Aankondiging

Sluiten
No announcement yet.

Geschiedenis bisdom Roermond

Sluiten
X
 
  • Filter
  • Tijd
  • Tonen
Clear All
nieuwe berichten

  • Geschiedenis bisdom Roermond

    Ik hoorde maar niks en nergens iets van kritiek, dus dan dit maar ...

    Bisdom langs de Maas, geschiedenis van de kerk in Limburg, R. de la Haye, P. Hamans (eds), Maastricht 2009, 744 pp., bibliogr., ills., krtn. ISBN: 978-90-7840757-7, € 49,90.

    Gevleid las ik in het begin van deze kerkelijke turf een citaat uit eigen werk, het Handboek voor de geschiedenis van Limburg: ‘of met de woorden van Pierre Ubachs, “[het bisdom Roermond was] als kerkelijk territorium een rommelig geheel.”’ Na een eerste doorbladeren van het boek moest ik het epitheton ‘rommelig’ helaas ook toekennen aan deze geschiedenis van de twee bisdommen, het oude uit 1559, het nieuwe uit 1853. Het boek is geen doorlopende synthese geworden. Het is een bundel artikelen over facetten van die geschiedenis tot 1960. De dragende teksten zijn een behandeling van de periode tot 1500 (De la Haye, pp. 23-98 ) met van dezelfde auteur de Franse Tijd (pp. 343-376) en een voor de periode van 1559 tot 1960 (Hamans, pp. 101-285, 431-610). Als toegift artikelen – die eerder in bijlagen gepast hadden – over de bisschopsportretten vóór 1800 in het bisschoppelijk paleis (J. Rouwet, pp. 287-318 ), alledaags geloof (G. Venner, pp. 321-340), het lager onderwijs in de negentiende eeuw (L. Jacobs, pp. 613-653) en de oorlogsslachtoffers 1940-1945 (G. Mesters, pp. 655-694). Lijsten van afkortingen, personalia van de auteurs en een register ronden het werk af, waaraan bisschop Wiertz een Voorwoord toevoegde.

    Meer dan een eeuw na het verschijnen van priester Habets’ bisdomgeschiedenis (J. Habets, Geschiedenis van het tegenwoordig bisdom Roermond en van de bisdommen, die het in deze gewesten zijn voorafgegaan, 3 dln, Roermond 1875-1892) en de latere toevoeging over de Franse Tijd van priester Goossens (J. Habets, Geschiedenis van het tegenwoordig bisdom Roermond …, voortgezet door W. Goossens, dl 4 in 2 stukken, Roermond 1927), was het hoog tijd voor een nieuwe synthese van de geschiedenis van de twee bisdommen Roermond.

    In 1999 rees het plan voor een dergelijke publicatie in het jubeljaar 2009. Daarbij konden verschillende wegen worden ingeslagen. De oorspronkelijke redactie wilde aanvankelijk streven naar een uit de bronnen bewerkte kerkgeschiedenis volgens moderne maatstaven. Dit eerste plan bleek onhaalbaar bij gebrek aan voldoende auteurs in Limburg, die er de kennis en tijd voor hadden. Waarom dan, zo vraag ik mij af, niet een tweede weg ingeslagen door over de provinciale grenzen heen te kijken op zoek naar gekwalificeerde medewerkers in het Limburgse ‘buitenland’? Men had toch nog bijna tien jaar te gaan vóór het jubeljaar? Dergelijke (trans)nationale wetenschappelijke ondernemingen zijn tegenwoordig schering en inslag. En er was nog een derde mogelijkheid om tot een synthese te komen: een bestuderen en bijeenzetten van de betrouwbare gegevens uit eerdere deelonderzoeken. Een dergelijke synthese zou, ondanks alle door haar gesignaleerde beperkingen, een machtige aanzet kunnen zijn voor verder onderzoek. Jammer genoeg heeft de oorspronkelijke noch de latere redactie die tweede en derde optie gezien of overwogen.

