Aankondiging

Sluiten
No announcement yet.

Onteigening van adellijke en kerkelijke goederen door 'de' Fransen

Sluiten
X
 
  • Filter
  • Tijd
  • Tonen
Clear All
nieuwe berichten

  • Onteigening van adellijke en kerkelijke goederen door 'de' Fransen

    Goedemiddag,

    Wie kan me verduidelijken hoe het onteigenen in de Franse tijd van adellijke en kerkelijke eigendommen in zijn werk ging in deze contreien? Werd de adel uitgekocht of gewoon op straat gezet? Werden de onteigende eigendommen verkocht? of verdeeld onder de bevolking? En voor wie waren de opbrengsten? De gemeentekas?

    En na het vertrek van de Fransen, werd toen veel teruggedraaid? Veel kerken kregen weer hun kerkelijke (on)roerend goederen terug, gold dit ook voor de adel?

    Met vriendelijke groet,

    Amienees

  • #2
    Nationale goederen

    Bonjour Amienees, leuk je weer eens te zien.

    Wat betreft die onteigening zit je er een beetje naast. Niets werd 'vergoed', al kregen de onteigende religieuzen in ruil voor al hun gezamenlijke bezittingen wel wat 'assignaten', waardepapieren die al snel volkomen waardeloos bleken.

    Als gevolg van het concordaat van Napoleon met de paus (1803) werden in 1804 alle parochiekerken die waren gesloten omdat hun bedienaren 'de eed' niet hadden willen afleggen (bv. de St.-Martinuskerk in Wyck), teruggeven aan de parochies. Maar zij kregen niets terug van hun goederen en bezittingen. De bedienaren (de parochiegeestelijken) hadden geen inkomen meer en zouden nog lang een bescheiden toelage krijgen van de Staat, eerst van de Franse Republiek, daarna van het Koninkrijk der Nederlanden. Ook het onderhoud van de kerkgebouwen en pastorieën viel sinds de Franse Tijd onder de verantwoordelijkheid van de overheid.

    Wat betreft de adel: in de jaren 1796/1797 was de vervolging van de adel louter en alleen vanwege het feit dat zij van adel was, reeds lang voorbij. Wel schijnen diegenen die emigreerden, hun bezittingen te hebben verloren.

    Daar is wel wat literatuur over. Als je beschikt over de HEM, zoek dan in eerste instantie onder 'nationale goederen'.
    Last edited by Ingrid M.H.Evers; 27 december 2013, 09:58. Reden: correctie jaartallen, redactie

    Opmerking


    • #3
      Hallo Ingrid (e.a.),

      Dat is nou een snelle reactie, en dat op tweede kerstdag (of juist op tweede kerstdag? )
      Bedankt voor de verwijzing naar de HEM. Dit verduidelijkt een hoop.
      Toch nog een paar vragen: Er wordt gesproken over de eerste groep (kerkelijke geoderen) tweede groep (veroordeelden etc.) en een derde groep (gemene gronden). Ik lees niets over adellijke goederen. Heb ik het bij het verkeerde eind dat ook deze goederen onteigend werden?

      Opmerking


      • #4
        Onteigening adellijke bezittingen 1796/1797

        Ik weet uit eigen onderzoek dat enkele grote huizen/kastelen in de Franse Tijd niet meer als gevangenis dienst konden doen, 'omdat zij als nationaal goed zijn verkocht'. Dat was achteraf een beetje een tegenvaller voor de Fransen. Een beetje te haastig geweest. De kopers stelden er geen prijs op dat hun eigendom gebruikt zou worden door de Franse Staat, in welke vorm dan ook (gevangenis, gemeentehuis, kazerne etc.) Maar het ging hier slechts om een enkel geval en het huis werd alleen genationaliseerd omdat de eigenaren geëmigreerd waren. De kopers van dergelijke panden waren vaak de rentmeesters die er eerder in dienst waren geweest. Dat was bijvoorbeeld het geval met het kasteel van Horn, en naar ik meen ook Eijsden.

        Over het wedervaren van de adel is in onze streken weinig bekend. Uit onderzoek blijkt dat de 'Belgische' adel geen nationalisatie onderging. In Belgisch-Limburg wist de adel haar positie als grootgrondbezitter te handhaven ondanks de trubbels van de Franse Revolutie. Aangenomen mag worden dat het er in Nederlands-Limburg identiek aan toeging als in Belgisch-Limburg. Tenslotte vormden beide provincies tezamen het Departement Nedermaas en stonden ze onder hetzelfde bestuur.

