Elders op de site kwam de discussie op het onderwerp 'straat, gats of achterom?' Ik denk dat het verschil betrekkelijk is: breedte, lengte, wel of geen toegangsdeuren van huizen, doorlopend door een huizenblok, of doodlopend? In de achttiende of negentiende eeuw zal men dat anders gedefinieerd hebben dan nu. In Maastricht noemde men de smallere verbindingen 'gangen'. In de Franse Tijd worden die 'passages' genoemd. 'Oonder in Holland' waren dat 'steegjes'.
De binnenstad was al in de pre-industriƫle (achttiende-eeuwse) volksbuurten steeds dichter bebouwd geraakt, zodat grote aaneengesloten huizenblokken ontstonden. Soms bleven er vaste doorsteekjes behouden zodat men niet hele straten af hoefde te gaan om in de parallel lopende straat erachter te komen. Terwijl de stad 'versteende', kregen ook zij een meer permanent karakter.
Van sommige die weinig meer dan een meter breed waren, werkte men de ingang weg achter een keurige voordeur of poort. We kennen er vele, al zijn ze nooit eens bij elkaar gezet. Ik noem er een paar:
* de verbinding tussen Grote Staat en Heilige Geest Straat, langs de Sint Joriskapel;
* de verbinding tussen Boschstraat en Batterijstraat, langs de Catharinakapel;
* de gang van de Brusselsestraat naar de Herbenusstraat (ongeveer langs de broeder- en ursulinenscholen die daar hebben gelegen);
* de doorsteek van de Cellebroedersgang naar de Herbenusstraat, die later is dicht gezet;
* het Genetelstraatje tussen Sint Antoniusstraat en Bassin;
* de gang vanaf Kesselskade 53 naar de ursulinen/Vincentiuskapel, en vandaar naar de Mariastraat;
* de Beel(d), die even ten noorden van de Mathiaskerk van de Boschstraat naar de Varkensmarkt liep.
De wat bredere verbindingen dienden inderdaad als 'straat', met dien verstande dat zij toegang gaven tot de huizen of huisjes die eraan lagen. Alleen die panden die helemaal midden in het blok lagen, hadden een 'voordeur' aan zo'n straatje. De voormalige Kruisherengang die met een poortje uitkwam op de Kommel, is er een voorbeeld van, evenals de Cellebroedersgang.
Zowel van de 'verborgen' als de 'open' straatjes zijn voorbeelden bewaard gebleven. Vanwege de huidige woonvoorschriften worden ze tegenwoordig goed onderhouden, het is er romantisch wonen. Maar stel je (het smalle stuk van) de Lantaarnstraat, de Kalemeinstraat, de Wycker Smedenstraat, de Morenstraat of de Eikelstraat eens voor zonder renovatie, sociale controle, vuilnisophaaldienst, herstel van muren en ramen, en regelmatige verfbeurt. Dan krijg je vanzelf de ellendige taferelen die we kennen van de straten in het Boschstraatkwartier Oost vlak voor de sloop. Het huidige binnenterrein achter Kesselskade 52/53 kan wel wat gemeentelijk toezicht gebruiken, meen ik te hebben begrepen.
De binnenstad was al in de pre-industriƫle (achttiende-eeuwse) volksbuurten steeds dichter bebouwd geraakt, zodat grote aaneengesloten huizenblokken ontstonden. Soms bleven er vaste doorsteekjes behouden zodat men niet hele straten af hoefde te gaan om in de parallel lopende straat erachter te komen. Terwijl de stad 'versteende', kregen ook zij een meer permanent karakter.
Van sommige die weinig meer dan een meter breed waren, werkte men de ingang weg achter een keurige voordeur of poort. We kennen er vele, al zijn ze nooit eens bij elkaar gezet. Ik noem er een paar:
* de verbinding tussen Grote Staat en Heilige Geest Straat, langs de Sint Joriskapel;
* de verbinding tussen Boschstraat en Batterijstraat, langs de Catharinakapel;
* de gang van de Brusselsestraat naar de Herbenusstraat (ongeveer langs de broeder- en ursulinenscholen die daar hebben gelegen);
* de doorsteek van de Cellebroedersgang naar de Herbenusstraat, die later is dicht gezet;
* het Genetelstraatje tussen Sint Antoniusstraat en Bassin;
* de gang vanaf Kesselskade 53 naar de ursulinen/Vincentiuskapel, en vandaar naar de Mariastraat;
* de Beel(d), die even ten noorden van de Mathiaskerk van de Boschstraat naar de Varkensmarkt liep.
De wat bredere verbindingen dienden inderdaad als 'straat', met dien verstande dat zij toegang gaven tot de huizen of huisjes die eraan lagen. Alleen die panden die helemaal midden in het blok lagen, hadden een 'voordeur' aan zo'n straatje. De voormalige Kruisherengang die met een poortje uitkwam op de Kommel, is er een voorbeeld van, evenals de Cellebroedersgang.
Zowel van de 'verborgen' als de 'open' straatjes zijn voorbeelden bewaard gebleven. Vanwege de huidige woonvoorschriften worden ze tegenwoordig goed onderhouden, het is er romantisch wonen. Maar stel je (het smalle stuk van) de Lantaarnstraat, de Kalemeinstraat, de Wycker Smedenstraat, de Morenstraat of de Eikelstraat eens voor zonder renovatie, sociale controle, vuilnisophaaldienst, herstel van muren en ramen, en regelmatige verfbeurt. Dan krijg je vanzelf de ellendige taferelen die we kennen van de straten in het Boschstraatkwartier Oost vlak voor de sloop. Het huidige binnenterrein achter Kesselskade 52/53 kan wel wat gemeentelijk toezicht gebruiken, meen ik te hebben begrepen.
Opmerking