Videoboodschap minister Bussemaker Erfgoedwet:
[ame]http://www.youtube.com/watch?v=81Uhx4F-Zn0[/ame]
Het wetsvoorstel erfgoedwet is hier te lezen
De AWN: vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie heeft inmiddels een reactie geformuleerd:
Waardering voor de Erfgoedwet
Een integrale wet voor Cultureel Erfgoed vinden we een positieve ontwikkeling die we dan ook ondersteunen. In de Erfgoedwet worden bestaande wetten opgenomen en het huidige beschermingsniveau voor Cultureel Erfgoed wordt daarmee in stand gehouden. De betere bescherming van maritiem erfgoed en het koppelen van het conserveren van vondsten, documentatie en rapportage aan opgraven zijn positieve aanvullingen,
We betreuren echter dat de nieuwe wet niet meer ambities laat zien, Beperking van regeldruk lijkt nu wel erg leidend en niet een optimale Erfgoedzorg. In deze reactie gaan wij voor dat laatste en stellen daarom ook een aantal onderdelen uit het huidige beleid ter discussie
Wat missen we?
Aansluiting bij en kaders voor de Omgevingswet
De zorg voor het fysieke cultureel erfgoed loopt voor een groot deel via ruimtelijke processen en wordt daarom ook ondergebracht in de Omgevingswet. Dat onderschrijven we. In beide wetten wordt cultureel erfgoed echter anders omschreven. Echt zorgelijk vinden we dat de Erfgoedwet geen kaders biedt voor toepassing in de Omgevingswet. Een gemeente moet bij bestemmingsplannen ‘rekening houden met cultuurhistorie’. Zo stond het ook in de Monumentenwet (art 38a) en de BRO (art, 3.1.6) Wij ervaren dat dat erg vrijblijvend is en zouden daar graag kaders voor zien. Dat geldt ook voor selectiebesluiten. Een gemeente heeft uiteraard eigen beleidsruimte, maar dat kan ook binnen kaders, Zoals die ook gelden voor milieu en biodiversiteit. Eén van de zaken die wij bijvoorbeeld geregeld zouden willen zien is een verplichting voor gemeenten voldoende deskundigheid voor archeologie / cultureel erfgoed zelf in huis te hebben of in te huren. Dit in combinatie met de verplichting bij welke besluiten deze deskundigen geraadpleegd moeten worden
Omdat beleid voor cultureel erfgoed nu zo open en vrijblijvend is geformuleerd zijn er ook weinig handvatten voor interbestuurlijk toezicht.
Cultuurlandschap
Cultuurlandschap wordt wel genoemd bij de omschrijving van cultureel erfgoed in de Omgevingswet. In de Erfgoedwet komt het niet voor. Dat is een gemis. Historisch landschap en (landschaps)archeologie hangen vaak samen. Ook hier moet de Erfgoedwet de kaders bieden voor bescherming via de Omgevingswet.
Burgerparticipatie en publieksbereik
De erfgoedwet bevat geen beleid voor burgerparticipatie en publieksbereik, Met ondertekening van het Verdrag van Valletta / Malta (art. 9) ) en de Verklaring van Portoroz (betrokkenheid vrijwilligers bij cultureel erfgoed) heeft Nederland zich daar wel toe verplicht. We zouden daar graag in de Erfgoedwet aandacht voor willen en komen daar hierna bij een aantal punten op terug.
Commentaar bij het nu voorliggend wetsvoorstel
Kwaliteitsborging en certificering (art. 51 -55)
Het vervangen van de huidige opgravingsbevoegdheid door certificering ondersteunen we. Het biedt betere mogelijkheden voor kwaliteitsbewaking dan nu het geval is. We hebben daar wel een aantal kanttekeningen en vragen bij.
- Een groot deel van het voortraject (bureauonderzoek, advies en Programma’s van Eisen) vallen buiten deze certificering terwijl er juist bij die eerste stappen grote risico’s aanwezig zijn. Volgens de MvT is dit buiten de certificering gehouden omdat hier een primaire verantwoordelijkheid bij gemeenten ligt. Gemeenten zijn daar echter door ons als belangenbehartigers beperkt op aanspreekbaar. Bezwaar en beroep biedt onvoldoende inhoudelijke beoordeling. PvE’s zijn vaak niet eens openbaar. Hier moet betere kwaliteitsborging voor komen. Zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid van onafhankelijke inhoudelijke beoordeling of arbitrage.
