Aankondiging

Sluiten
No announcement yet.

Maastricht, Maestricht, Mestreech

Sluiten
X
 
  • Filter
  • Tijd
  • Tonen
Clear All
nieuwe berichten

  • Maastricht, Maestricht, Mestreech

    Maastricht, Maestricht, Mestreech.

    In het algemeen worden dialecten in steden door lagere sociale klassen gesproken.
    Interessante uitzondering hierop vormt onder andere de stad Maastricht waar ook nu nog door alle rangen en standen Maastrichts wordt gesproken, naast het Nederlands en het Frans.
    Het gebruik van een van deze drie talen veranderde steeds onder invloed van politieke, sociaal-economische en cultureel-maatschappelijke ontwikkelingen.
    In Maastricht, Maestricht, Mestreech doet promovenda Maria Kessels-van der Heijde verslag van haar onderzoek naar de taalverschuivingen van het Maastrichts, Nederlands en Frans en van hun invloed en status op verschillende 'sectoren' in Maastricht en omgeving gedurende de negentiende eeuw.
    Het bestaan van verschillende visies op de taalverhoudingen in Maastricht, die bovendien "voor een deel niet op degelijk bronnenonderzoek zijn gebaseerd" gaf aanleiding tot dit ruim opgezette onderzoek.
    Daarbij bespreekt Kessels als cultuurwetenschapper zowel historische als taalsociologische aspecten.
    In drie zaken onderscheidt zich haar onderzoek van andere onderzoeken.
    Allereerst hanteerde Kessels een historische vraagstelling (de negentiende eeuw), daarnaast bekeek zij drietaligheid (het Nederlands, het Frans en het Maastrichts in plaats van slechts ??n taal) en tenslotte ging zij uit van het 'domeinconcept'.
    Dat laatste houdt in dat zij de invloed van de talen bekeek op een aantal 'domeinen' of sectoren in zowel de publieke (formele) als private (informele) sfeer.
    Vervolgens deelde de onderzoekster de negentiende eeuw in vier perioden in en bekeek van elke tijd het domein van het onderwijs, het domein van de schriftelijke communicatiemedia en het familiale domein.
    Voor de Franse Tijd, de periode vanaf de verovering van Maastricht in 1794 tot de terugtrekking van de Franse troepen na 1814, onderzocht Kessels bovendien het bestuurlijk domein.
    Het Frans was inmiddels als offici?le taal verplicht, en bleek ook werkelijk het meest geschreven en gesproken te worden.
    Ook in het onderwijs had het Frans een grote invloed.
    Daar had het zowel een praktische als een cultureel-ide?le functie.
    Allereerst leerde de leerling Frans om later een goede functie te kunnen bemachtigen, en daarnaast raakte hij vertrouwd met de Franse normen en waarden.
    De Fransen hanteerden hiermee een bewuste taalpolitiek en gebruikten het Frans in de formele sector als machtsmiddel.
    Toch werd het Frans niet als de taal van de overheerser beschouwd, omdat het de internationale handelstaal was en het bovendien pas langzaam in de cultuur was doorgedrongen.
    Dit laatste blijkt een belangrijk verschil met de volgende periode: het Verenigd Koninkrijk.
    De taalpolitiek van Willem I was er op gericht, noord en zuid in ??n Hollandse natie te verenigen.
    Met een taaldecreet uit 1823 werd het Frans in de bestuurlijke sector resoluut omgebogen naar het Nederlands.
    Dit ging niet van harte omdat onder de ambtenaren veelal het Frans en het Maastrichtse dialect, dat thuis werd gesproken, vertrouwder was dan het verplichte Nederlands.
    Ook in het onderwijs had men moeite met de aanvaarding van het Nederlands.
    Dit blijkt bijvoorbeeld uit de vele brieven aan het bestuur, die in het Frans gesteld waren.
    Voor de periode na 1839, na de afscheiding van Belgi?, ruilde Kessels het bestuurlijk domein, nadat dat geheel vernederlandst was, in voor het commerci?le domein.
    De onderzoekster maakt duidelijk dat "elke tijd zijn eigen relevante domeinen en daarmee samenhangende bronnen" kent.
    Voor de commerci?le instellingen bekeek zij onder andere de archieven over de aardewerkfabriek van Regout.