    De redactie had ook haar voornemen een wetenschappelijk werk te produceren geheel kunnen laten varen. In plaats daarvan had zij een bisdomgeschiedenis kunnen samenstellen ‘de haute vulgarisation’, zoals de Fransen dat zo mooi zeggen. Wij zouden dan een wetenschappelijk gefundeerde tekst gekregen hebben voor een algemeen ontwikkeld publiek zonder de parafernalia van een uitgebreid notenapparaat. Echter wel een boek met een – zo mogelijk beredeneerde – bibliografie voor de lezer, die zich in enig deelonderwerp verder wilde verdiepen. Wat nu voor ons ligt is een hybride: geen zuiver wetenschappelijk werk, geen werk ‘de haute vulgarisation’.

    Volgens de tekst op de achterflap beschrijft de tekst, ‘de geschiedenis van de kerk in Limburg van de vroegchristelijke tijd tot ongeveer 1960’. Dit voornemen maakt het boek niet waar. Voor het vroege christendom ligt er nu een francofiele babbeltekst en geen wetenschappelijk betoog met een afweging van de beschikbare gegevens. Over het kerkvolk, waarom het toch allemaal begonnen is in de kerstening van de Maasstreken, wordt nauwelijks iets opgemerkt en over de hoogst belangrijke band van het bisdom Luik met het Duitse Rijk dito. Dat doet de door de auteur niet gebruikte Histoire de la Wallonie, de la préhistoire au XXIe siècle (Toulouse 2004) in al haar beknoptheid beter.
    Wat losse opmerkingen over het bisdom Luik in de achttiende-eeuwse Pruikentijd (een zeer gedateerd aandoende benaming) beëindigen het overzicht tot 1500. Zij vormen de schakel naar de schamele anekdotische behandeling van de Franse Tijd door de eerste hoofdauteur. Schamel is zijn beschrijving van de overgang van de middeleeuwse naar de moderne kerk, toch een gebeuren van mondiale betekenis. De auteur wijst daar wel op, maar is er niet door gegrepen. Hij handelt het Franse (1794-1814) en opvolgend Nederlandse bewind (1815-1830) af met welgeteld acht nootverwijzingen. De vermelding van het concordaat van 1801/1802 beperkt zich tot de kerkelijke circumscripties. In Limburg bleef het concordaat geldig tot 1876 met al zijn plaatselijke wrijvingen door de gemeentelijke plicht om tekorten in de parochiefinanciering aan te zuiveren. Maar daarover geen woord.

    Na 1500 wordt het stokje overgenomen door de hoofdauteur voor de perioden 1559-1801 en 1841/1853-heden (=circa 1960). Een groot gebrek van deze stukken is de slechte compositie. Het ontbreken van een doorlopende eenheid reduceert de leesbaarheid. De tekst wordt voortdurend onderbroken door opsommingen (bijvoorbeeld parochies en dekenaten, pp. 127-132, 389-391), en door encyclopedisch behandelde trefwoorden als ‘kathedraal’, ‘financiering’, ‘bisschopsstad’, en een geschiedenis per bisschop. Waar blijft de algemene lijn?
    Storend is de onzekere omgang van deze auteur met de algemene kerkgeschiedenis bij het beschrijven van de verhouding Kerk en Staat, zijn weglaten van de opvattingen van de kerkhervormers en van de aantrekkelijkheid van hun leer, het gebrekkig behandelen of gewoon overslaan van hoofdzaken als jansenisme, modernisme, ultramontanisme, de clerocratie in de negentiende en twintigste eeuw, het ontbreken van een heldere uiteenzetting over betekenis en invloed van het concilie van Trente, over de kwaliteit van het Limburgse seminarieonderwijs en de erdoor afgeleverde priesters, het Limburgse bisdom als Nederlands bisdom. De tekst is heel braafjes, maar zonder enige diepgang.

