Arnoldus FRANSSEN (FRANSEN) was pastoor te Sint Pieter van 1764-1805. Hij werd gedoopt op 25 januari 1731 te Maastricht (St. Jacob), overleed op 10 april 1805, 74 jaar oud en werd begraven op 12 april 1805 te St. Pieter. Hij woont volgens gegevens uit de Franse telling van 1796 "Op Sint Pietersberg" nummer 81; hij is dan dan 65 jaar oud en woont naast de kerk.
Deze pastoor legde - in tegenstelling tot veel van zijn collega's - wel de eed van trouw af op de Franse grondwet. In 1789 had de Constituante (de nieuwe Grondwetgevende Vergadering) een "Verklaring van de rechten van de mens en van de burgers" uitgevaardigd en keurde het jaar daarna de "Constitution civile du clergé" goed. De kerkelijke structuur viel voortaan samen met die van de staat (departementen). Kerkelijke goederen werden tot staatseigendom - "nationale goederen", verklaard en priesters werden verplicht een eed van trouw af te leggen en te verzaken aan al hun privileges.
De parochianen van Arnold Franssen en andere inwoners waren niet echt blij met de eedaflegging van deze pastoor. Een aantal anonieme lijken werd op het kerkhof "bezorgd". In plaats van geld te verdienen aan de begrafenissen kostte het begraven van deze overledenen geld. Ook ontstond een nijpend plaatsgebrek op het kerkhof! Zijn opvolger werd Nicolaus SERVAES pastoor van 19 mei 1805-1825. Zijn ouders waren Joannes SERVAES en Maria CAENEN. Hij was geboortig van St. Pieter en werd aldaar gedoopt op 31 december 1757 en overleed 14 juli 1846, ruim 88 jaar oud te Maastricht. Hij was desservitor van de Onze Lieve Vrouwekerk te Maastricht en gepensioneerd ordens geestelijke, wonende in de Plankstraat 1022 te Maastricht. De aangifte van het overlijden werd verricht door Hendrik MERCKELBAGH, herbergier, 68 jaar oud en nabuur van de overledene alsmede door Pieter VINKEN, mandenmaker, 53 jaar oud en nabuur van de overledene. Hij werd begraven op 16 juli 1846 te St. Pieter.
Geschiedenis van het klooster en het college der Minderbroeders te Reckheim door Th.Coenegracht (Aalmoezenier van het toevluchtshuis te Reckheim). Overdruk uit Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg 44me et 45me années, pagina's 278 en 279:
Nicolaus Servaes voltrok zijn humaniora te Reckheim, waarna hij trad in de orde der Franciscanen.
Bij het uitbreken der vervolgingen in het klooster te Maeseyck, weigerde den eed af te leggen en werd tot ballingschap veroordeeld bij decreet van 4 November 1798.
Eenigen tijd bleef hij te Maeseyck schuil, doch zijne schuilplaats werd bespied en ontdekt; dank zijne vastberadenheid, ontsnapte hij aan de vervolging der gendarmen; hij sprong kloekmoedig in de Maas en bereikte met zwemmen gelukkig den overkant.
Gedurende den droevigen "besloten" tijd leidde hij, evenals alle vervolgde priesters, een zwervend leven zich hier dan daar schuil houdend en overal dienst bewijzend aan de geloovigen.
In 1806 werd hij aangesteld tot pastoor van St.Pieter, zijne geboorteplaats, en in 1824 werd hij in die hoedanigheid benoemd in St.Nicolaaskerk van Maastricht. Deze kerk werd in October 1838 gesloten en de zetel der parochie overgebracht in de er naast gelegen oude collegiale kerk van O.L.Vrouwe.
Zóó werd de Eerw.Pater Servaes de eerste pastoor dezer kerk en bleef daar werkzaam tot zijn dood, die voorviel in Juli 1846; hij was 89 jaren oud, "plenus dierum et virtutum".
Zijn geschilderd portret wordt bewaard in den kloostergang van voormelde O.L.Vrouwekerk.
Hij was zeer vermaard als biechtvader en een ijverig zielzorger. Zijn weldadigheid jegens de armen, was spreekwoordelijk; hij gaf alles weg wat hij bezat en bedelde nog om de noodlijdende ter hulp te komen.
Om zijne kloostergelofte van armoede zooveel mogelijk te kunnen nakomen, had hij zich dezen regel voorgeschreven: al het geld dat hij ontving, werd onmiddellijk in drie gelijke deelen verdeeld en ieder deel in eene afzonderlijke lade gelegd: één deel was bestemd tot ondersteuning der armen in 't algemeen en het laatste deel moest dienen tot onderstand zijner talrijke arme familieleden.
Na zijn dood vond men niets ten sterfhuize, zelfs niet het noodige om zijne begrafenis te bekostigen.
