Over een excentrieke freule en haar verdwenen schatten.
Het torentje van Chateau Neercanne.
Wie vandaag de dag bij Chateau Neercanne rondloopt en het kasteel, het uitzicht, de tuinen en het Cannerbos op zich laat inwerken, kan amper geloven dat het hier aan het eind van de Tweede Wereldoorlog een enorm zootje was.
De huidige pracht was in elk geval ver te zoeken toen penningmeester Klinkenbergh van de stichting Limburgs Landschap in september 1944 met zijn zoon een wandeling maakte in de omgeving.
Midden in het donkere bos werd hij ingehaald door een vrouw met een soort alpinopet, die hem op hoge toon vroeg wat hij te zoeken had op haar grondgebied.
De man maakte excuses en vervolgens aanstalten om rechtsomkeer te maken, toen de vrouw - die zich had voorgesteld als freule Poswick - hem vroeg of hij haar soms een sigaar wilde aanbieden.
Het toevallige treffen mondde uit in een vredespijpachtige situatie, die Klinkenbergh uiteindelijk in het kasteel deed belanden.
Het was door de Amerikaanse bevrijders net vrijgegeven, nadat de Duitse bezetters het jaren hadden gebruikt als commandopost.
Er heerste een onbeschrijflijke chaos, schrijft Servé Minis in het boekje over Chateau Neercanne, dat precies tien jaar geleden werd uitgegeven in de reeks Maastrichts Silhouet.
Op de binnenplaats van het verwaarloosde buitengoed smeulden de resten nog van het archief dat door de Duitsers was verbrand.
De levensstijl van de freule, die het kasteel in haar eentje bewoonde, droeg ook flink bij aan het verval van het landgoed.
In de zalen op de benedenverdieping liepen paarden in en uit.
Ze vraten het stro uit de vullingen van de meubelen.
Langs de muren gutste het regenwater naar beneden.
De ontzette Meulenberghs vroeg de freule hoe ze zo kon leven en kreeg als antwoord dat het haar niks kon schelen.
Als ze maar in haar tuin kon werken, haar kippen kon voeren, nu en dan op jacht gaan en op zijn tijd genieten van een sigaar was het prima.
Geld kon haar gestolen worden.
Voor de penningmeester van de stichting Limburgs Landschap was de situatie helder: dit kon zo niet doorgaan.
Het kasteel moest worden behoed voor verder verval.
Hij kreeg de freule zover dat ze het wilde verkopen.
Op 2 april 1947 wisselde het landgoed, inclusief zeventien hectare bosgrond, voor 80.000 gulden van eigenaar.
En hoewel geld haar niks kon schelen, speelde de excentrieke aard van de freule weer op toen het koopcontract moest worden opgemaakt.
Ze eiste dat 50.000 gulden contant zou worden betaald met briefjes van duizend.
Daarnaast wilde ze de rest van haar leven een kamer in het kasteel, honderdvijftig kilo goudreinetten en twee kuub hakhout per jaar als extra’s.
Tot op de dag van haar dood in 1958 werden de bijzondere wensen trouw door boswachter Sjeng Simons vervuld.
Twee jaar eerder - bij de opening van het inmiddels vermaarde restaurant van Chateau Neercanne - mocht Louise Euphrasine Maria Poswick nog één keer als de Grande Dame van het landgoed optreden.
Toen ze op 86-jarige leeftijd overleed, bleken haar geld en juwelen onvindbaar.
Het verhaal wil dat ze haar vermogen in een van de mergelgroeves bij Kanne heeft verborgen.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog haalde ze die truc ook al uit met het kasteelzilver.
Die schat werd eveneens nooit teruggevonden.
Eigenaar: stichting Limburgs Landschap, die het kasteel in 1947 verwierf in combinatie met omliggende gronden.
Ligging: op een steenworp van het Belgische plaatsje Kanne, dat als gevolg van de Belgische Opstand in 1830 net niet bij Nederland werd gevoegd toen de nieuwe rijksgrens moest worden vastgesteld.
De grond waarop het kasteel lag, werd wel Nederlands.
Dat gebeurde na persoonlijk inrgrijpen van koning Willem I en onder meer op verzoek van generaal Bernard Dibbets.
Historie: gebouwd in 1698 met mergelblokken uitgezaagd uit de Cannerberg.
Hoogte: ongeveer 25 meter, gemeten vanaf de voet van het chateau.
Functies: buitenplaats met restaurants en ontvangstzalen.
Chateau Neercanne ontving twee keer de deelnemers aan de Maastrichtse Eurotops.
© tekst: John Hoofs gazet De Limburger.
