Aankondiging

Sluiten
No announcement yet.

Tempeliers te Maastricht

Sluiten
X
 
  • Filter
  • Tijd
  • Tonen
Clear All
nieuwe berichten

  • Tempeliers te Maastricht

    Volgens de Historische Encyclopedie is het een mythe dat er in de Spilstraat een klooster van de de Tempeliers gevestigd was.

    De Orde van de tempeliers of Tempelorde (Orde van de Arme Ridders van Christus en de Tempel van Salomo) was een rooms-katholieke monnikenorde die ten tijde van de Kruistochten een Heilige Oorlog voerden in het Heilige Land. Ze waren gestructureerd als een ridderorde en erg militair ingesteld. (bron: Wikipedia)

    Toch kom ik in de RHCL-beeldbank twee tekeningen tegen van een "Vestiges de l' encien Couvent des Templiers" gelegen tussen de Muntstraat en de Nieuwstraat, dat afgebroken zou zijn in januari 1862:





    Kan "Myth-Buster" SJEF deze mythe ook weerleggen ?
    Last edited by Breur; 17 juni 2012, 11:04. Reden: beeldlinks hersteld.
    If the doors of perception were cleansed, every thing would appear to man as it is: infinite

  • #2
    Maastrichtse Mythen

    Volgens de Historische Encyclopedie is het een mythe dat er in de Spilstraat een klooster van de de Tempeliers gevestigd was.
    Dat er ooit een klooster of kerk van de orde der Tempeliers zou zijn geweest in de Spilstraat, is pertinent onjuist en daarmee dus een mythe.

    +=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+

    Dan de twee tekeningen over een vermeend kloostercomplex, gelegen in het gebied tussen Grote Staat, Muntstraat en Niewstraat, en welk kloostercomplex toebehoord zou hebben aan de orde der Tempeliers, en afgebroken zou zijn in het jaar 1862; ook dat is een mythe, alleen al om het jaartal (1862) dat wordt aangegeven.

    +=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+

    In het boek Geschiedenis van de beide Limburgen (Assen, 1972) en geschreven door W. Jappe Alberts, lezen we in deel 1 op pagina 57 de volgende passage: Waarschijnlijk is in Maastricht sedert de 12de eeuw een vestiging van de Tempeliers geweest, die in 1311 werd opgeheven.

    +=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+

    In een bijdrage in "De Maasgouw" van 1990 onderwerpt E. Ramakers de gegevens over een mogelijke vestiging van de Tempelorde in Maastricht aan een kritisch onderzoek.
    Hij constateert, dat de vroegste schriftelijke vermelding van de aanwezigheid van de Tempeliers in Maastricht stamt uit 1829.
    In documenten van oudere datum - die met betrekking tot de bewoners en de bewoning van Maastricht bepaald niet zeldzaam zijn - werd geen enkele vermelding van een vestiging van de Tempelorde in Maastricht gevonden.
    Van bezittingen van de Johannieterorde - de "erfgenamen" van de Tempeliers na de opheffing in 1312 - ontbreekt in Maastricht ook elk spoor.
    Van een algemeen besef, dat er Tempeliers in Maastricht geweest zijn, is eveneens geen sprake.
    Ramakers besluit zijn bijdrage als volgt: "Dat een oud gebouw aan de Tempeliers wordt toegeschreven, komt op veel plaatsen voor: .......de vondst van middeleeuws muurwerk (is) al voldoende om Tempeliers te "zien".....".
    "Al met al blijft er van de vestiging van de Tempeliers in Maastricht niet meer over dan in de negentiende eeuw vastgelegde verhalen en drie tekeningen, te weinig om tot het bestaan van een huis of commanderij te besluiten".

    Ramakers, E.: Tempeliers in Maastricht?
    In: De Maasgouw.
    Jrg. 109. 1990; pg.75 – 84.

    +=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+

    K. ter Veen schrijft in zijn boek (pagina 131):
    Hier tegenover staat, dat anderen, behalve aan de beschikbare schriftelijke bronnen, ook aan archeologische gegevens betekenis wensen toe te kennen.
    Zij wijzen er op, dat op betrokken plaatsen inderdaad aanzienlijke restanten van dertiende-eeuws muurwerk werden aangetroffen, die zich moeilijk tot een burgerlijk bouwwerk laten herleiden.
    Zij wijzen er verder op, dat de Duitse Orde later wel bezittingen in het betrokken gebied heeft gehad.
    Omdat deze orde in ruime mate in Maastricht aanwezig was, en de Johannieters niet, zou bij de eigendomsoverdracht van het normale patroon kunnen zijn afgeweken.
    Op initiatief van de Duitse Orde zou later een deel van het Tempelierenklooster zijn afgebroken.
    Daarmee zou plaats zijn gemaakt voor de "Nieuwstraat".
    Deze straat zou overigens ooit "Tempelieren Straet" hebben geheten.
    Een opmerkelijk gegeven is - gezien de bancaire activiteiten van de Tempelieren - het feit, dat hun vermeende klooster een directe verbinding had met het aangrenzend "geldmuntehuys" aan de nu nog bestaande "Muntstraat".