De plechtige hoogmis die jaarlijks in O.L.Vrouwekerk gezongen wordt den 4 October, ter eere van St.Franciscus, is door dezen pastoor gesticht uit liefde voor zijne aartsvader, den arme van Assisië.
Bron: www.breurhenket.com
Deze pastoor legde - in tegenstelling tot veel van zijn collega's - wel de eed van trouw af op de Franse grondwet. In 1789 had de Constituante (de nieuwe Grondwetgevende Vergadering) een "Verklaring van de rechten van de mens en van de burgers" uitgevaardigd en keurde het jaar daarna de "Constitution civile du clergé" goed. De kerkelijke structuur viel voortaan samen met die van de staat (departementen). Kerkelijke goederen werden tot staatseigendom - "nationale goederen", verklaard en priesters werden verplicht een eed van trouw af te leggen en te verzaken aan al hun privileges.
De parochianen van Arnold Franssen en andere inwoners waren niet echt blij met de eedaflegging van deze pastoor. Een aantal anonieme lijken werd op het kerkhof "bezorgd". In plaats van geld te verdienen aan de begrafenissen kostte het begraven van deze overledenen geld. Ook ontstond een nijpend plaatsgebrek op het kerkhof! Zijn opvolger werd Nicolaus SERVAES pastoor van 19 mei 1805-1825. Zijn ouders waren Joannes SERVAES en Maria CAENEN. Hij was geboortig van St. Pieter en werd aldaar gedoopt op 31 december 1757 en overleed 14 juli 1846, ruim 88 jaar oud te Maastricht. Hij was desservitor van de Onze Lieve Vrouwekerk te Maastricht en gepensioneerd ordens geestelijke, wonende in de Plankstraat 1022 te Maastricht. De aangifte van het overlijden werd verricht door Hendrik MERCKELBAGH, herbergier, 68 jaar oud en nabuur van de overledene alsmede door Pieter VINKEN, mandenmaker, 53 jaar oud en nabuur van de overledene. Hij werd begraven op 16 juli 1846 te St. Pieter.
Geschiedenis van het klooster en het college der Minderbroeders te Reckheim door Th.Coenegracht (Aalmoezenier van het toevluchtshuis te Reckheim). Overdruk uit Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg 44me et 45me années, pagina's 278 en 279:
Nicolaus Servaes voltrok zijn humaniora te Reckheim, waarna hij trad in de orde der Franciscanen.
Bij het uitbreken der vervolgingen in het klooster te Maeseyck, weigerde den eed af te leggen en werd tot ballingschap veroordeeld bij decreet van 4 November 1798.
Eenigen tijd bleef hij te Maeseyck schuil, doch zijne schuilplaats werd bespied en ontdekt; dank zijne vastberadenheid, ontsnapte hij aan de vervolging der gendarmen; hij sprong kloekmoedig in de Maas en bereikte met zwemmen gelukkig den overkant.
Gedurende den droevigen "besloten" tijd leidde hij, evenals alle vervolgde priesters, een zwervend leven zich hier dan daar schuil houdend en overal dienst bewijzend aan de geloovigen.
In 1806 werd hij aangesteld tot pastoor van St.Pieter, zijne geboorteplaats, en in 1824 werd hij in die hoedanigheid benoemd in St.Nicolaaskerk van Maastricht. Deze kerk werd in October 1838 gesloten en de zetel der parochie overgebracht in de er naast gelegen oude collegiale kerk van O.L.Vrouwe.
Zóó werd de Eerw.Pater Servaes de eerste pastoor dezer kerk en bleef daar werkzaam tot zijn dood, die voorviel in Juli 1846; hij was 89 jaren oud, "plenus dierum et virtutum".
Zijn geschilderd portret wordt bewaard in den kloostergang van voormelde O.L.Vrouwekerk.
Hij was zeer vermaard als biechtvader en een ijverig zielzorger. Zijn weldadigheid jegens de armen, was spreekwoordelijk; hij gaf alles weg wat hij bezat en bedelde nog om de noodlijdende ter hulp te komen.
Om zijne kloostergelofte van armoede zooveel mogelijk te kunnen nakomen, had hij zich dezen regel voorgeschreven: al het geld dat hij ontving, werd onmiddellijk in drie gelijke deelen verdeeld en ieder deel in eene afzonderlijke lade gelegd: één deel was bestemd tot ondersteuning der armen in 't algemeen en het laatste deel moest dienen tot onderstand zijner talrijke arme familieleden.
Na zijn dood vond men niets ten sterfhuize, zelfs niet het noodige om zijne begrafenis te bekostigen.
De plechtige hoogmis die jaarlijks in O.L.Vrouwekerk gezongen wordt den 4 October, ter eere van St.Franciscus, is door dezen pastoor gesticht uit liefde voor zijne aartsvader, den arme van Assisië.
Bron: www.breurhenket.com