    Aanvankelijk was men daar Frans geori?nteerd, omdat de vakkennis en de werklieden uit het Franstalige Belgi? kwamen.
    Later veranderde het taalgebruik onder invloed van demografische factoren (meer autochtone werknemers die Maastrichts spraken) en de handel met Noord-Nederland.
    Uit de familiearchieven, die Kessels voor wat betreft de informele sector onderzocht, bleek dat de hogere standen in het algemeen afwisselend Frans en Nederlands spraken.
    Toch vond juist ook door toedoen van de betere stand een emancipatie van het Maastrichtse dialect plaats.
    Na 1839 hoorde Maastricht weliswaar bij Nederland, maar veel inwoners voelden zich eerder verbonden met de stad.
    Het gebruik van het Maastrichts versterkte zo de eigen stadsidentiteit.
    Ook speelde de vereniging Momus, waarvan de gegoede burgerij lid was en waar men toneelstukken in het dialect opvoerde, een belangrijke rol in de acceptatie van het dialect.
    Daarmee werd het Maastrichts gelijk gesteld aan het elitaire Frans en werd het een goed communicatiemiddel voor alle lagen van de bevolking.
    Bij het onderzoek naar de informele sector, het familie-, en verenigingsleven, is het jammer dat Kessels zich moest richten op schriftelijke bronnen: het nadeel van het taalkundig domeinconcept toegepast op een historische periode.
    Welke taal men werkelijk sprak, is niet geheel te achterhalen, hoewel Kessels stelt dat we kunnen nagaan naar welke taal de voorkeur uitging.
    Toch dringt zich de vraag op of zij tot andere conclusies was gekomen, indien zij bijvoorbeeld nog andere familiearchieven onder ogen had gekregen, voorzover die al beschikbaar waren.
    Ook blijkt het dikwijls moeilijk om duidelijke conclusies te trekken, omdat vaak veel verschillende factoren een rol spelen als mogelijke verklaring in het gebruik van een bepaalde taal.
    Bovendien is niet altijd duidelijk of alle mogelijkheden even zwaar wegen in de conclusies.
    Een goed voorbeeld is het feit dat kranten niet alleen gelezen werden om de taal waarin zij verschenen, maar ook om hun inhoud; en dat het verschijnen van een krant op zich ook niets zegt over de mate waarin hij gelezen werd, omdat hij slechts kon voortbestaan door financi?le steun.
    Dit alles heeft als resultaat dat Kessels gedwongen is, vele nuanceringen in haar conclusies aan te brengen.
    Het houdt de lezer die de grote lijn wil volgen, nogal eens op.
    Toch maakt dit voorbehoud het boek beslist niet minder boeiend.
    Kessels maakt haar vraagstelling(en) goed toegankelijk en neemt de lezer mee op reis langs de vele archieven, waaruit zelfs een aantal pagina?s van handschriften in het boek staat afgedrukt.
    Tenslotte is Maastricht, Maestricht, Mestreech een veelzijdig en helder geschreven verslag van de taalontwikkelingen in Maastricht en omgeving van de voorvorige eeuw.
    Kessels verweeft bovendien soepel sociolingu?stische theorie?n met het negentiende-eeuwse Maastrichtse archiefmateriaal.
    Zo maakt de studie niet alleen duidelijk dat taal verschoof in de verschillende sectoren of domeinen maar ook dat daarbij de functie van de betreffende taal aan verandering onderhevig was.
    De uitgave, die verscheen in de serie Maaslandse Monografie?n, ontstijgt, anders dan de titel van het boek en de serie wellicht doen vermoeden, het meer plaatselijke karakter ervan.
    Het boek heeft een uitgebreid register en ook ontbreekt een samenvatting niet, die behalve in het Nederlands en het Frans, natuurlijk ook in het Maastrichts is gesteld.

    Maria Kessels-van der Heijde; Maastricht, Maestricht, Mestreech.
    De taalverhouding tussen Nederlands, Frans en Maastrichts in de negentiende eeuw.
    ISBN 90-6550-713-1
    ? 27,-
    Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
    Thomas More

  • #2
    Oorspronkelijk geplaatst door SJEF Bekijk bericht
    Maastricht, Maestricht, Mestreech.