        Bron:
        P.J.H. Ubachs en Ingrid M.H. Evers, Ongewilde revolutie, Limburgs Maasland onder Frankrijk, 1794-1814, Maastricht 1994, pagina 73. Dit was het themanummer van de Publications 1994.
        Last edited by Ingrid M.H.Evers; 27 december 2013, 10:52. Reden: redactie en uitbreiding

        Opmerking


        • #5
          Misschien is het interessant te lezen hetgeen op wikipedia staat in volgende link i.v.m. vergoeding voor verloren gebieden bij de vrede van Lunéville. : http://nl.wikipedia.org/wiki/Reichsd...nshauptschluss

          Vooral paragraaf 24
          Hier worden de zaken geregeld voor de graaf van Aspremont-Lynden voor het verlies van het rijksgraafschap Rekem, voor de graaf van Plettenberg voor het verlies van het rijksgraafschap Wittem met Eijs, voor de graaf van Törring voor het verlies van het rijksgraafschap Gronsveld en voor de graaf van Goltstein voor het verlies van de vrije rijksheerlijkheid Slenaken.

          Opmerking


          • #6
            Herindeling van het Heilige Roomse Rijk na Lunéville (1801)

            Oorspronkelijk geplaatst door proemevlaai Bekijk bericht
            Misschien is het interessant te lezen hetgeen op wikipedia staat in volgende link i.v.m. vergoeding voor verloren gebieden bij de vrede van Lunéville. http://nl.wikipedia.org/wiki/Reichsd...nshauptschluss Vooral paragraaf 24
            Dit is een geweldig interessante link, maar het gaat om iets heel anders dan de naasting door het Frans bewind van particuliere goederen tot 'nationale goederen'.

            De link verwijst naar het laatste belangrijke besluit dat de Reichsdeputation van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie (de Rijksdeputatie, de vergadering van afgevaardigden van alle vorsten) in 1803 nam en betrof de interne herverdeling van landen en souvereiniteiten na de vrede van Lunéville (1801).

            De oorlog die Frankrijk in 1800 voerde tegen het Heilige Roomse Rijk, een verzameling vrije staten en staatjes met aan het hoofd de keizer van Oostenrijk, eindigde met een bezetting door de Fransen van de linker Rijnoever. Bij het tekenen van de vrede van Lunéville (1801) stond het Heilige Roomse Rijk de gehele linker Rijnoever officieel af aan Frankrijk (art. 6). Tevens spraken de partijen af dat alle wereldlijke vorsten binnen het Heilige Roomse Rijk voor hun verliezen in het aan Frankrijk overgedragen gebied schadeloos moesten worden gesteld en wel op basis van de principes van het Rastatter Friedenskongress van 1797-1799, dat had bepaald dat schadeloosstelling van wereldlijke vorsten tot stand moest komen door middel van secularisatie (onteigening op bepaalde voorwaarden) van de geestelijke vorstendommen, de zogenaamde prinsbisdommen.

            De praktische uitvoering van de besluiten van Lunéville was een zaak van de geestelijke en wereldlijke vorsten van het Heilige Roomse Rijk zelf. Uiteindelijk besloten zij dat het sinds eeuwen gegroeide aantal souvereiniteiten (gebieden en gebiedjes die geen andere 'overheid' boven zich hadden dan de keizer) zou worden teruggebracht van circa achthonderd naar ongeveer zestig. Dat zorgde voor grotere bestuurseenheden en dus meer daadkracht.

            Wereldlijke vorsten die grond verloren op de linker Rijnoever kregen nieuw, voormalig kerkelijk, gebied ten oosten van de Rijn, dus ten oosten van de rechteroever. Het kwam politiek gezien goed uit dat op de linker Rijnoever enkele grote prinsbisdommen lagen, zoals Münster, Keulen, Trier en het onder Keulen horende prinsbisdom Luik, dat al sinds 1794 door Frankrijk werd bezet. Die bisschoppen verloren nu officieel hun gebied aan Frankrijk en tevens hun plaats in de Rijksdag. Maar ook elders in 'Duitsland' werden de geestelijke vorstendommen opgeheven en hun goederen opgedeeld ten gunste van de in het westen benadeelde wereldlijke vorsten. Mede daardoor verdween de sterke invloed die de katholieke kerk eeuwenlang had gehad in de Rijksdag en kregen de protestantse vorsten meer armslag. De geestelijke vorsten zullen er niet gelukkig mee zijn geweest, maar zij konden het niet tegenhouden. Overigens stond ook de (katholieke) keizer van Oostenrijk niet achter dit besluit. Enkele jaren later zou hij aftreden en zou het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie ophouden te bestaan (1806). Als een soort opvolger ontstond de Rijnbond, een verzameling vazalstaten van het Franse Keizerrijk.

            Het is fascinerend te zien hoe de samenstelling van de Rijksdag met het nemen van dit besluit veranderde. Het was een ware aardverschuiving, zoals blijkt uit de lijsten van souvereine leden in 1792 en 1803. En omdat de Rijksdag zelf tot die nieuwe opstelling was gekomen, zou men na de val van Napoleon en bij de terugkeer naar de vroegere politieke toestand in Europa tijdens het Congres van Wenen (1815 e.v.) teruggrijpen op de situatie van 1803, niet op die van 1792.