- De minister kan nadere regels stellen voor de certificering (art. 5,5). We doen een beroep op de minister om daarvan gebruik te maken voor:
o waarborgen dat de normen voor certificering niet alleen worden opgesteld voor de professionals en beroepsmatig of financieel betrokken partijen maar dat ook burgers daar een stem in krijgen ‘want cultureel erfgoed / archeologie is van ons allemaal’;
o dat in dit kwaliteitssysteem ook een klachtrecht wordt opgenomen waarbij wordt voorzien in een onafhankelijke beoordeling van klachten en deze beoordeling wordt betrokken bij de audits voor behoud van het certificaat;
o het normenstelsel rekening houdt met verschillende typen organisaties (overheidsorganisaties en commerciële bedrijven);
o idem voor het type opgraving, bijvoorbeeld kleinschalige en zeer complexe opgravingen in oude binnensteden;
o dat in het normenstelsel meewerken door vrijwilligers ook een plaats krijgt en in ieder geval niet belemmerd wordt.
Kosten archeologisch onderzoek
Het principe ‘de verstoorder betaalt’ voldoet voor een groot deel van de onderzoeken. Met name waar het gaat om een definitieve opgraving. De motivering voor dit beleid is stimuleren van behoud in situ en bij verstoring betaling voor wat aan de maatschappij aan erfgoed wordt ontnomen. We zouden echter graag op een aantal punten een heroverweging zien. We zetten vraagtekens bij de financiering van vooronderzoek, we missen een financieringsstructuur voor behoud in situ en voor publieksbereik. In compensatie voor excessieve kosten wordt onvoldoende voorzien.
- Financiering vooronderzoek
Als belangenbehartigers en ambassadeurs van de archeologie merken we dat er veel vragen en weerstanden zijn bij de verplichting dat ook het archeologisch vooronderzoek voor rekening van de verstoorder is. De motivering ’de verstoorder betaalt’ is voor vooronderzoek arbitrair, want wordt er wel verstoord? Het strookt ook niet met de verplichting voor de overheid - te zorgen voor goede en betrouwbare informatie zodat initiatiefnemers weten waar en in welke mate archeologisch overblijfselen aanwezig zijn - (MvT 5.2 Uitgangspunten huidige regelingen). Veel bezwaren en weerstanden tegen archeologisch onderzoek kunnen worden weggenomen wanneer het bevoegd gezag duidelijk kan aangeven waar bij grondwerkzaamheden archeologie met grote waarschijnlijkheid verstoord gaat worden en de verstoorder een duidelijke keuze heeft tussen opgraven of niet verstoren. Indien overheden verantwoordelijk zijn voor het vooronderzoek (en dat betalen) wordt ons inziens ook ongewenste belangenverstrengeling voorkomen, Want nu heeft de verstoorder als opdrachtgever voor een vooronderzoek belang bij een zo beperkt mogelijk advies voor vervolgonderzoek en dat is een perverse prikkel.
- Het huidige financieringssysteem voorziet niet in kosten voor behoud in situ en compensatie voor bijvoorbeeld beperkingen in het gebruik van agrarische gronden.
- Ook in kosten voor publieksbereik wordt nu niet voorzien.
- Compensatie voor excessieve kosten
De huidige regeling voor compensatie door het rijk vervalt. Gemeenten krijgen hiervoor via het gemeentefonds een vast bedrag per jaar. Dit houdt ons inziens echter onvoldoende rekening met de situatie per gemeente. De ene gemeente heeft veel meer archeologisch erfgoed binnen haar grenzen dan de andere. Het argument voor beëindiging van die rijksregeling - gemeenten hebben voldoende tijd om hun eigen regeling te maken - lijkt een aansporing voor ‘hoe meer archeologie, hoe beperkter behoud daarvan’. Dat lijkt ons niet de bedoeling en vinden we in ieder geval geen goed beleid.
Depots en toegankelijkheid voor publiek
Nu wordt voor provinciale en gemeentelijke depots alleen de bewaarfunctie en een niet nader omschreven toegankelijkheid bepaald. Wij pleiten ervoor dat depots ook een wettelijk geregelde publieksfunctie hebben. Het depot zelf moet laagdrempelig voor publiek toegankelijk zijn en ook de ‘uitleenfunctie’ naar gemeenten en lokale evenementen moet gewaarborgd zijn.