Het torentje van Chateau Neercanne.
Wie vandaag de dag bij Chateau Neercanne rondloopt en het kasteel, het uitzicht, de tuinen en het Cannerbos op zich laat inwerken, kan amper geloven dat het hier aan het eind van de Tweede Wereldoorlog een enorm zootje was.
De huidige pracht was in elk geval ver te zoeken toen penningmeester Klinkenbergh van de stichting Limburgs Landschap in september 1944 met zijn zoon een wandeling maakte in de omgeving.
Midden in het donkere bos werd hij ingehaald door een vrouw met een soort alpinopet, die hem op hoge toon vroeg wat hij te zoeken had op haar grondgebied.
De man maakte excuses en vervolgens aanstalten om rechtsomkeer te maken, toen de vrouw - die zich had voorgesteld als freule Poswick - hem vroeg of hij haar soms een sigaar wilde aanbieden.
Het toevallige treffen mondde uit in een vredespijpachtige situatie, die Klinkenbergh uiteindelijk in het kasteel deed belanden.
Het was door de Amerikaanse bevrijders net vrijgegeven, nadat de Duitse bezetters het jaren hadden gebruikt als commandopost.
Er heerste een onbeschrijflijke chaos, schrijft Servé Minis in het boekje over Chateau Neercanne, dat precies tien jaar geleden werd uitgegeven in de reeks Maastrichts Silhouet.
Op de binnenplaats van het verwaarloosde buitengoed smeulden de resten nog van het archief dat door de Duitsers was verbrand.
De levensstijl van de freule, die het kasteel in haar eentje bewoonde, droeg ook flink bij aan het verval van het landgoed.
In de zalen op de benedenverdieping liepen paarden in en uit.
Ze vraten het stro uit de vullingen van de meubelen.
Langs de muren gutste het regenwater naar beneden.
De ontzette Meulenberghs vroeg de freule hoe ze zo kon leven en kreeg als antwoord dat het haar niks kon schelen.
Als ze maar in haar tuin kon werken, haar kippen kon voeren, nu en dan op jacht gaan en op zijn tijd genieten van een sigaar was het prima.
Geld kon haar gestolen worden.
Voor de penningmeester van de stichting Limburgs Landschap was de situatie helder: dit kon zo niet doorgaan.
Het kasteel moest worden behoed voor verder verval.
Hij kreeg de freule zover dat ze het wilde verkopen.
Op 2 april 1947 wisselde het landgoed, inclusief zeventien hectare bosgrond, voor 80.000 gulden van eigenaar.
En hoewel geld haar niks kon schelen, speelde de excentrieke aard van de freule weer op toen het koopcontract moest worden opgemaakt.
Ze eiste dat 50.000 gulden contant zou worden betaald met briefjes van duizend.
Daarnaast wilde ze de rest van haar leven een kamer in het kasteel, honderdvijftig kilo goudreinetten en twee kuub hakhout per jaar als extra’s.
Tot op de dag van haar dood in 1958 werden de bijzondere wensen trouw door boswachter Sjeng Simons vervuld.
Twee jaar eerder - bij de opening van het inmiddels vermaarde restaurant van Chateau Neercanne - mocht Louise Euphrasine Maria Poswick nog één keer als de Grande Dame van het landgoed optreden.
Toen ze op 86-jarige leeftijd overleed, bleken haar geld en juwelen onvindbaar.
Het verhaal wil dat ze haar vermogen in een van de mergelgroeves bij Kanne heeft verborgen.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog haalde ze die truc ook al uit met het kasteelzilver.
Die schat werd eveneens nooit teruggevonden.
Eigenaar: stichting Limburgs Landschap, die het kasteel in 1947 verwierf in combinatie met omliggende gronden.
Ligging: op een steenworp van het Belgische plaatsje Kanne, dat als gevolg van de Belgische Opstand in 1830 net niet bij Nederland werd gevoegd toen de nieuwe rijksgrens moest worden vastgesteld.
De grond waarop het kasteel lag, werd wel Nederlands.
Dat gebeurde na persoonlijk inrgrijpen van koning Willem I en onder meer op verzoek van generaal Bernard Dibbets.
Historie: gebouwd in 1698 met mergelblokken uitgezaagd uit de Cannerberg.
Hoogte: ongeveer 25 meter, gemeten vanaf de voet van het chateau.
Functies: buitenplaats met restaurants en ontvangstzalen.
Chateau Neercanne ontving twee keer de deelnemers aan de Maastrichtse Eurotops.
© tekst: John Hoofs gazet De Limburger.
Opmerking