Monique van de Ven, die uit het eerste jaar geplukt werd voor een rol in de speelfilm Turks Fruit.
Haar leven kwam daarna in een stroomversnelling.
Toen ze bij het vijftigjarig bestaan van de school een erediploma kreeg, vertelde ze dat het haar altijd heeft gespeten dat ze haar opleiding nooit heeft voltooid.
Wie eerstejaars mag worden, is er nog niet.
Van de 31 eerstejaars gaan er een dikke twintig door naar het tweede jaar, als de schatting van directeur Leo Swinkels klopt.
Dat zijn er veel meer dan vroeger, toen de audities soepeler waren en de selectie tijdens het eerste jaar een stuk strenger.
?Dat was wel heavy?, herinnert Joost Maaskant uit Elahuizen zich.
Hij is nu derdejaars, dus hij hoeft zich geen zorgen te maken. Het eerste halfjaar viel hem zwaar, in korte tijd moest hij dingen voorbereiden en slordigheden kon hij zich niet veroorloven.
Daarbij komt dat elke acteur toch al onzeker is.
Of hij nu een prille eerstejaars is of een oude rot in het vak als Scholten van Aschat.
?Je twijfelt altijd vreselijk aan jezelf of je wel goed genoeg bent om op het toneel te staan?, bekent hij in het jubileumboek van de school.
?Het werd niet altijd goed gemotiveerd, waarom iemand weg moest?, vindt Maaskant.
?Je zag het voor sommigen wel aankomen.
Niet omdat ze het talent niet hadden, maar omdat er iets aan hun motivatie ontbrak.
Of omdat ze zich hier eenvoudig niet thuisvoelden.?
?Er zijn geen objectieve maatstaven?, zegt Swinkels.
?We maken er als docenten veel werk van om de voortgang met zijn allen te beoordelen.
Je ziet echt wel wanneer een student of acteur niet het beoogde niveau haalt in stemgebruik, in het fysieke.
De discussie die we hebben gaat nooit daarover, maar over de vraag of het bij deze student nu even stagneert en het later wel weer zal gaan of niet.
De mensen die het tweede jaar halen, halen meestal de eindstreep ook wel.?
?s Avonds is de voorstelling Ode aan de kast, naar teksten van Tsjechov, geregisseerd door Ger Thijs.
Tweedejaars.
Ze doen zelf het licht, ze slaan met de deuren, ze hebben verschuivende relaties op het toneel.
Af en toe verstoppen mensen zich in het wandmeubel, het enige decorstuk.
Het publiek, voor een groot deel ook student, lacht op momenten waarop er niets lijkt te gebeuren.
Ze kennen elkaar en zien elkaars eigenaardigheden.
?Je bent niet gek, je bent gewoon een excentriekeling, een hansworst?, declameert een van hen.
?Vroeger heb ik alle excentriekelingen als pati?nt beschouwd.
Nu ben ik van mening dat het de aard van de mens is om excentriek te zijn.?
Wat bezielt iemand om zo?n wereld binnen te treden, waar de selectie en de beoordeling nooit ophouden?
Een academie waar de dagen van half tien tot half tien duren?
Dat alles als voorbereiding op een ?verdringingsmarkt?, zoals Swinkels het noemt?
?We bereiden voor op een leven lang auditeren.?
?Passie?, zegt Lourens van den Akker.
?Er was eigenlijk niks anders dat ik leuk vond?, zegt Rianne Meboer.
De school is gemoedelijker, vinden ze, dan die in Amsterdam, voor zover ze dat kunnen beoordelen.
Ze prijzen de samenwerking met jaargenoten: grote ego?s lijken hier niet te bestaan.
Sommigen begonnen al heel vroeg met acteren, anderen hebben andere dingen gedaan.
Hij had altijd gedacht dat hij tekenaar zou worden, nu bereidt hij zich voor op een bestaan als maker van experimenteel theater, van ?installatiekunst?, zoals hij het noemt.
Overdag geven ze allemaal dat soort bescheiden antwoorden.
Pas in caf? Tribunal, naast de school, is dat anders.
Dat is al jaren het clubhuis van de toneelacademie.
De mythe wil dat Pierre Bokma hier nog steeds een rekening heeft staan.
Vanavond is het er vol, en veel uitbundiger dan in de kantine.
In de rest van de wereld mag dat anders zijn, maar hier is theater het allerbelangrijkst.
Er wordt geknuffeld, gezoend, in de wang geknepen en over de opvoeringen van eerder vanavond gesproken.
Wat vond je van me, wordt er gevraagd.
Was ik wel open genoeg?
En na een heleboel bier komen de tomeloze ambities.
De mooiste bekentenis komt na middernacht, als een tweedejaars uit Den Haag onomwonden vertelt: ?Ik wil de beste acteur van Nederland worden.?
? Asing Walthaus; gazet De Limburger 05012008.
Opmerking