    Voor de commerciele instellingen bekeek zij onder andere de archieven over de aardewerkfabriek van Regout.
    Aanvankelijk was men daar Frans georienteerd, omdat de vakkennis en de werklieden uit het Franstalige Belgie kwamen.
    Later veranderde het taalgebruik onder invloed van demografische factoren (meer autochtone werknemers die Maastrichts spraken) en de handel met Noord-Nederland.
    Uit de familiearchieven, die Kessels voor wat betreft de informele sector onderzocht, bleek dat de hogere standen in het algemeen afwisselend Frans en Nederlands spraken.
    Toch vond juist ook door toedoen van de betere stand een emancipatie van het Maastrichtse dialect plaats.
    Maria Kessels-van der Heijde; Maastricht, Maestricht, Mestreech.
    De taalverhouding tussen Nederlands, Frans en Maastrichts in de negentiende eeuw.
    ISBN 90-6550-713-1
    ? 27,-
    In Wallonie sprak men rond 1900 algemeen Wallon, en dat is geen Frans!!
    De verfransing aldaar voltrok zich later over drie generaties. Veel Walen hebben hun passieve kennis van hun Waals nog weten te behouden.

    Ik ben benieuwd of de elite van Maastricht in de huiskamer ooit Frans heeft gesproken. Zal wetenschappelijk wel moeilijk hard te maken zijn.

    Opmerking


    • #3
      Maastricht, Maestricht, Mestreech

      Gedurende de hele negentiende eeuw was Maastricht een drietalige stad, waar het Frans, het Nederlands en het dialect een belangrijke rol speelden.
      Aan het begin van de eeuw heersten de Fransen over de stad en was hun taal het belangrijkst; aan het einde ervan voelden de Maastrichtenaren zich echte Nederlanders en overheerste het Nederlands in het publieke leven.
      En al die tijd spraken veel mensen thuis alleen het dialect.

      Al voordat de Fransen Maastricht in 1794 bezetten, was de invloed van het Frans er groot.
      De elite sprak Frans, en de mode en het toneel kwamen uit Parijs.
      Bovendien was de prins-bisschop van het naburige Franstalige Luik een van de bestuurders van de stad.
      De tamelijk strenge taalwetten die de Franse machthebbers na de bezetting invoerden — en die bepaalden dat al het openbare leven zich in het Frans moest afspelen — vielen in Maastricht dan ook in betere aarde dan in het noorden van Nederland.

      Voor de Fransen was taal een belangrijke manier om de eenheid in het rijk te handhaven.
      Zij zorgden ervoor dat het Frans vrijwel de enige officiële taal was in het onderwijs, de journalistiek, het openbaar bestuur en de uitgeverijwereld.
      In Maastricht werden ook veel Franstalige boeken gedrukt die vervolgens naar Luik of Parijs werden gesmokkeld: de regels waren hier nog net iets minder streng dan in het moederland.
      Uit de privé-archieven van enkele deftige families blijkt dat in ieder geval de betere kringen ook onderling wel Frans gebruikten in hun correspondentie.
      Hoe de mensen toen informeel met elkaar spraken, valt helaas niet meer te achterhalen.

      In 1814 veranderde de situatie volkomen.
      Napoleon's Rijk en macht vielen en tijdens een bijeenkomst in Wenen werd Europa opnieuw verdeeld.
      Het gebied dat we nu de Benelux noemen, kwam onder de heerschappij van koning Willem I.
      Ook hij gebruikte de taal om een eenheid te maken van zijn rijk, maar deze keer was die taal het Nederlands.

      In grote delen van het land — en in ieder geval boven de grote rivieren — werden deze maatregelen met opluchting ontvangen.
      In Maastricht lag dat anders: het Frans was er al zo ingeburgerd dat het niet werd beschouwd als door vreemde overheersers opgelegd.
      Bovendien verschilde het plaatselijke dialect zo veel van de Nederlandse standaardtaal, dat ook de elite het moeilijk vond zich schriftelijk in het Nederlands uit te drukken.