    In de discussie rond een eventueel huis van de Tempelorde in Maastricht spelen wat moeilijk met elkaar te rijmen berichten met betrekking tot een kapel en een kerk van de Tempelieren een rol.
    Nu had de orde in de dertiende eeuw het recht eigen kerken te stichten en eigen "kapelaans" aan te stellen.
    Deze waren onttrokken aan het gezag van de bisschoppen.
    Ze stonden rechtstreeks onder de paus.
    Dit was een bron van jalousie voor de lokale geestelijkheid en ook een bron van conflicten.
    Wat de zielzorg betrof waren de Tempeliers buitenbeentjes.
    Maakt dit de genoemde ongerijmdheden en de afwezigheid in de archieven meer begrijpelijk?

    K. ter Veen
    De tempeliers.
    Afrekening met een legende.
    Soesterberg, 2000

    +=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+

    Wel is er in Maastricht de orde der Tempeleers.
    Maar dat is een verhaal van geheel andere orde .
    Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
    Thomas More

    Opmerking


    • #3
      Mythen van Maastricht

      In de "Kroniek der stad Maastricht van af haren oorsprong tot in Juni van het jaar 1862" lees ik bij het jaartal 1307 het volgende.

      1307 Waren uit Duitsland hier geestdrijvers, welk Bogaarden genoemd werde, aangekomen.
      Deze Bogaarden die niets gemeen hadden met de Bogaarden van den 3den regel van den H. Franciscus, waren ketters, wier leerstellingen in 1311 door Paus Clemens V op het Concillie van Vienne veroordeeld werden.
      In dit zelfde jaar werd door denzelfden Paus ook de orde van de Tempeliers opgeheven doch dit vonnis had te Maastricht eerst in 1311 zijne gevolgen.

      De kronijk bevindt zich in het Rijks-archief.
      Het is een kwartijn van 171 bladzijden en loopt van den eersten oorsprong der stad tot 1862.
      De taal en de stijl van het handschrift zijn gebrekkig, mar doorgaans is de inhoud historisch en waar.
      De samensteller van dit werk, was zekere Philippus van Gulpen, een Maastrichtenaar.
      Het werd den 1en Juni 1883 voor het rijks-archief in Limburg aangekocht.
      Meer over deze zaak achten wij overbodig.


      Aldus medegedeeld door Jos. Eversen in "De Maasgouw", orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde in het nummer 261 van 5 December 1885.
      Last edited by SJEF †; 29 april 2009, 14:20.
      Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
      Thomas More

      Opmerking


      • #4
        Oorspronkelijk geplaatst door SJEF Bekijk bericht
        "Al met al blijft er van de vestiging van de Tempeliers in Maastricht niet meer over dan in de negentiende eeuw vastgelegde verhalen en drie tekeningen, te weinig om tot het bestaan van een huis of commanderij te besluiten".
        Dan zijn de tekeningen in de RHCL-beeldbank twee van deze drie.
        Daarmee is dat raadsel dan opgelost!

        En dan heb ik nu alle tijd om te gaan zoeken naar de ... heilige graal !

        Toen Jozef van Arimathea op weg was met de graal naar Glastonbury in Engeland, en de Maas overstak in Mosam Trajectum, zou de graal daarbij in de Maas gevallen zijn...
        If the doors of perception were cleansed, every thing would appear to man as it is: infinite

        Opmerking


        • #5
          Een Tempelhuis te Trajectum dat fungeerde als bank?

          Ik neem het risico om afgeschoten te worden en ik weet niet of dit bericht op de goede plek staat:

          Mijn oog viel op:


          In 1723 publiceerde J.F.Foppens een indertijd door Albertus Miraeus reeds uitgegeven verzameling oude documenten onder de uitvoerige titel: Auberti Miraei cathedralis ecclesiae Antverpensis decani Opera diplomatica, et historica, in quibus continentur chartae fundationum ac donationum piarum, testamenta, privilegia, foedera principum, & alia tum sacrae tum profanae antiquitatis monumenta.
          Op pagina 436 van Deel I wordt de volgende schuldbekentenis uit 1269 weergegeven: ( Het opschrift en de noten behoren niet tot de oorspronkelijke tekst. Het zijn kennelijk toevoegingen van Miraeus)