Namens het bestuur AWN
dr. Tonnie van de Rijdt van de Ven
voorzitter
[ame]http://www.youtube.com/watch?v=81Uhx4F-Zn0[/ame]
Het wetsvoorstel erfgoedwet is hier te lezen
De AWN: vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie heeft inmiddels een reactie geformuleerd:
Waardering voor de Erfgoedwet
Een integrale wet voor Cultureel Erfgoed vinden we een positieve ontwikkeling die we dan ook ondersteunen. In de Erfgoedwet worden bestaande wetten opgenomen en het huidige beschermingsniveau voor Cultureel Erfgoed wordt daarmee in stand gehouden. De betere bescherming van maritiem erfgoed en het koppelen van het conserveren van vondsten, documentatie en rapportage aan opgraven zijn positieve aanvullingen,
We betreuren echter dat de nieuwe wet niet meer ambities laat zien, Beperking van regeldruk lijkt nu wel erg leidend en niet een optimale Erfgoedzorg. In deze reactie gaan wij voor dat laatste en stellen daarom ook een aantal onderdelen uit het huidige beleid ter discussie
Wat missen we?
Aansluiting bij en kaders voor de Omgevingswet
De zorg voor het fysieke cultureel erfgoed loopt voor een groot deel via ruimtelijke processen en wordt daarom ook ondergebracht in de Omgevingswet. Dat onderschrijven we. In beide wetten wordt cultureel erfgoed echter anders omschreven. Echt zorgelijk vinden we dat de Erfgoedwet geen kaders biedt voor toepassing in de Omgevingswet. Een gemeente moet bij bestemmingsplannen ‘rekening houden met cultuurhistorie’. Zo stond het ook in de Monumentenwet (art 38a) en de BRO (art, 3.1.6) Wij ervaren dat dat erg vrijblijvend is en zouden daar graag kaders voor zien. Dat geldt ook voor selectiebesluiten. Een gemeente heeft uiteraard eigen beleidsruimte, maar dat kan ook binnen kaders, Zoals die ook gelden voor milieu en biodiversiteit. Eén van de zaken die wij bijvoorbeeld geregeld zouden willen zien is een verplichting voor gemeenten voldoende deskundigheid voor archeologie / cultureel erfgoed zelf in huis te hebben of in te huren. Dit in combinatie met de verplichting bij welke besluiten deze deskundigen geraadpleegd moeten worden
Omdat beleid voor cultureel erfgoed nu zo open en vrijblijvend is geformuleerd zijn er ook weinig handvatten voor interbestuurlijk toezicht.
Cultuurlandschap
Cultuurlandschap wordt wel genoemd bij de omschrijving van cultureel erfgoed in de Omgevingswet. In de Erfgoedwet komt het niet voor. Dat is een gemis. Historisch landschap en (landschaps)archeologie hangen vaak samen. Ook hier moet de Erfgoedwet de kaders bieden voor bescherming via de Omgevingswet.
Burgerparticipatie en publieksbereik
De erfgoedwet bevat geen beleid voor burgerparticipatie en publieksbereik, Met ondertekening van het Verdrag van Valletta / Malta (art. 9) ) en de Verklaring van Portoroz (betrokkenheid vrijwilligers bij cultureel erfgoed) heeft Nederland zich daar wel toe verplicht. We zouden daar graag in de Erfgoedwet aandacht voor willen en komen daar hierna bij een aantal punten op terug.
Commentaar bij het nu voorliggend wetsvoorstel
Kwaliteitsborging en certificering (art. 51 -55)
Het vervangen van de huidige opgravingsbevoegdheid door certificering ondersteunen we. Het biedt betere mogelijkheden voor kwaliteitsbewaking dan nu het geval is. We hebben daar wel een aantal kanttekeningen en vragen bij.
- Een groot deel van het voortraject (bureauonderzoek, advies en Programma’s van Eisen) vallen buiten deze certificering terwijl er juist bij die eerste stappen grote risico’s aanwezig zijn. Volgens de MvT is dit buiten de certificering gehouden omdat hier een primaire verantwoordelijkheid bij gemeenten ligt. Gemeenten zijn daar echter door ons als belangenbehartigers beperkt op aanspreekbaar. Bezwaar en beroep biedt onvoldoende inhoudelijke beoordeling. PvE’s zijn vaak niet eens openbaar. Hier moet betere kwaliteitsborging voor komen. Zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid van onafhankelijke inhoudelijke beoordeling of arbitrage.