      Zestien jaar later, in 1830, verklaarde België zich onafhankelijk.
      De hele provincie Limburg werd deel van het nieuwe land, inclusief steden als Roermond en Sittard, maar met uitzondering van Maastricht, dat onder het bestuur van Willem I bleef vallen.
      Ook nu bleef het Frans een belangrijke rol spelen in het Maastrichtse openbare leven, al kwam het Nederlands wel sterk op, om te beginnen aan de wat minder deftige kanten van het leven.
      Krantenadvertenties met aanbiedingen van gewone vis werden in het Nederlands gesteld, maar oesters en kreeften bleef men in het Frans aanbieden.

      De opmars van het Nederlands zette door toen de grenzen in 1840 definitief werden vastgesteld en de huidige Nederlandse provincie Limburg ontstond.
      Ook in de andere Limburgse steden verloor het Frans toen definitief zijn voorkeurspositie.
      Tegelijkertijd kwam er in Maastricht rond die tijd een nieuwe schrijftaal bij: het Mestreechs, het plaatselijke dialect.
      Nadat het carnaval jarenlang verboden was geweest, mocht het nu weer gevierd worden.
      De carnavalsvereniging Momus, die door Maastrichtse notabelen werd opgericht om het feest te organiseren, verzorgde ook allerlei andere culturele activiteiten, zoals toneelavondjes.
      De vereniging gebruikte twee schrijftalen: Frans en Maastrichts.
      Ook stonden er in Maastricht, eerder dan in veel andere delen van Nederland, dichters op die zich in het plaatselijke dialect begonnen uit te drukken.

      In de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw verdween het Frans langzaam uit het openbare leven.
      De laatste Franstalige krant, Le Courrier de la Meuse, hield eind 1892 op te bestaan.
      De Maastrichtenaren zijn zich in die tijd echt Nederlander gaan voelen.
      Toen België na de Eerste Wereldoorlog aanspraak maakte op de provincie Limburg, verzetten de meeste Nederlandse Limburgers zich hevig.
      Een van hen, de dichter Jaspar, verklaarde met vuur dat hij Nederlander was.
      Maar hij deed dat wel in het Maastrichts:

      Dat zal zeleve noets gebäöre!
      Et roed, et wit en ouch et blouw,
      Gein natie zal vanein het sjäöre,
      Dat beeld van eus Oranje-trouw!

      (Dat zal zeker nooit gebeuren!
      Het rood, het wit en ook het blauw,
      Geen natie zal het vaneen scheuren,
      Het beeld van onze Oranje-trouw!)


      Lees ook het artikel Limburg in de Franse tijd.

      Meer informatie over de geschiedenis en achtergronden van de Limburgse taal en Limburgse dialecten.
      Last edited by SJEF †; 9 oktober 2009, 08:31. Reden: URL bron veranderd
      Historie is niet alleen het weergeven van de as, maar ook het doorgeven van het vuur.
      Thomas More

      Opmerking


      • #4
        Jaren geleden onderzocht ik eens het archief van Baron van Scherpenzeel-Heusch (o.a. Limburgs vertegenwoordiger in het Frankfurter Parlement). Alle persoonlijke en politieke correspondentie in dit archief was in het frans. O.a. een beschouwing van zijn compaan Weichs de Wenne over hoe te handelen nav de Duitse revoluties in 1848. Zijn gedrukte politieke geschriften waren dan weer in het Nederlands. Duits sprak hij niet.

        Opmerking


        • #5
          Bedankt voor de berichten. De Franse invloed in Maastricht is al van voor de Franse revolutie, begrijp ik. Frans was dus in de mode.
          Later in onze tijd op de HBS werd in de geschiedenis lessen bijvoorbeeld aandacht besteed aan Emile Zola herinner ik me nu. Er zo zijn er veel meer voorbeelden.

          Opmerking


          • #6
            Oranjetrouw hoeft niet direct gerichtheid op Nederland te betekenen. Vergeet niet dat Limburg destijds niet aan de Nederlandse Staat werd gegeven maar aan Willem persoonlijk, volgens de verdragstext 'hetzij in zijn functie als Groothertog van Luxemburg, hetzij in zijn functie als Koning der Nederlanden'.

            Opmerking

            Bezig...
            X