          In hoofdlijnen komt de inhoud neer op het volgende:
          Arnoldus, Heer van Wesemale, geeft openlijk te kennen honderd marken schuldig te zijn aan de Eerwaarde Heren Deken en leden van het Kapittel van de Hoofdkerk van Trajectum op grond van een in het verleden gesloten overeenkomst en van door hen voor hem, Arnoldus, gedane uitgaven. Deze schuld zal namens hem tijdens het eerstkomend Kerstfeest te Trajectum voldaan worden door de Broeders van het Huis van de Tempel.
          Arnoldus belooft voorts over enkele maanden, na het eerstkomend feest van Allerheiligen, aan deken en kapittel een schrijven van de Tempelbroeders te zullen overhandigen met hun toezegging het door Arnoldus verschuldigde bedrag te voldoen. Mochten door een of andere omstandigheid de Broeders daartoe niet in staat zijn, dan rust de volle verplichting voor de betaling van het volledige bedrag op hem, Arnoldus. Hij acht zich daaraan onder ede gebonden.
          Arnoldus van Wesemale
          Het geslacht Van Wesemale was een vooraanstaande adellijke familie in het toenmalige Brabant. Zeker twee Arnoldussen zijn bekend: vader en zoon. Beiden vervulden belangrijke staatkundige en militaire functies aan het hertogelijk hof. De zoon was maarschalk van Brabant. Hij mengde zich gewapenderhand in een interne strijd in het hertogdom. ( H. van der Horst: Geschiedenis van Brabant, Nijmegen, 1983. Deel I, pg.159 – 162 ) Hij keerde zich daarbij tegen de regerende hertogin. In 1267 kwam een vrede tot stand, waarbij Arnoldus weer in genade werd aangenomen. Niet lang daarna trad hij te Leuven toe tot de Tempelorde. Dit is dus in de tijd, waaruit de oorkonde stamt. Arnoldus bracht het nadien ver en werd een man van grote invloed. Hij vervulde diplomatieke diensten voor meerdere Europese vorsten. Hij overleed in 1291.( M. Nuyttens: Krijgers voor God. De orde van de tempeliers in de Lage Landen 1120 – 1312. Leuven/Zutphen, ( 2007 ), pg. 165 en 166.)
          Deze zoon Arnoldus is, naar het zich laat aanzien, degene, van wie de oorkonde uit 1269 stamt. Hij was commandeur van een provincie van de Tempelorde. In die hoedanigheid wordt zijn naam later genoemd bij de verhoren tijdens het proces. Hij zou bij de aanname van ordeleden de aanstootgevende godslasterlijke gedragingen hebben verlangd .
          Welke rol speelden hier “de Broeders van het Huis van de Tempel�
          De Tempelieren waren geen partij bij de aflossing van de schuld. De partijen waren enerzijds Arnoldus persoonlijk en anderzijds Deken en kapittel. Klaarblijkelijk ging het om een schuld van Arnoldus van voor het tijdstip waarop hij toetrad tot de Tempelorde. Bij de opname moest een noviet plechtig verklaren vrij te zijn van schulden. Mogelijk werd de schuldbekentenis juist opgesteld, omdat Arnoldus voor zijn intrede orde op zaken moest stellen.
          Al zijn ze geen partij, toch worden de Broeders expliciet in de schuldbekentenis vermeld, te weten in de rol van tussenpersoon, als het ware als doorgeefluik. Ook wordt in het vooruitzicht gesteld, dat ze zich schriftelijk garant stellen voor de uitbetaling van het bedrag in kwestie. In die tijd was het niet ongewoon, dat belangrijke financiële transacties plaats vonden in een huis van de Tempelridders en onder hun toeziend oog. De redenen hiervoor waren de volgende: een Tempelhuis was een betrouwbare en veilige plaats, geldelijke middelen en financiële deskundigheid waren aanwezig en betrouwbare getuigen waren er steeds beschikbaar. Het was een van de wijzen, waarop de tempelhuizen functioneerden als bank. Er waren meer vormen. Misschien speelden die hier ook een rol. Mogelijk had een of hadden beide partijen er bijvoorbeeld een soort rekening-courant lopen. Uit de tekst blijkt dit niet. Duidelijk is wel, dat Tempelbroeders hier een rol vervulden van bankier. Blijkbaar deden ze dit niet in dit geval alleen. Het was vertrouwde routine. Immers, zonder enige toelichting of motivering werden de broeders in deze rol in de tekst geïntroduceerd.
