Maastricht in het Wilhelmus.
Geschreven door: Jac van den Boogard.
Het Wilhelmus werd in 1932 op 10 mei door de ministerraad gepropageerd tot officieel volkslied van Nederland.
Dat besluit was een bevestiging van het roemrijke prinsenlied van Willem van Oranje, de Zwijger, uit de Tachtigjarige oorlog als volkslied van alle Nederlanders.
Het Wilhelmus had tot 1932 concurrentie van het fameuze lied dat door de dichter Hendrik Tollens (1780-1856) was geschreven en waarvan de tekst op muziek gezet was door de Duitse componist Johann Wilhelm Wilms.
In de loop van de negentiende eeuw had deze behoorlijk nationalistische 'smartlap' Wien Neêrlands bloed in de adren vloeit, van vreemde smetten vrij, het lied van prins Willem als officiële nationale hymne min of meer overvleugeld.
Waarom?
De Nederlanders begrepen niet meer zo goed wat de tekst van het originele geuzenstrijdlied betekende en die van Hendrik Tollens werd in de 19e eeuw des te beter begrepen.
Zo kon een verwarrende situatie ontstaan waarbij de beide liederen als volkslied werden gezongen.
Niemand wist meer wat nu precies de officiële nationale hymne was.
Tot 1932.
De Nederlandse gezant in Kopenhagen, Ridder van Rappard, wist het ook niet meer en vroeg advies in Den Haag: welke melodie moest hij zijn muzikanten nou als volkslied ten gehore laten brengen bij officiële gelegenheden?
Dat was het moment (10 mei 1932) waarop de ministerraad het Wilhelmus proclameerde tot Nederlands volkslied.
Per slot is het Wilhelmus het oudste volkslied ter wereld.
Het Wilhelmus is een soort ode, een eerbetoon aan Willem van Oranje, Willem de Zwijger.
Het gedicht ontstond tussen 1569 en 1572.
Officiële bronnen noemen het jaartal 1577.
Wie de tekst van het strijdbare geuzenlied heeft geschreven is niet zeker.
De lange tijd als tekstdichter gedoodverfde Marnix van Sint Aldegonde, zo is wetenschappelijk bewezen, was het niet.
Misschien Coornhert, ook een 16e eeuws Noord Nederlands dichter?
De melodie.
De muziek was een populaire mars uit de 16e eeuw.
De melodie werd in 1574 voor het eerst genoteerd, maar was al veel langer populair als soldatesk marslied.
Het lied was immers een strijdlied waarop je in marstempo kon marcheren.
In de 17e eeuw waren er al andere, soms scabreuze geuzenteksten, op deze melodie getoonzet, zoals in 1577 (het jaar waarin het prinsenlied te boek zou zijn gesteld) Hoe die Spaenschen Hoeren comen klagen.
Pas in de 19e eeuw, toen Multatuli zich heftig verzette tegen de gezapige Hollandse domineesmentaliteit, werd de melodie van het Wilhelmus als een trage, zalvende psalm, als een gedragen choraal gezongen.
Het 'Maastrichtse couplet'
Maastricht nu, is de enige stad die in het Wilhelmus wordt genoemd in het elfde couplet:
ALS EEN PRINS OP GHESETEN
MET MIJNER HEYRES CRACHT
VAN DEN TYRAN VERMETEN
HEB IK DEN SLACH VERWACHT
DIE, BY MAESTRICHT BEGRAVEN
BEVREESDE MIJN GHEWELT
MIJN RUYTERS SACH MEN DRAVEN
SEER MOEDICH DOOR DAT VELD.
[Vertaling: Als een prins te paard heb ik Willem van Oranje, met mijn legermacht de veldslag afgewacht met de vermetele tiran, Alva, die, bij Maastricht ingegraven, bang was voor mijn kracht; mijn ruiters zag men draven zeer moedig door het veld]
Tachtigjarige Oorlog.
Wat betekent dit 'Maastrichtse couplet' in het Wilhelmus?
