Op verschillende plaatsen is op dit forum al eens de Arbeidsenquête van 1886-1887 aan de orde geweest, zoals bijvoorbeeld hier en hier. Nu ook in het draadje Arbeiders in Limburg/Vara-serie deze parlementaire enquête genoemd wordt, is het misschien goed er eens een apart 'draadje' aan te wijden.
Op genoemde pagina's is al een en ander te vinden, zodat ik hier geen uitgebreide inleiding hoef te geven. De titel 'Arbeidsenquête' is pas echt ingeburgerd geraakt bij gelegenheid van de heruitgave van de verslagen in 1981. De oorspronkelijke titel van deze verslagen van de parlementaire commissie staat hierboven in de kop. Zie ook de literatuuropgave in hieronder.
Velen kennen uit eigen lezing of als citaat delen van de Maastrichtse verslagen. Ik zou een lans willen breken voor een wat breder lezen van deze enquête. De meeste Maastrichtenaren beperken zich tot het lezen van deel 2, dat de situatie in Maastricht behandelt. Er zijn echter nog twee andere delen (dl. 1: Amsterdam; dl. 3: de vlasindustrie en Tilburg). Het deel 'Maastricht' heeft een eigen inleiding gekregen, maar met name het eindverslag - dat de héle enquête behandelt -, is zeer lezenswaardig.
Velen zijn niet op de hoogte van dit verslag, omdat het is opgenomen in het laatste deel, over de vlasindustrie in Zuid-Holland en over de industriestad Tilburg. Dat eindverslag maakt duidelijk dat het niet alleen in Maastricht kommer en kwel was en dat er elders in het land even ellendige, of ten hemel schreiende omstandigheden bestonden. Dat Maastricht zoveel aandacht heeft gekregen is bijna geheel en uitsluitend toe te schrijven aan de tweede generatie Regout. De omstandigheden waren redelijk vergelijkbaar met elders, maar er waren maar weinig respondenten die zulke cynische en onvoorzichtige uitspraken deden als de liberale zonen van Petrus I. Of zij nu echt of vermeend werden geprovoceerd (zie de dissertatie van Ad van Iterson), het effect is geweest dat 'Maastricht' en 'Regout' werden en worden voorgesteld als DE uitwassen van de industrialisatie bij uitstek. Lezing van alle drie de delen maakt duidelijk, dat - hoe ongelukkig en sensationeel citeerbaar de antwoorden van met name Petrus II (Pierre) Regout ook waren - die voorstelling van zaken op zijn minst aanvechtbaar is.
Daarnaast moet men zich realiseren dat de commissie voortijdig haar werk heeft moeten beëindigen. Een tussentijdse ontbinding van het parlement maakte een einde aan een onderzoek waarvoor men in nog andere fabriekssteden (Leiden!), in de veenkoloniën van Groningen en in de textielindustrie in Twente te rade wilde gaan. Hierdoor lijkt het alsof er alleen in de in deze drie delen besproken plaatsen en regio's wantoestanden heersten. Niets is minder waar. Met name in Twente ging het buitengewoon slecht. Maar ja, dat is nooit meer in de vorm van enquêteverslagen op papier gekomen.
Voor een beter beeld van de naleving van de wet van 1874 omstreeks 1886-1887 is het eindverslag van de parlementaire commissie onontbeerlijk. Via de secundaire literatuur kan men zich alsnog op de hoogte stellen van de toestanden in de overige genoemde plaatsen en regio's.
Literatuur:
Jacques Giele (ed.), Een kwaad leven. De arbeidsenquête van 1887, 3 dln., Nijmegen 1981.
Heruitgave van 'Enquête betreffende de werking en uitbreiding der wet van 19 september 1874 (Staatsblad nr. 130) en naar de toestand van fabrieken en werkplaatsen', Sneek 1887.
Op genoemde pagina's is al een en ander te vinden, zodat ik hier geen uitgebreide inleiding hoef te geven. De titel 'Arbeidsenquête' is pas echt ingeburgerd geraakt bij gelegenheid van de heruitgave van de verslagen in 1981. De oorspronkelijke titel van deze verslagen van de parlementaire commissie staat hierboven in de kop. Zie ook de literatuuropgave in hieronder.
Velen kennen uit eigen lezing of als citaat delen van de Maastrichtse verslagen. Ik zou een lans willen breken voor een wat breder lezen van deze enquête. De meeste Maastrichtenaren beperken zich tot het lezen van deel 2, dat de situatie in Maastricht behandelt. Er zijn echter nog twee andere delen (dl. 1: Amsterdam; dl. 3: de vlasindustrie en Tilburg). Het deel 'Maastricht' heeft een eigen inleiding gekregen, maar met name het eindverslag - dat de héle enquête behandelt -, is zeer lezenswaardig.
Velen zijn niet op de hoogte van dit verslag, omdat het is opgenomen in het laatste deel, over de vlasindustrie in Zuid-Holland en over de industriestad Tilburg. Dat eindverslag maakt duidelijk dat het niet alleen in Maastricht kommer en kwel was en dat er elders in het land even ellendige, of ten hemel schreiende omstandigheden bestonden. Dat Maastricht zoveel aandacht heeft gekregen is bijna geheel en uitsluitend toe te schrijven aan de tweede generatie Regout. De omstandigheden waren redelijk vergelijkbaar met elders, maar er waren maar weinig respondenten die zulke cynische en onvoorzichtige uitspraken deden als de liberale zonen van Petrus I. Of zij nu echt of vermeend werden geprovoceerd (zie de dissertatie van Ad van Iterson), het effect is geweest dat 'Maastricht' en 'Regout' werden en worden voorgesteld als DE uitwassen van de industrialisatie bij uitstek. Lezing van alle drie de delen maakt duidelijk, dat - hoe ongelukkig en sensationeel citeerbaar de antwoorden van met name Petrus II (Pierre) Regout ook waren - die voorstelling van zaken op zijn minst aanvechtbaar is.
Daarnaast moet men zich realiseren dat de commissie voortijdig haar werk heeft moeten beëindigen. Een tussentijdse ontbinding van het parlement maakte een einde aan een onderzoek waarvoor men in nog andere fabriekssteden (Leiden!), in de veenkoloniën van Groningen en in de textielindustrie in Twente te rade wilde gaan. Hierdoor lijkt het alsof er alleen in de in deze drie delen besproken plaatsen en regio's wantoestanden heersten. Niets is minder waar. Met name in Twente ging het buitengewoon slecht. Maar ja, dat is nooit meer in de vorm van enquêteverslagen op papier gekomen.
Voor een beter beeld van de naleving van de wet van 1874 omstreeks 1886-1887 is het eindverslag van de parlementaire commissie onontbeerlijk. Via de secundaire literatuur kan men zich alsnog op de hoogte stellen van de toestanden in de overige genoemde plaatsen en regio's.
Literatuur:
Jacques Giele (ed.), Een kwaad leven. De arbeidsenquête van 1887, 3 dln., Nijmegen 1981.
Heruitgave van 'Enquête betreffende de werking en uitbreiding der wet van 19 september 1874 (Staatsblad nr. 130) en naar de toestand van fabrieken en werkplaatsen', Sneek 1887.
Opmerking