De tweeherigheid van Maastricht in vroeger eeuwen is een moeilijk onderwerp. Ingrid Evers heeft er op dit forum o.a. hier en in dit draadje een en ander over geschreven. Nog veel ingewikkelder wordt het als we de oorsprong van de tweeherigheid willen onderzoeken. We raken dan al gauw het spoor bijster in de 'donkere Middeleeuwen', waarbij de schaarse bronnen vaak moeilijk te interpreteren zijn, en elkaar niet zelden tegenspreken. Toch wil ik hier, aangespoord door een recent artikel van Titus Panhuysen, een aanzet geven.
Volgens de meeste historici zijn er in de Middeleeuwen in Maastricht twee machtscentra ontstaan; dat van de bisschop rondom de Onze-Lieve-Vrouwekerk en dat van de keizer, later hertog van Brabant, rondom de Sint-Servaaskerk. Het probleem doet zich nu voor dat de Onze-Lieve-Vrouwekerk gesticht is binnen het romeinse castrum, dat volgens Panhuysen en andere auteurs in de Merovingische periode koninklijk bezit was, terwijl de Sint-Servaaskerk gesticht is door de bisschop (namelijk Monulfus) en dus aanvankelijk bisschoppelijk bezit was.
Panhuysen's theorie is nu dat er ergens in de vroege Middeleeuwen een 'swop', een bezitsruil, plaatsgevonden moet hebben: de door de bisschop gestichte Sint-Servaaskerk werd door de Frankische koningen opgeëist en de bisschop ontving daarvoor in de plaats de binnen het koninklijk domein gelegen O.L.V.-kerk, die daarna als kathedraal van het bisdom ging fungeren. Deze swop zou in de tweede helft van de 7e eeuw plaatsgevonden kunnen hebben, waarbij drie scenario's denkbaar zijn:
Panhuysen spreekt deze laatste optie duidelijk het meest aan, omdat daarin het machtsstreven van alle partijen de boventoon voert. Toch geeft hij, vanwege het gebrek aan archeologische ondersteuning, voorlopig de voorkeur aan optie 1.
Ik vind bovenstaande 'swop'-theorie aantrekkelijk, maar Panhuysen gaat er misschien iets te makkelijk van uit dat de stichting van de Sint-Servaaskerk door de Maastrichtse bisschop Monulfus automatisch betekende dat deze kerk aanvankelijk bisschoppelijk bezit was. Wellicht was de romeinse begraafplaats waarop Monulfus rond ±570 zijn 'templum magnum' bouwde rijksbezit? Panhuysen ziet de Sint-Servaaskerk als de eerste kathedraal van Maastricht. Hij gaat daarmee m.i. iets te gemakkelijk voorbij aan het feit dat Monulfus' voorganger Domitianus zich al in 535 - dus ruim vóór de bouw van de eerste Servaaskerk - 'bisschop van de Tongeren te Maastricht' noemde. Het is niet onwaarschijnlijk dat er zich toen reeds een kathedraal in Maastricht bevond en dat kan niet de Sint-Servaas geweest zijn. Dat de O.L.Vrouwe aanvankelijk koninklijk bezit was, leidt Panhuysen af uit parallelle situaties elders, waar, na de val van het Romeinse Rijk, het castrum - en dus ook alle gebouwen daarbinnen - in bezit kwam van de Frankische koningen en diens vazallen, de comes.
Lit.: Titus Panhuysen, 'Wendepunkte in der Frühgeschichte der Maastrichter Servatiusabtei'. In: Neue Studien zur Sachsenforschung 3. Transformations in North-Western Europe (AD 300-1000). Proceedings of the 60th Sachsensymposion 19.-23. September 2009 Maastricht. Hannover/Stuttgart, 2011, pp.67-89.
Volgens de meeste historici zijn er in de Middeleeuwen in Maastricht twee machtscentra ontstaan; dat van de bisschop rondom de Onze-Lieve-Vrouwekerk en dat van de keizer, later hertog van Brabant, rondom de Sint-Servaaskerk. Het probleem doet zich nu voor dat de Onze-Lieve-Vrouwekerk gesticht is binnen het romeinse castrum, dat volgens Panhuysen en andere auteurs in de Merovingische periode koninklijk bezit was, terwijl de Sint-Servaaskerk gesticht is door de bisschop (namelijk Monulfus) en dus aanvankelijk bisschoppelijk bezit was.