- De minister kan nadere regels stellen voor de certificering (art. 5,5). We doen een beroep op de minister om daarvan gebruik te maken voor:
o waarborgen dat de normen voor certificering niet alleen worden opgesteld voor de professionals en beroepsmatig of financieel betrokken partijen maar dat ook burgers daar een stem in krijgen ‘want cultureel erfgoed / archeologie is van ons allemaal’;
o dat in dit kwaliteitssysteem ook een klachtrecht wordt opgenomen waarbij wordt voorzien in een onafhankelijke beoordeling van klachten en deze beoordeling wordt betrokken bij de audits voor behoud van het certificaat;
o het normenstelsel rekening houdt met verschillende typen organisaties (overheidsorganisaties en commerciële bedrijven);
o idem voor het type opgraving, bijvoorbeeld kleinschalige en zeer complexe opgravingen in oude binnensteden;
o dat in het normenstelsel meewerken door vrijwilligers ook een plaats krijgt en in ieder geval niet belemmerd wordt.
Kosten archeologisch onderzoek
Het principe ‘de verstoorder betaalt’ voldoet voor een groot deel van de onderzoeken. Met name waar het gaat om een definitieve opgraving. De motivering voor dit beleid is stimuleren van behoud in situ en bij verstoring betaling voor wat aan de maatschappij aan erfgoed wordt ontnomen. We zouden echter graag op een aantal punten een heroverweging zien. We zetten vraagtekens bij de financiering van vooronderzoek, we missen een financieringsstructuur voor behoud in situ en voor publieksbereik. In compensatie voor excessieve kosten wordt onvoldoende voorzien.
- Financiering vooronderzoek
Als belangenbehartigers en ambassadeurs van de archeologie merken we dat er veel vragen en weerstanden zijn bij de verplichting dat ook het archeologisch vooronderzoek voor rekening van de verstoorder is. De motivering ’de verstoorder betaalt’ is voor vooronderzoek arbitrair, want wordt er wel verstoord? Het strookt ook niet met de verplichting voor de overheid - te zorgen voor goede en betrouwbare informatie zodat initiatiefnemers weten waar en in welke mate archeologisch overblijfselen aanwezig zijn - (MvT 5.2 Uitgangspunten huidige regelingen). Veel bezwaren en weerstanden tegen archeologisch onderzoek kunnen worden weggenomen wanneer het bevoegd gezag duidelijk kan aangeven waar bij grondwerkzaamheden archeologie met grote waarschijnlijkheid verstoord gaat worden en de verstoorder een duidelijke keuze heeft tussen opgraven of niet verstoren. Indien overheden verantwoordelijk zijn voor het vooronderzoek (en dat betalen) wordt ons inziens ook ongewenste belangenverstrengeling voorkomen, Want nu heeft de verstoorder als opdrachtgever voor een vooronderzoek belang bij een zo beperkt mogelijk advies voor vervolgonderzoek en dat is een perverse prikkel.
- Het huidige financieringssysteem voorziet niet in kosten voor behoud in situ en compensatie voor bijvoorbeeld beperkingen in het gebruik van agrarische gronden.
- Ook in kosten voor publieksbereik wordt nu niet voorzien.
- Compensatie voor excessieve kosten
De huidige regeling voor compensatie door het rijk vervalt. Gemeenten krijgen hiervoor via het gemeentefonds een vast bedrag per jaar. Dit houdt ons inziens echter onvoldoende rekening met de situatie per gemeente. De ene gemeente heeft veel meer archeologisch erfgoed binnen haar grenzen dan de andere. Het argument voor beëindiging van die rijksregeling - gemeenten hebben voldoende tijd om hun eigen regeling te maken - lijkt een aansporing voor ‘hoe meer archeologie, hoe beperkter behoud daarvan’. Dat lijkt ons niet de bedoeling en vinden we in ieder geval geen goed beleid.
Depots en toegankelijkheid voor publiek
Nu wordt voor provinciale en gemeentelijke depots alleen de bewaarfunctie en een niet nader omschreven toegankelijkheid bepaald. Wij pleiten ervoor dat depots ook een wettelijk geregelde publieksfunctie hebben. Het depot zelf moet laagdrempelig voor publiek toegankelijk zijn en ook de ‘uitleenfunctie’ naar gemeenten en lokale evenementen moet gewaarborgd zijn.
Namens het bestuur AWN
dr. Tonnie van de Rijdt van de Ven
voorzitter