            Maar de gevolgen van de bij de vrede van Lunéville (1801) overeengekomen regelingen hebben niets te maken met de naasting van de 'nationale goederen'. In het eerste geval ging het om twee gelijkwaardige partijen – de souvereine staat Frankrijk en de eveneens souvereine staat Oostenrijk, namens het souvereine Heilige Roomse Rijk - die een oplossing voor hun geschillen vastlegden volgens de internationaal geaccepteerde regels van het volkenrecht.

            In het tweede geval ging het om een eenzijdig door Frankrijk uitgevoerde naasting van 'nationale goederen', een wederrechtelijk (wetteloos) in bezit nemen en gedwongen verkopen van het eigendom van burgerlijke en geestelijke particulieren, die daarvoor een waardeloze (assignaten) of helemaal geen vergoeding kregen. In feite ging het om een door de staat uitgevoerde, ordinaire diefstal en roof.
            Last edited by Ingrid M.H.Evers; 31 december 2013, 15:34. Reden: correctie Rastatt

            Opmerking


            • #7
              De consequenties van Lunéville (1801) voor onze streken

              De vredesvoorwaarden van Lunéville brachten een volkenrechtelijke oplossing voor de eigenaren van enkele door de Fransen bezette gebieden. In 1794 hadden de Fransen definitief de Zuidelijke Nederlanden ('België') onder de voet gelopen. Ook Maastricht en het gebied langs de Limburgse Maas was eind 1794 in Franse handen. Maastricht en 'Limburg' werden zoals bekend in mei 1795 bij de vrede van Den Haag door de Staten Generaal officieel afgestaan aan Frankrijk. Van bezet 'Nederlands' gebied werd het nationaal Frans gebied.

              Iets dergelijks werd geregeld met Oostenrijk, dat de Zuidelijke Nederlanden in bezit had gehad (vrede van Campo Formio, 1797). Het hele gebied werd samengevoegd tot de Departements Réunies, de 'Herenigde Departementen'. Zij werden een volwaardig deel van de Franse Republiek. Het gebied was dus niet langer bezet gebied, maar deel van de souvereine Franse staat, met voor de inwoners uiteindelijk dezelfde rechten en plichten als elke andere Franse staatsburger.

              Probleem was echter dat er in onze streken nogal wat kleine souvereiniteiten lagen, kleine zelfstandige 'landjes', zogenaamde Vrije Rijksheerlijkheden. Deze enclaves werden omringd door gebied van de keizer van Oostenrijk of van de 'Nederlandse' Staten Generaal, maar waren geheel zelfstandig. Hun eigenaren behoorden tot het Heilige Roomse Rijk en hadden als souverein vorst een zetel in de Rijksdag. Maar ook die gebieden waren in 1794 door de Fransen bezet en een schadeloosstelling was nog niet volkenrechtelijk geregeld.

              De vrede van Lunéville (1801), gesloten tussen Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, betekende een definitief verlies van deze enclaves, omdat ze immers links van de Rijn lagen. De door de Rijksdag overeengekomen compensaties werden in paragraaf 24 van het Rijksdagbesluit van 1803 geregeld. De graaf van Aspremont-Lynden werd gecompenseerd voor het verlies van het vlakbij Maastricht gelegen rijksgraafschap Rekem. Andere heren van vrije rijksheerlijkheden waren de graaf van Plettenberg (verloor het rijksgraafschap Wittem met Eijs), de graaf van Törring (verloor het rijksgraafschap Gronsveld) en de graaf van Goltstein (verloor de vrije rijksheerlijkheid Slenaken). Zie voor de compensatieregeling de geschiedenis van elk van deze rijksgraafschappen/rijksheerlijkheden (Wikipedia).
              Last edited by Ingrid M.H.Evers; 30 december 2013, 17:15. Reden: correctie

              Opmerking


              • #8
                Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
                Dit is een geweldig interessante link, maar het gaat om iets heel anders dan de naasting door het Frans bewind van particuliere goederen tot 'nationale goederen'.
                ik lees in 'geschiedenis van Rekem en zijn keizerlijk graafschap' p.357/358:
                Alle grafelijke goederen werden in 1804 door de domeinen publiek verkochte aan ongehoord lage prijzen.
                .....
                Het in bezit nemen door de Fransen ven de Oostenrijkse rijksheerlijheden werd geregeld bij de vrede van Lunéville,....
                .....
                De schadevergoeding welke aan de eigenaars der voormalige rijksheerlijkheden werden toegekend, werd de 9de mei 1802 op de rijsdag van Regensburg vastgesteld.
                Als schadevergoeding voor het kasteel en de grafelijke goederen, met een inkomen van 13500 gulden, kreeg Jan-Gobert de vrouwelijke cisterzienzerabdij van Baint, gelegen in de Oostenrijkse perfectuur van Altdorf bij Rabensburg, en een jaarlijkse rente van 850 gulden.
                Het kasteel en de grafelijke goederen waren toch persoonlijk bezit?