          Welk Trajectum?
          De tekst zegt, dat het geldbedrag in Trajectum door de broeders van het Huis van de Tempel zal worden overgedragen. Strikt genomen wordt niet gezegd, dat dit huis zelf ook in Trajectum gezocht moet worden. Het lijkt echter uitgesloten, dat in een formeel juridisch stuk als deze schuldbekentenis opzettelijk onbepaald zou zijn gelaten, welk van de vele Tempelhuizen hier bedoeld is. Als vanzelfsprekend moet zijn aangenomen, dat het hier een Tempelvestiging in Trajectum betrof.
          Indertijd was sprake van een Trajectum ad Rhenum (Utrecht) en een Trajectum ad Mosam (Maastricht). Welk werd hier bedoeld?
          Spontaan denkt men aan Utrecht. Ook Miraeus heeft dit blijkbaar gedaan. In zijn opsomming van vestigingsplaatsen van de Tempelorde in noot 3 vermeldt hij als eerste Ultrajectum, terwijl Maastricht zelfs niet genoemd wordt. (Bij de Duitse Orde vermeldt hij zowel een huis in Utrecht als in Maastricht!) Bovendien, in zijn opschrift schrijft hij: “Cathedrale Ultrajectinumâ€. In Maastricht was destijds geen kathedraal te vinden, in Utrecht wel. Echter: de oorkonde zelf spreekt niet van een kathedraal maar van de ‘major Ecclesia Trajecti’. Maastricht kan dan niet bij voorbaat worden uitgesloten.
          Zowel de kapittelkerk als ook het Tempelhuis zijn in een Trajectum gelegen. In principe is het nog denkbaar, dat dit niet hetzelfde Trajectum zou zijn. Het is echter moeilijk aan te nemen, dat een schuld betaalbaar wordt gesteld in de ene stad, terwijl de schuldeiser in een andere stad gevestigd zou zijn. Het kapittel en het Tempelhuis zullen dus in hetzelfde Trajectum gezocht moeten worden. Was het Utrecht of was het Maastricht?
          Het geslacht Wesemale stamt uit Zuid-Nederland, o.a. Leuven wordt in dit verband genoemd. Arnoldus is Maarschalk van Brabant. Voor de hand liggen dan financiële relaties beneden de rivieren. Ook de uitdrukking van de schuld in Keulse valuta wijst in zuidelijke richting. Dit pleit voor Maastricht.
          In Utrecht is nooit sprake geweest van een vestiging van de Tempelorde. Guido van Avesnes, bisschop van Utrecht bericht in 1307 aan de Franse koning, dat in zijn gebied geen huizen van de Tempelorde voorkomen. (J.Schwalm: Reise nach Frankreich und Italien im Sommer 1903. In: Neues Archiv der Gesellschaft für ältere deutsche Geschichtskunde. XXIX (1904). Berlin, 1903. pg.635.) Utrecht komt hier dus niet in aanmerking. Miraeus is wat dit betreft abuis. Hier staat tegenover, dat in Maastricht een hardnekkige traditie spreekt van een belangrijke Tempelvestiging. De plaats ervan wordt nog aangewezen. Indertijd werden daar ook omvangrijke fundamenten gevonden. Eveneens is er sprake van bancaire activiteiten van de Tempelorde. De Muntstraat zou er mogelijk zijn naam aan ontlenen. (Zie verder: Maastricht.)
          Zo gezien is de keus tussen Utrecht en Maastricht niet moeilijk. Het Trajectum, waar de schuld zal worden afgelost en waar het hier bedoelde Tempelhuis gelegen is, is blijkbaar Maastricht.
          (Een andere interpretatie van dit aspect van de tekst gaven overigens H.Hardenberg in: “De Ondergang van de Tempeliers†in: “Johanitter Orde in Nederlandâ€, 14de Jrg, nr.56A, Juli, 1963 en A.A.Streefland in “Tempeliers in Brabant, De Commanderij Ter Brake bij Alphen. In: “Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda “De Oranjeboomâ€. Jrg. 1979-1980, pg. 144.) Is hun interpretatie de juiste, dan rijst wel de vraag: bestond er een tot nogtoe onbekend huis van de Tempelorde in Utrecht?
          In de vorige eeuw werd door meerdere auteurs de aanwezigheid van een huis van de Tempelorde in Maastricht sterk in twijfel getrokken. Hun argument was, dat een uit de middeleeuwen stammende schriftelijke vermelding ontbreekt. Met het aantreffen van de schuldbekentenis van Arnoldus van Wesemale uit 1269 is hierin verandering gekomen.
          Aangenomen mag worden, dat in Maastricht een huis van de Tempelorde heeft bestaan, dat ook als bank heeft gefunctioneerd.