Dat Maastricht genoemd wordt in het volkslied, heeft te maken met het feit dat het begin van de 80 jarige oorlog of de Nederlandse Opstand te situeren is in onze contreien.
Tot drie keer toe heeft de prins geprobeerd om de Maas over te steken, met de Spaanse vijand slaags te raken en op te trekken over de Maas naar Brussel, de toenmalige hoofdstad van de Lage Landen.
De prins wilde met zijn troepen in 1568 van Troisdorf bij Keulen via Wittem in de richting van België, naar Brussel, optrekken.
De normale weg door de vesting Maastricht over de Maasbrug werd versperd door de Hertog van Alva met zijn Spaanse legermacht.
Noodgedwongen passeerde Willem van Oranje de Maas bij Stokkem ten noorden van het voor hem onneembare Maastricht en rukte op in de richting van Eigenbilsen in België terwijl Alva met zijn troepen het leger van Oranje als maar observeerde en hem letterlijk aan het lijntje hield en vermeed om slag te leveren.
Het was een kat en muis spelletjes.
Een echte uitputtingsslag.
De prins hoopte dat Alva hem zou aanvallen en die vertikte dat.
Zo'n leger is puissant duur; nu had Willem van Oranje altijd geldgebrek om zijn soldaten te betalen.
Alva niet; die zat 'prinsheerlijk' op de Dousberg en observeerde de prins van daaruit en vermeed om het tot een militair treffen te laten komen.
Er is een vermoeden dat de prins ten noorden van de Dousberg en Oud Caberg door het zogenaamde Lanakerveld getrokken zou zijn.
Maar dat is nooit bewezen.
Maastrichts Volkslied.
In Maastricht zingt men het Wilhelmus wellicht minder frequent dan elders in ons land.
De Maastrichtenaren hebben immers een eigen volkslied.
Het werd geschreven door Fons Olterdissen (1865-1923) als slotlied, beter misschien als 'uitsmijter', van zijn 'kemikke opera' Trijn de Begijn.
Een onderdeel van het beeld van Olterdissen op de Grote Looiersstraat stelt een reliëf met een scene uit deze opera voor.
Aan het eind van de voorstelling zingt het hele operagezelschap het Maastrichts Volkslied.
De muziek werd geschreven door zijn broer Guus Olterdissen (1860-1942).
Waarschijnlijk is de melodie een parafrase van een oude Belgische marsmelodie.
MESTREECHS VOLKSLEED.
1
Jao diech höbs us aon 't hart gelege,
Mastreech, door alle iewen heer.
Veer blieve diech altied genege
en deilde dreufheid en plezeer.
Veer huurde nao dien aw histories,
te peerd op grampeer ziene sjoet.
Eus ouge blonke beij dien glories,
of perelde beij diene noet.
2
En dee vaan diech het schoens wèlt preijze,
In taol die al wie zinge klink,
Dat dee op nui Mastreechter weijze
Zien aait Mastreech mèt us bezink.
Me zong vaan diech ten alle teije,
Eus mojers zonge beij de weeg,
En voolte veer eus rech tevreije,
Dan zong ze e leedsche vaan Mastreech
3
Doe, blom van Nederlands landouwe,
Gegreujt op 't graaf vaan Sintervaos,
Bis weerdig dobbel te besjouwe,
Gespiegeld in de blanke Maos.
'n Staar, de witste oet de klaore,
Besjijnt diech met häör straole zach.
En, um diech zuver te bewaore,
'nen Ingel hèlt bij diech de wach.
4
Wie dèks woord ste neet pries gegeve,
mè heels dien kroen tog opgeriech
en ongeknak bis te gebleve,
door euze ban van trouw aon diech.
Daorum de hand us tougestoke,
het oug geriech op 't stareleech;
en weurd dat oug dan ins gebroke,
dan beijt veur us het aait Mastreech.
In december 2002 is het Mestreechs Volksleed officieel door de gemeente erkend.
Dat gebeurde tijdens het afscheid van wethouder Theo Bovens.
Theo Bovens heeft zich jarenlang ingezet voor de erkenning van het Volksleed.