Panhuysen's theorie is nu dat er ergens in de vroege Middeleeuwen een 'swop', een bezitsruil, plaatsgevonden moet hebben: de door de bisschop gestichte Sint-Servaaskerk werd door de Frankische koningen opgeëist en de bisschop ontving daarvoor in de plaats de binnen het koninklijk domein gelegen O.L.V.-kerk, die daarna als kathedraal van het bisdom ging fungeren. Deze swop zou in de tweede helft van de 7e eeuw plaatsgevonden kunnen hebben, waarbij drie scenario's denkbaar zijn:
- Bij de grafkerk van Sint Servaas wordt rond 650 door bisschop Amandus (of Remaklus), met steun van de merovingische koning Sigibert I en diens hofmeier Grimoald, een klooster gesticht (zoals o.a. ook rond die tijd in Susteren, Sint-Truiden en Stavelot). De functie van de Sint-Servaaskerk verandert van kathedraal naar abdijkerk. De bisschop ontvangt ter compensatie een stuk land binnen het (koninklijk) castrum en bouwt daar een nieuwe kathedraal, de O.L.Vrouwekerk.
- De tweede mogelijkheid is eerder geopperd door P. Leupen ('Maastricht in de Vroege Middeleeuwen', in: Schefers, H. (ed.), Einhard. Studien zu Leben und Werk, Darmstadt 1997, pp.209-221). Leupen vermoedt dat de Sint-Servaaskerk door Pepijn II rond 690 in beslag is genomen. Het bezit van het graf van de Frankische heilige Servatius is onderdeel van de legitimering van de machtsovername door de Pepiniden. Ook hier ontvangt de bisschop (Lambertus) ter compensatie een stuk land binnen het koninklijk castrum voor de bouw van een nieuwe kathedraal.
- In het derde scenario speelt Lambertus de hoofdrol. Als zoon van een lokale machthebber streeft hij naar vergroting van zijn geestelijke en wereldlijke macht. Met toestemming van koning Childeric II en diens hofmeier Wulfoald verplaatst hij de kathedraal naar een locatie binnen het castrum, de residentie van zijn vader, de comes. Tijdens Lambertus' verbanning naar Stavelot, maakt Pepijn II zich meester van de Sint-Servaaskerk en bouwt deze uit tot rijksabdij.
Panhuysen spreekt deze laatste optie duidelijk het meest aan, omdat daarin het machtsstreven van alle partijen de boventoon voert. Toch geeft hij, vanwege het gebrek aan archeologische ondersteuning, voorlopig de voorkeur aan optie 1.
Ik vind bovenstaande 'swop'-theorie aantrekkelijk, maar Panhuysen gaat er misschien iets te makkelijk van uit dat de stichting van de Sint-Servaaskerk door de Maastrichtse bisschop Monulfus automatisch betekende dat deze kerk aanvankelijk bisschoppelijk bezit was. Wellicht was de romeinse begraafplaats waarop Monulfus rond ±570 zijn 'templum magnum' bouwde rijksbezit? Panhuysen ziet de Sint-Servaaskerk als de eerste kathedraal van Maastricht. Hij gaat daarmee m.i. iets te gemakkelijk voorbij aan het feit dat Monulfus' voorganger Domitianus zich al in 535 - dus ruim vóór de bouw van de eerste Servaaskerk - 'bisschop van de Tongeren te Maastricht' noemde. Het is niet onwaarschijnlijk dat er zich toen reeds een kathedraal in Maastricht bevond en dat kan niet de Sint-Servaas geweest zijn. Dat de O.L.Vrouwe aanvankelijk koninklijk bezit was, leidt Panhuysen af uit parallelle situaties elders, waar, na de val van het Romeinse Rijk, het castrum - en dus ook alle gebouwen daarbinnen - in bezit kwam van de Frankische koningen en diens vazallen, de comes.
Lit.: Titus Panhuysen, 'Wendepunkte in der Frühgeschichte der Maastrichter Servatiusabtei'. In: Neue Studien zur Sachsenforschung 3. Transformations in North-Western Europe (AD 300-1000). Proceedings of the 60th Sachsensymposion 19.-23. September 2009 Maastricht. Hannover/Stuttgart, 2011, pp.67-89.
Opmerking