          Bron: http://www.tempelieren.nl/DCUltrajectum.html

          Opmerking


          • #6
            Tempeliers: mythe en werkelijkheid

            Dr. J.A. Mol publiceerde in 2011 een boek met de pakkende titel 'Vechten, bidden en verplegen, opstellen over de ridderorden in de Noordelijke Nederlanden'. Misschien dat daarin ook iets wordt gezegd over het vermeende huis van de tempeliers in Maastricht.

            Ik vond op Internet nog een blog (van ene Jan Hosten?). In de strekking van de laatste bijdrage (2009) over de 'mediatisering' van de tempeliers, kan ik mij goed vinden. Laten we toch alsjeblieft proberen de mythe te scheiden van de historische werkelijkheid!

            Wat zijn de feiten? Het onderstaande is algemene kennis, niet afkomstig van bovenstaande internetsite:

            1. Er is een ridderorde geweest die werd opgericht in 1118 of eerder en tot doel had de kruisridders en pelgrims in het H. Land te ondersteunen met mankracht en bescherming. Zij wordt de orde van de Tempeliers genoemd.
            2. Deze orde werd in 1129 als geestelijke orde erkend door de paus.
            3. Tussen 1307-1312 speelde een kerkelijk proces tegen de grootmeester van deze ridderorde, dat zou leiden tot veroordeling en vervolging door de wereldlijke autoriteiten; een vervolging die uiteindelijk de gehele orde zou treffen; op veel plaatsen werd de orde vanaf 1307 al buiten de wet gesteld en in 1311/1312 tijdens het concilie van Vienne definitief opgeheven.
            4. De goederen van de ridderorde moesten volgens de uitspraak van het concilie worden overgedragen aan de Johannieter Orde.
            5. Dakloos geworden leden van de orde vonden (deels) een toevlucht in de Johannieter Orde of de Duitse Orde, die tot zekere hoogte soortgelijke doelstellingen hadden.
            Last edited by Ingrid M.H.Evers; 13 juli 2020, 01:04. Reden: correctie diakritische tekens

            Opmerking


            • #7
              Trajectum Ultra en Trajectum ad Mosam

              Hierboven wordt gesproken over een transactie die plaats heeft in 'Ultrajectum'. Met Ultra Trajectum of Trajectum Ultra wordt Utrecht bedoeld, zie hier:

              "De naam Utrecht
              De legerplaats op het Domplein heette eerst Rheno Traiectum. Dit betekende 'doorwaadbare plaats (trajectum ) in de Rijn (Rheno). Later werd dit Ultra Traiectum: een doorwaadbare plaats (trecht), benedenstrooms (uut) gelegen. Utrecht betekent dus: benedenstroomse plaats waar je de rivier over kunt steken."
              Last edited by Ingrid M.H.Evers; 7 september 2013, 03:20. Reden: inkorting

              Opmerking


              • #8
                Tempeliershuis in Maastricht?

                De gehele posting van Breur is de redenering van ene Ben Brus (*1917), die het verhaal op zijn website heeft gezet. Brus is geen historicus. Hij studeerde op latere leeftijd psychologie en was verbonden aan de Radboud Universiteit.

                Brus eindigt zijn betoog met de stelling dat 'aangenomen mag worden dat er in Maastricht een huis van de Tempelorde heeft gestaan, dat ook als bank heeft gefunctioneerd'. Op grond waarvan komt hij tot die conclusies? Op grond van de tekst bij Foppens, van een in de negentiende eeuw ontstane plaatselijke mythe, en van gebrekkige historische kennis.

                1. De acte dateert uit 1267, de uitgave ervan door Foppens dateert uit 1723. Hij heeft het stuk gevonden bij Miraeus, die het in 1630 publiceerde. Foppens voegt er bijna honderd jaar later voetnoten aan toe, die Brus kennelijk niet betrouwbaar acht, want hij verwerpt de uitleg dat het om Utrecht gaat.

                2. Voorts schraapt Brus een aantal veldnamen bijeen die de aanwezigheid van een tempeliershuis in Maastricht zouden moeten bewijzen.
                De door hem genoemde veldnamen in Heer hebben inderdaad bestaan; ik vond ze terug in een toponiemenlijst bij Van der Venne, Geschiedenis van HeerMaastricht een straat, een naamde datum van uitgifte van die akten. Overigens wordt er geen datering genoemd.
                De veldnamen in Borgharen zullen ook wel kloppen; ik heb het niet nagekeken.

                Een en ander betekent echter slechts dat in de twaalfde of dertiende (!) eeuw mogelijkals ze al ooit bezit van de tempeliers waren - heel goed hebben toebehoord aan bijvoorbeeld een Vlaams huis van de orde.

                3. Dat de tempeliers in Maastricht muntrecht zouden hebben gehad, is helemaal onhoudbaar. Muntrecht was toen - evenzeer als nu - voorbehouden aan de landsheer. Het zou betekend hebben dat er zich een Staat in de Staat zou hebben bevonden. Noch de hertogen van Brabant, noch de prins-bisschoppen van Luik, noch de schepenen van de stad Maastricht zouden het hebben toegestaan!

                Het munthuis in de Muntstraat was niet in het bezit van de tempeliers, maar in dat van de hertogen van Brabant. Het werd later verplaatst naar het Vrijthof/hoek Statenstraat, waar eertijds het munthuis van het eveneens Brabantse Graafschap van de Vroenhof (Lenculen) lag. Na de verovering van 1632 werd de muntslag in Maastricht opgeheven (vgl. HEM).

                Voorstel:
                Wat betreft een 'tempeliershuis in de Muntstraat': lees - voordat we hier oeverloos verder speculeren - nu eerst eens dat artikel van de historicus Emile Ramakers: 'Tempeliers in Maastricht?', in: De Maasgouw, 109 (1990) 75-84.
                Last edited by Ingrid M.H.Evers; 13 juli 2020, 01:07. Reden: herstel diakritische tekens

                Opmerking


                • #9
                  Weer een mooi stukje geschiedenisles!

                  Waarvoor dank
                  Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd

                  Opmerking


                  • #10
                    Een Tempelierstraat of Tempelierenstraat in Maastricht? Maar weer even op herhaling!

