Elders op deze site komt in een discussie over de verdwenen St.-Catharinakapel bij de Boschstraat ook een vraag naar voren in verband met de St.-Nicolaaskapel:
Het gaat hier in feite om twee verschillende kapellen: een gasthuiskapel en een kerspelkapel.
De gasthuiskapel lag buiten de Tweebergenpoort 'aan het begin van de Kommel' en brandde af in 1612. De kerspelkapel is gebouwd na 1612 (tijdstip onbekend) aan de zuidzijde van de straat en dichter bij de Brusselsepoort. Deze tweede kapel verleende haar naam aan het kerspel van Sint Nicolaas. Zij wordt nog eind achttiende eeuw genoemd. Maar er schijnt ook een St.-Nicolaasgasthuis- of Brusselsepoortkerspel te hebben bestaan. (Ubachs, 1975, lxii). Het zal overigens duidelijk zijn dat in een periode van pakweg vier-vijf eeuwen situaties en benamingen wel eens kunnen wisselen.
Een kerspelkapel was een buurt- of wijkkapel die in principe niets te maken had met gasthuis- of kloosterkerken. Het kerspel was een wereldlijke aangelegenheid, een wijkensysteem, dat elders genoemd werd naar de buurtpomp (Roermond) en in 's-Hertogenbosch volgens 'blokken' was georganiseerd, en in Maastricht dus volgens kerspelen. Het woord kerspel betekent kerkdorp. Maastricht gebruikte het voor wijken die rond een kerkje/kapel waren geconcentreerd.
In die wijken richtten de gelovigen vaak een eigen kapel op omdat de weg naar de parochiekerk soms lang was. Het was prettiger voor een kaarsje of de verplichte zondagsdienst de dichtsbijzijnde buurtkapel in te lopen dan helemaal naar de buiten de eerste stadsmuur gelegen St.-Matthijs te moeten gaan.
Daarnaast is het zo dat wijkkapellen ook een kerkelijk-juridische component hadden. Zij waren beperkt in hun diensten (geen dopen, huwelijken, begrafenissen), omdat de stoolrechten van de pastoor moesten worden geëerbiedigd. En ze viel onder de geestelijke jurisdictie van ofwel het kapittel van Sint Servaas, ofwel van dat van Onze Lieve Vrouwe. De priester die er het beneficie (broodwinning) had, werd aangezocht en betaald door de parochianen in de wijk en eerst na toestemming van de pastorie en het kapittel aangesteld.
Het is allemaal terug te vinden in de Historische Encyclopedie Maastricht, ook al zit daar wel eens een oneffenheid in. Voor wie meer wilt weten over de werking van het kerspel is het proefschrift van dr. Ubachs misschien een goede keuze: P.J.H. Ubachs, Twee heren, twee confessies…, Assen 1975.
Wat betreft de boven genoemde kaarten: voor hen en voor alle in de HEM opgenomen plattegronden (nrs. 1 - 7) is hetzelfde onderliggende stratenplan gebruikt. Er is gekozen voor een soort neutraal ijkpunt: 'omstreeks 1600'. Dat is achterafgezien wat jammer, maar het was allemaal al ingewikkeld genoeg.
Het gevolg is dat Theo Bakker op kaart nr. 7 terecht een fout ziet: de ingetekende Sint Nicolaaskapel (nr. 38 ) is niet - zoals vermeld - de gasthuiskapel, maar de in 1600 nog niet gebouwde Sint Nicolaas-wijkkapel. In tegenstelling tot wat hij meent is op geen enkele plattegrond het bij de Kommel gelegen gasthuis van Sint Nicolaas ingetekend.
Oorspronkelijk geplaatst door Theo Bakker
Bekijk bericht
De gasthuiskapel lag buiten de Tweebergenpoort 'aan het begin van de Kommel' en brandde af in 1612. De kerspelkapel is gebouwd na 1612 (tijdstip onbekend) aan de zuidzijde van de straat en dichter bij de Brusselsepoort. Deze tweede kapel verleende haar naam aan het kerspel van Sint Nicolaas. Zij wordt nog eind achttiende eeuw genoemd. Maar er schijnt ook een St.-Nicolaasgasthuis- of Brusselsepoortkerspel te hebben bestaan. (Ubachs, 1975, lxii). Het zal overigens duidelijk zijn dat in een periode van pakweg vier-vijf eeuwen situaties en benamingen wel eens kunnen wisselen.
Een kerspelkapel was een buurt- of wijkkapel die in principe niets te maken had met gasthuis- of kloosterkerken. Het kerspel was een wereldlijke aangelegenheid, een wijkensysteem, dat elders genoemd werd naar de buurtpomp (Roermond) en in 's-Hertogenbosch volgens 'blokken' was georganiseerd, en in Maastricht dus volgens kerspelen. Het woord kerspel betekent kerkdorp. Maastricht gebruikte het voor wijken die rond een kerkje/kapel waren geconcentreerd.
In die wijken richtten de gelovigen vaak een eigen kapel op omdat de weg naar de parochiekerk soms lang was. Het was prettiger voor een kaarsje of de verplichte zondagsdienst de dichtsbijzijnde buurtkapel in te lopen dan helemaal naar de buiten de eerste stadsmuur gelegen St.-Matthijs te moeten gaan.
Daarnaast is het zo dat wijkkapellen ook een kerkelijk-juridische component hadden. Zij waren beperkt in hun diensten (geen dopen, huwelijken, begrafenissen), omdat de stoolrechten van de pastoor moesten worden geëerbiedigd. En ze viel onder de geestelijke jurisdictie van ofwel het kapittel van Sint Servaas, ofwel van dat van Onze Lieve Vrouwe. De priester die er het beneficie (broodwinning) had, werd aangezocht en betaald door de parochianen in de wijk en eerst na toestemming van de pastorie en het kapittel aangesteld.
Het is allemaal terug te vinden in de Historische Encyclopedie Maastricht, ook al zit daar wel eens een oneffenheid in. Voor wie meer wilt weten over de werking van het kerspel is het proefschrift van dr. Ubachs misschien een goede keuze: P.J.H. Ubachs, Twee heren, twee confessies…, Assen 1975.
Wat betreft de boven genoemde kaarten: voor hen en voor alle in de HEM opgenomen plattegronden (nrs. 1 - 7) is hetzelfde onderliggende stratenplan gebruikt. Er is gekozen voor een soort neutraal ijkpunt: 'omstreeks 1600'. Dat is achterafgezien wat jammer, maar het was allemaal al ingewikkeld genoeg.
Het gevolg is dat Theo Bakker op kaart nr. 7 terecht een fout ziet: de ingetekende Sint Nicolaaskapel (nr. 38 ) is niet - zoals vermeld - de gasthuiskapel, maar de in 1600 nog niet gebouwde Sint Nicolaas-wijkkapel. In tegenstelling tot wat hij meent is op geen enkele plattegrond het bij de Kommel gelegen gasthuis van Sint Nicolaas ingetekend.
Opmerking