Geschreven door: Jac van den Boogard.
Het Wilhelmus werd in 1932 op 10 mei door de ministerraad gepropageerd tot officieel volkslied van Nederland.
Dat besluit was een bevestiging van het roemrijke prinsenlied van Willem van Oranje, de Zwijger, uit de Tachtigjarige oorlog als volkslied van alle Nederlanders.
Het Wilhelmus had tot 1932 concurrentie van het fameuze lied dat door de dichter Hendrik Tollens (1780-1856) was geschreven en waarvan de tekst op muziek gezet was door de Duitse componist Johann Wilhelm Wilms.
In de loop van de negentiende eeuw had deze behoorlijk nationalistische 'smartlap' Wien Neêrlands bloed in de adren vloeit, van vreemde smetten vrij, het lied van prins Willem als officiële nationale hymne min of meer overvleugeld.
Waarom?
De Nederlanders begrepen niet meer zo goed wat de tekst van het originele geuzenstrijdlied betekende en die van Hendrik Tollens werd in de 19e eeuw des te beter begrepen.
Zo kon een verwarrende situatie ontstaan waarbij de beide liederen als volkslied werden gezongen.
Niemand wist meer wat nu precies de officiële nationale hymne was.
Tot 1932.
De Nederlandse gezant in Kopenhagen, Ridder van Rappard, wist het ook niet meer en vroeg advies in Den Haag: welke melodie moest hij zijn muzikanten nou als volkslied ten gehore laten brengen bij officiële gelegenheden?
Dat was het moment (10 mei 1932) waarop de ministerraad het Wilhelmus proclameerde tot Nederlands volkslied.
Per slot is het Wilhelmus het oudste volkslied ter wereld.
Het Wilhelmus is een soort ode, een eerbetoon aan Willem van Oranje, Willem de Zwijger.
Het gedicht ontstond tussen 1569 en 1572.
Officiële bronnen noemen het jaartal 1577.
Wie de tekst van het strijdbare geuzenlied heeft geschreven is niet zeker.
De lange tijd als tekstdichter gedoodverfde Marnix van Sint Aldegonde, zo is wetenschappelijk bewezen, was het niet.
Misschien Coornhert, ook een 16e eeuws Noord Nederlands dichter?
De melodie.
De muziek was een populaire mars uit de 16e eeuw.
De melodie werd in 1574 voor het eerst genoteerd, maar was al veel langer populair als soldatesk marslied.
Het lied was immers een strijdlied waarop je in marstempo kon marcheren.
In de 17e eeuw waren er al andere, soms scabreuze geuzenteksten, op deze melodie getoonzet, zoals in 1577 (het jaar waarin het prinsenlied te boek zou zijn gesteld) Hoe die Spaenschen Hoeren comen klagen.
Pas in de 19e eeuw, toen Multatuli zich heftig verzette tegen de gezapige Hollandse domineesmentaliteit, werd de melodie van het Wilhelmus als een trage, zalvende psalm, als een gedragen choraal gezongen.
Het 'Maastrichtse couplet'
Maastricht nu, is de enige stad die in het Wilhelmus wordt genoemd in het elfde couplet:
ALS EEN PRINS OP GHESETEN
MET MIJNER HEYRES CRACHT
VAN DEN TYRAN VERMETEN
HEB IK DEN SLACH VERWACHT
DIE, BY MAESTRICHT BEGRAVEN
BEVREESDE MIJN GHEWELT
MIJN RUYTERS SACH MEN DRAVEN
SEER MOEDICH DOOR DAT VELD.
[Vertaling: Als een prins te paard heb ik Willem van Oranje, met mijn legermacht de veldslag afgewacht met de vermetele tiran, Alva, die, bij Maastricht ingegraven, bang was voor mijn kracht; mijn ruiters zag men draven zeer moedig door het veld]
Tachtigjarige Oorlog.
Wat betekent dit 'Maastrichtse couplet' in het Wilhelmus?