                    Elders op deze site kwam in het spelletje 2 voor 12 de naam Tempelierstraat naar voren als oorspronkelijke naam van de huidige Nieuwstraat. Toller, de puzzelmaker, haalde dat gegeven uit het Silhouetje nr. 13 over de St.-Matthijskerk (1983). Inderdaad vermeldt de auteur, dr. P.J.H. Ubachs, op pagina 11 die naam.

                    Geschiedschrijving is echter een proces in beweging. Ubachs verwees in 1983 naar een aantekening in de kroniek die pastoor Cyrus omstreeks 1800 schreef over zijn Matthijsparochie. Deze kroniek ligt mede aan de basis van de mythe die in de negentiende eeuw ontstond over een aanwezigheid van de tempeliers in Maastricht. Cyrus' vermeldt echter geen enkele bron voor zijn verhaal over iets dat zes-zeven eeuwen eerder zou kunnen hebben gespeeld.

                    Drs. Emile Ramakers, die als vakhistoricus bij de Stadsbibliotheek Maastricht bij voortduring door scripties schrijvende middelbare scholieren en anderen werd geraadpleegd over de vermeende aanwezigheid van tempeliers in de stad, besloot naar aanleiding van Ubachs' tekst het nu maar eens tot op het bot uit te zoeken. Zijn artikel (zie literatuur) heeft overduidelijk aangetoond dat de tempeliers mogelijk bezittingen in de omgeving van Maastricht hebben gehad (Borgharen, Heer), maar niet in de stad, en al helemaal geen ordehuis. Een en ander is hierboven al uitgebreid aan de orde geweest, dus waarom kom ik er op terug?

                    Omdat geschiedschrijving zoals gezegd niet statisch is. Het Silhouetje van Ubachs uit 1983 leidde tot het onderzoek van Ramakers dat in 1990 werd gepubliceerd. Dat zorgde op zijn beurt voor een correctie in de 2e druk van het Silhouetje in 1996. Daarin zal men dat verhaal van Cyrus over een Tempelierenstraat niet meer aantreffen.

                    Ook de HEM (2005) heeft het niet meer over een Tempelierenstraat, maar tot mijn verdriet wordt er bij het trefwoord 'tempelieren' wel verwezen naar de Spilstraat! In het Matthijsboekje van Ubachs wordt een terrein tussen Nieuwstraat en Muntstraat genoemd als locatie van een vermeend tempelierenhuis, dus waar die Spilstraat vandaan komt is een mysterie. Mede namens mijn coauteur excuses voor die uitglijder. En dank aan Toller, zonder wiens puzzel ik de fout waarschijnlijk niet had opgemerkt.

                    Literatuur
                    - E. Ramakers, 'Tempeliers in Maastricht?', in: De Maasgouw 109 (1990) 75-84.
                    - P.J.H. Ubachs, St.-Matthijskerk, 2e dr., Maastricht 1996.
                    - Ubachs/Evers, Historische Encyclopedie Maastricht, Zutphen 2005. [HEM]
                    Last edited by Ingrid M.H.Evers; 13 juli 2020, 01:18. Reden: herstel diakritische tekens

                    Opmerking


                    • #11
                      Moeten we nu alle drukken kopen voor de juiste info?
                      Kompleminte

                      Toller

                      Opmerking


                      • #12
                        Als je je literatuur wilt bijhouden, wel! Troost je, er is maar een handvol silhouetjes ooit herdrukt en nog minder kreeg een herziene druk, dus met de kosten valt het wel mee.
                        Last edited by Ingrid M.H.Evers; 25 maart 2013, 07:16.

                        Opmerking


                        • #13
                          Tempeliers in Maastricht? Eindspel (1)

                          Al weer ruim een jaar geleden plaatste Breur hier een tekst die hij had overgenomen van de website van de heer Ben Brus. Daarin werd gepostuleerd dat er in Maastricht een tempeliershuis had bestaan dat tevens als bank dienst deed.

                          In een samenvattend overzicht bracht ik naar voren dat het hier om een mythe ging: een dergelijk huis heeft in Maastricht niet bestaan. Het hele verhaal is volledig uit de lucht gegrepen en 'steunt' op slechts twee peilers die in drijfzand staan:

                          1. het in de negentiende eeuw geopperde idee dat de bouwfragmenten van een huis, dat ooit gelegen heeft tussen Muntstraat en Nieuwstraat, mogelijk de resten waren van een huis van de tempeliersorde; dat idee werd niet bewezen of onderbouwd, maar is desondanks sindsdien gretig als 'bewezen' en 'waar' geaccepteerd, en tot in den treure toe overgeschreven;

                          2. de tekst van een acte uit de dertiende eeuw die spreekt van 'tempelbroeders' die ergens wonen waardoor zij in de gelegenheid zijn voor derden een schuld te delgen bij de deken en het kapittel van een niet nader benoemde ecclesia maior Trajectensis.