                Volgens de schrijver is over die regeling meer te lezen in het tweede hoofdstuk van: 'Histoire abrégé des traités de paix" van Koch en Schoelt.

                Opmerking


                • #9
                  Rekem

                  Het boek van Raphael Verbois, Geschiedenis van Rekem en zijn keizerlijk graafschap, (1972), heb ik ook in de kast staan en ik heb er al jaren veel plezier van. Hij schrijft dat de schadevergoedingsregeling voor Rekem en andere vrije rijksheerlijkheden werd vastgesteld op 9 mei 1803 (dus niet zoals hierboven vermeld: 1802). Over de juiste datum kan ik niets zeggen. Volgens Verbois is het 9 mei, volgens de gegevens over het Reichsdeputationshauptschluss op Wikipedia is het 25 februari.
                  Oorspronkelijk geplaatst door proemevlaai Bekijk bericht
                  Het kasteel en de grafelijke goederen waren toch persoonlijk bezit?
                  Hier spelen twee zaken door elkaar: 1. de souvereiniteit van het graafschap en 2. de particuliere eigendom van gronden en kasteel.

                  Ad 1.
                  Het gebied van het latere Departement Nedermaas werd in 1894 bezet en dus ook Rekem, een zelfstandige vrije heerlijkheid als enclave in het prinsbisdom Luik. Die vrije heerlijkheid hoorde toe aan een souvereine vorst van het Heilige Roomse Rijk, die door de bezetting zijn souvereine graafschap verloor. Volgens het volkenrecht moest daar een oplossing voor komen. Ofwel de Fransen gaven het gebied terug, ofwel er moest een andere regeling worden getroffen. Omdat de Fransen de oorlogen voortdurend wonnen, stonden zij als partij sterker en konden zij in Lunévile (1801) de vredesvoorwaarden sturen. Als u het nog eens naleest bij Verbois zult u zien, dat de zaak 'geregeld' werd door er het HRR mee op te schepen; dát moet zorgen voor compensatie (p. 358 ). En dat gebeurde via het Reichsdeputationshauptschluss (1803).

                  Ad 2.
                  Zoals boven reeds vermeld zijn in onze streken voor zover bekend weinig bezittingen van de adel onteigend tot 'nationale goed'. Alleen bezittingen waarvan de eigenaar geëmigreerd was, of waar de eigenaar niet thuis was, niet ter plaatse resideerde, zijn aan de verkoopwoede ten offer gevallen. De graaf van Rekem was in 1804 niet aanwezig om de verkoop van zijn grond en goederen te voorkomen, sterker nog, hij had in 1803 door in te stemmen met de compensatieregeling afstand gedaan van dit bezit. Het stond de Fransen dus vrij het te verkopen.
                  Last edited by Ingrid M.H.Evers; 31 december 2013, 22:51. Reden: correctie en aanvulling

                  Opmerking


                  • #10
                    Reichsdeputationshauptschluss: 25 februari 1803

                    Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
                    Over de juiste datum kan ik niets zeggen. Volgens Verbois is het 9 mei, volgens de gegevens op Wikipedia is het 25 februari 1803.
                    Ik vermoed dat Verbois een fout heeft gemaakt. Het Lexikon der Deutsche Geschichte, Stuttgart 1973, spreekt op pp. 995-996 eveneens van 25 februari 1803.

                    Opmerking


                    • #11
                      Bij de voormalige Luikse gebieden is dan natuurlijk ook nog de vraag of er als gevolg van de Luikse Revolutie al zaken onteigend waren. In hoeverre de Luikse revolutie een pure stadse zaak was of dat ook de overige plaatsen van het prinsbisdom hieraan meededen is mij nog niet duidelijk geworden uit de beperkte literatuur die ik hierover onder ogen had.

                      Opmerking


                      • #12
                        Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
                        Ik vermoed dat Verbois een fout heeft gemaakt. Het Lexikon der Deutsche Geschichte, Stuttgart 1973, spreekt op pp. 995-996 eveneens van 25 februari 1803.
                        In de originele tekst van het Reichsdeputationsabschluss van 25 februari 1803 staat onder paragraaf 24 het volgende over Rekem:

                        Dem Grafen von Aspremont-Lynden, wegen Reckheim: die Abtey Baindt, und eine jährliche Rente von 850 Gulden von Ochsenhausen.

                        Opmerking

                        Bezig...
                        X