Dat Maastricht genoemd wordt in het volkslied, heeft te maken met het feit dat het begin van de 80 jarige oorlog of de Nederlandse Opstand te situeren is in onze contreien.
Tot drie keer toe heeft de prins geprobeerd om de Maas over te steken, met de Spaanse vijand slaags te raken en op te trekken over de Maas naar Brussel, de toenmalige hoofdstad van de Lage Landen.
De prins wilde met zijn troepen in 1568 van Troisdorf bij Keulen via Wittem in de richting van België, naar Brussel, optrekken.
De normale weg door de vesting Maastricht over de Maasbrug werd versperd door de Hertog van Alva met zijn Spaanse legermacht.
Noodgedwongen passeerde Willem van Oranje de Maas bij Stokkem ten noorden van het voor hem onneembare Maastricht en rukte op in de richting van Eigenbilsen in België terwijl Alva met zijn troepen het leger van Oranje als maar observeerde en hem letterlijk aan het lijntje hield en vermeed om slag te leveren.
Het was een kat en muis spelletjes.
Een echte uitputtingsslag.
De prins hoopte dat Alva hem zou aanvallen en die vertikte dat.
Zo'n leger is puissant duur; nu had Willem van Oranje altijd geldgebrek om zijn soldaten te betalen.
Alva niet; die zat 'prinsheerlijk' op de Dousberg en observeerde de prins van daaruit en vermeed om het tot een militair treffen te laten komen.
Er is een vermoeden dat de prins ten noorden van de Dousberg en Oud Caberg door het zogenaamde Lanakerveld getrokken zou zijn.
Maar dat is nooit bewezen.
Maastrichts Volkslied.
In Maastricht zingt men het Wilhelmus wellicht minder frequent dan elders in ons land.
De Maastrichtenaren hebben immers een eigen volkslied.
Het werd geschreven door Fons Olterdissen (1865-1923) als slotlied, beter misschien als 'uitsmijter', van zijn 'kemikke opera' Trijn de Begijn.
Een onderdeel van het beeld van Olterdissen op de Grote Looiersstraat stelt een reliëf met een scene uit deze opera voor.
Aan het eind van de voorstelling zingt het hele operagezelschap het Maastrichts Volkslied.
De muziek werd geschreven door zijn broer Guus Olterdissen (1860-1942).
Waarschijnlijk is de melodie een parafrase van een oude Belgische marsmelodie.
MESTREECHS VOLKSLEED.
1
Jao diech höbs us aon 't hart gelege,
Mastreech, door alle iewen heer.
Veer blieve diech altied genege
en deilde dreufheid en plezeer.
Veer huurde nao dien aw histories,
te peerd op grampeer ziene sjoet.
Eus ouge blonke beij dien glories,
of perelde beij diene noet.
2
En dee vaan diech het schoens wèlt preijze,
In taol die al wie zinge klink,
Dat dee op nui Mastreechter weijze
Zien aait Mastreech mèt us bezink.
Me zong vaan diech ten alle teije,
Eus mojers zonge beij de weeg,
En voolte veer eus rech tevreije,
Dan zong ze e leedsche vaan Mastreech
3
Doe, blom van Nederlands landouwe,
Gegreujt op 't graaf vaan Sintervaos,
Bis weerdig dobbel te besjouwe,
Gespiegeld in de blanke Maos.
'n Staar, de witste oet de klaore,
Besjijnt diech met häör straole zach.
En, um diech zuver te bewaore,
'nen Ingel hèlt bij diech de wach.
4
Wie dèks woord ste neet pries gegeve,
mè heels dien kroen tog opgeriech
en ongeknak bis te gebleve,
door euze ban van trouw aon diech.
Daorum de hand us tougestoke,
het oug geriech op 't stareleech;
en weurd dat oug dan ins gebroke,
dan beijt veur us het aait Mastreech.
In december 2002 is het Mestreechs Volksleed officieel door de gemeente erkend.
Dat gebeurde tijdens het afscheid van wethouder Theo Bovens.
Theo Bovens heeft zich jarenlang ingezet voor de erkenning van het Volksleed.
Opmerking