                          Zoals bekend zijn er twee 'Trajecta': Maastricht en Utrecht. Omdat het zo aantrekkelijk is, gaat men er al decennialang van uit dat 1 + 1 twee is. Maar de uitleg dat deze ecclesia maior (letterlijk: 'belangrijkste kerk') in Trajecta ad Mosam (Maastricht) zou hebben gestaan, is onjuist en berust op een gebrek aan historische kennis.

                          Zoals ik al eerder iedereen die het naadje van de kous wilde weten, aanraadde het artikel van drs. Emile Ramakers te lezen, zo werd de heer Ramakers attent gemaakt op de discussie op MO en heeft zich gebogen over Brus' argumentatie. Met zijn toestemming publiceer ik hieronder het resultaat van zijn aanvullend onderzoek.

                          Voor de duidelijkheid en om tot een afronding van deze discussie te komen, heb ik in overleg met hem de oorspronkelijke tekst hier en daar aangevuld. De tekst van Ramakers is te herkennen aan het pijltje Ø voor elke notitie. Mijn aanvullingen zijn te herkennen aan het ontbreken van dat pijltje en aan de toevoeging: (IMHE).
                          Last edited by Ingrid M.H.Evers; 9 september 2013, 07:25. Reden: correctie Nieuwstraat

                          Opmerking


                          • #14
                            Tempeliers in Maastricht? Eindspel (2)

                            Ø Naar aanleiding van een discussie op Forum Mestreech Online kom ik [= Emile Ramakers] op internet twee artikelen tegen, die de discussie over de vermeende aanwezigheid van de tempeliers in Maastricht weer oprakelen. Ze staan op een site van de heer Brus, die zich met de orde van de tempeliers bezighoudt; men vindt ze respectievelijk onder: http://www.tempelieren.nl/DCUltrajectum.html en: http://www.tempelieren.nl/CBMaastricht.html.

                            Ø Aan het idee dat Maastricht een tempeliershuis zou hebben gehad, ligt een acte ten grondslag uit 1267, die bijna vier eeuwen later - in 1630 - door A. Miraeus is uitgegeven in zijn boek Notitia ecclesiarum Belgii (Antwerpen 1630).

                            In die tekst, die u hier in de uitgave van Foppens in facsimile kunt lezen, gaat het om twee passages, namelijk :
                            1. de verwijzing naar een kapittel dat verbonden was aan een belangrijke kerk:
                            'venerabilis vires et honestis Decano et Capitulo majoris Ecclesiae Trajectensis', een zin die je zou kunnen vertalen als
                            'de eerwaardige en rechtschapen heren, de deken en het kapittel van de belangrijkste kerk van Trajectum';
                            2. de aanwezigheid - waarschijnlijk in diezelfde stad - van 'fratres Domus Templi', ofwel: broeders van het tempelhuis. (IMHE)

                            Ø In de achttiende eeuw heeft J.F. Foppens Miraeus' Notitia ecclesiarum Belgii en diens ander werk over de kerkgeschiedenis van de Nederlanden verzameld, bewerkt en uitgegeven onder de titel: Miraei Opera Diplomatica et Historica (4 dln., Brussel, 1723–48 ). In deel I, p. 436, tekent Foppens in een voetnoot aan, dat de betreffende acte op Utrecht betrekking heeft, althans, dat de tempelbroeders die de schuld van ene Van Wezemael moeten delgen, in Ultrajecti (Utrecht) een huis hadden.

                            Ø A. Wauters (Table chronologique des chartes et diplômes concernant l’histoire de la Belgique …, dl. V, Brussel 1877, p. 426-427) geeft de volgende Franse samenvatting van deze acte:

                            Ø '1269, 6 avril. Arnoul, seigneur de Wesemael, maréchal de Brabant, reconnait qu’il doit au chapitre d’Utrecht cent marcs, qu’il a chargé les Frères du Temple, de cette ville, de les payer et qu’il est responsible du payement'.

                            Vertaling: '6 april 1269. Arnoul, heer van Wesemael, maarschalk van Brabant, erkent dat hij aan het kapittel van Utrecht honderd marken schuldig is. Hij is verantwoordelijk voor de betaling en heeft de broeders van de Tempel in deze stad opdracht gegeven deze uit te betalen'. (IMHE)

                            Ø Wauters heeft die acte in meerdere boeken gevonden:
                            1. Miraeus, Donationes Belgicae, p. 218;
                            2. Noticia ecclesiarum Belgii, p. 619 [is niet hetzelfde als: Miraeus, Codex donationum piarum, Brussel 1624];
                            3. Miraeus en Foppens, Opera diplomatica,[1723], I, p. 436.

                            Ø Het blijkt dus, dat de tekst verschillende malen is gepubliceerd, maar telkens blijft het de originele tekst van Miraeus, ook na diens overlijden. Daarmee stopt voorlopig een mogelijke discussie over de historische betrouwbaarheid van de tekst. Er is immers geen vergelijkingsmateriaal.
                            Last edited by Ingrid M.H.Evers; 9 september 2013, 07:27.

                            Opmerking


                            • #15
                              Tempeliers in Maastricht? Eindspel (3)

                              Ø Voor Miraeus was de locatie van deze ecclesia maior in de zeventiende eeuw helder als glas, zij behoefde geen nadere uitleg. En zowel Foppens (achttiende eeuw) als Wauters (negentiende eeuw) plaatsen dit 'huis van de tempeliers' in Utrecht. Waarom meent Brus het dan in Maastricht te moeten zoeken?

                              Ø Zijn belangrijkste argumenten zijn:
                              1. De familie Van Wesemael komt uit Zuid-Brabant.
                              2. Er is sprake van Keuls geld, dat wijst op een zuidelijke relatie.
                              3. Guy van Avesnes ontkent het bestaan van een Tempeliershuis in Utrecht (1307).

                              Ø Brus' conclusie is dan ook dat het dús om een huis in Maastricht moet gaan, een huis dat tevens als bank fungeerde. (
                              Op Brus' suggestie dat de tempeliers in Maastricht eigen muntslag hadden, gaat Ramakers niet verder in, omdat deze hierboven al uitputtend naar het rijk der fabelen is verwezen. Wat betreft eventuele bancaire handelingen, zie hierna. IMHE)


                              Op de drie hierboven vermelde argumenten van Brus is wel wat af te dingen (IMHE):

                              Ad 1. Het stamland van de Van Wezemaels mag dan in Zuid-België hebben gelegen, dat is geen garantie dat de familie zich niet vertakt heeft over andere regio's, al was het maar door huwelijkspolitiek of kerkelijke carrière. Een voorbeeld is de hieronder genoemde bisschop van Utrecht, die immers ook uit Zuid-België (Henegouwen) kwam.

                              Ad 2. In de middeleeuwen bestond er geen eenheidsvaluta. 'Keuls geld' was een van de vele soorten die in omloop waren. Geldwisselaars waren in elke stad te vinden. Men rekende andermans munt gewoon om naar de eigen valuta, niet alleen aan de hand van de (bekende) munt, maar wegens het illegaal 'afschaven' ook aan het gewicht van de munt. (Papiergeld was nog niet in omloop). In Maastricht rekende men officieel met twee plaatselijke muntsoorten: Luiks(-Maastrichts) en Brabants(-Maastrichts). In de door J. Koreman uitgegeven Stadsrekening van Maastricht over het jaar 1399-1400 (Maaslandse Monografieën, nr. 7, Assen 1968, p. 16) meldt hij voor één jaar meer dan twintig (20) verschillende muntsoorten. Het ligt voor de hand dat 'Keuls' geld ook in Utrecht normaal was, al was het maar omdat beide steden met elkaar verbonden werden door handelsverkeer over de Rijn.

                              3. Guy van Avesnes (ca. 1253-1317) stamde uit een belangrijk geslacht in Henegouwen. Hij was bisschop van Utrecht van 1301 tot 1317. De tekst waar Brus naar verwijst, is een schrijven van de bisschop aan de Franse koning Filips IV, dat in zijn gebied geen huizen van de Tempelorde voorkomen (1307). "Utrecht komt hier dus niet in aanmerking. Miraeus is wat dit betreft abuis", aldus Brus. (Bron: J. Schwalm, 'Reise nach Frankreich und Italien im Sommer 1903', in: Neues Archiv der Gesellschaft für ältere deutsche Geschichtskunde 29 (1904), scroll door naar p. 655:635, nr. 6.)

                              Maar Miraeus sprak van een huis in 1267. Misschien moet bij dit 'domus Templi' eerder gedacht worden aan een gasthuis dan aan een balije. Een dergelijke ontwikkeling zou goed overeenkomen die van een andere ridderorde in Utrecht, de Johannieten. Het is heel goed mogelijk dat zo'n eenvoudig huis in Utrecht of in de omgeving veertig jaar later al langer was opgeheven.

                              De orde der tempelieren ervoer reeds voor 1300 politieke tegenwind. In 1307 werd zij door zowel koning Filips IV (Philippe le Bel), als paus Clemens V buiten de wet gesteld en werden overal wereldlijke overheden opgeroepen haar bezittingen te confisceren. Als er een dergelijk huis in Utrecht is geweest, hebben de tempeliers mogelijk hun bezittingen overgedragen aan de Johannieter Orde in Utrecht, conform het bepaalde op het Concilie van Vienne (1307).

                              Ook is het mogelijk dat de bisschop - die immers geen verantwoording schuldig was aan de Franse koning - verhullend taalgebruik bezigde. Hij had bv. ook kunnen schrijven: 'In mijn gebied zijn geen huizen van de orde (meer)'. Door een eventueel 'meer' te vermijden, kon hij ook verdere vragen vermijden.
                              Last edited by Ingrid M.H.Evers; 9 september 2013, 07:32. Reden: herwerkt en aanvulling link Schwalm

                              Opmerking

                              Bezig...
                              X