    Jacobs schrijft een aanzet voor een geschiedenis van het lager onderwijs in Limburg in de negentiende eeuw in verband met de bisdomgeschiedenis. Hopelijk leidt deze start tot een volwaardig relaas. Venner onderneemt een archivalische wandeling door de parochierekeningen van Maasniel om het gelovige leven van het kerkvolk enige diepte te geven. Zijn conclusie (p. 338 ): parochierekeningen zeggen wel wat, maar niet veel. Opmerkelijk (p. 321) vind ik dat deze archivaris, geen kerkhistoricus, de enige is, die een theoretische vraag stelt. Hoe moet kerkgeschiedenis tegenwoordig geschreven worden? Zijn juiste antwoord: niet ‘top down’, gezien vanuit het bisschoppelijk paleis, maar van onderop, gezien vanuit de gewone gelovigen. De hoofdauteurs hebben zich verre gehouden van zulk een ‘revolutie’. Zij hechten nog aan de ‘top down’ methode en noemen het kerkvolk steevast slechts terloops.

    De technische uitvoering van het boek is niet aanlokkelijk. Het is rijk geïllustreerd. Maar waarom dat willekeurige gebruik van tintplaten, bruin, chamois en tomatenrood? Als omraming van foto’s is het tomatenrood lelijk, als ondergrond van een tekst hinderen bruin en chamois de leesbaarheid. Het ergst vind ik dat bij de bibliografie en noten, die slecht leesbaar zijn door de kleurstelling: wat donkerder gele tekst op chamois. En waarom eindnoten? In een wetenschappelijk werk horen noten ter ondersteuning van het betoog aan de voet van de bladzijde. Eindnoten zijn een lust voor de drukker, maar een last voor de lezer.

    De samenstellers reikten zelf de maatlat voor hun werk aan in de tekst op de achterflap: ‘Dit boek beschrijft de geschiedenis van de kerk in Limburg van de vroegchristelijke tijd tot ongeveer 1960. Het is overzichtelijk samengesteld, rijk geïllustreerd, goed leesbaar en het sluit aan bij de meest recente wetenschappelijke inzichten.’ Geeft dit werk een coherente, moderne geschiedenis van tweeduizend jaar christendom langs de Middenmaas? Neen, daarvoor ontbreekt een het geheel schragende algemene visie. Bovendien is de tekst te probleemloos. Er worden amper vragen gesteld. Op lacunes in onze kennis wordt ternauwernood gewezen, waardoor het boek geen startplatform kan zijn voor verder onderzoek. Is het een naslagwerk? Neen, daarvoor is het te ongestructureerd van opzet. In het bijzonder mist het een antwoord op twee kernvragen: wat is nu eigenlijk kerkgeschiedenis en wat is de huidige stand van de Limburgse kerkgeschiedschrijving. Is het een goed lezend verhaal? Neen, daarvoor is de tekst op te veel plaatsen te verbrokkeld en opsommerig. Is het een wetenschappelijke verhandeling volgens de huidige eisen, die aan een kerkgeschiedenis worden gesteld? Ik meen hierboven in heel grote lijnen het tegendeel te hebben aangetoond. Bisdom langs de Maas is voor 49,90 euro een te duur geschenkboek, dat gauw vergeten zal zijn. Het is te hopen, dat wij niet nog een eeuw hoeven te wachten op een adequate geschiedenis van de beide bisdommen.
    © Dr. P.J.H. Ubachs, december 2009
    Last edited by pesters; 6 februari 2010, 10:55. Reden: verbetering leesbaarheid

  • #2
    Het is misschien aardig hier te verwijzen naar de ´recensie´ die de IKON (InterKerkelijke Omroep Nederland) van dit boek op haar website zette (http://www.kerknieuws.nl/Recensie.asp?oId=33&fld_pk_KerknieuwsLinkId). Het is een ´mooi´ verhaal, maar men praat voornamelijk de tekst na die de uitgever (de redactie?) op het achterplat van het boek plaatste. Van enige kennis van de geschiedenis van het bisdom, of van die van ´Limburg´ blijkt niets. Hoe kan men dan constateren dat het boek een aanwinst in de boekenkast van elke Limburger zal zijn? Dit is duidelijk een verkooppraatje.

    Zou men het boek dan vooral zien als een 'coffeetable book'? Zelfs dan komen we er bekaaid af, want als 'mooi plaatjesboek' voldoet het zeker niet (over de lay-out wil ik het niet eens hebben). Daarbij komt, dat het nauwelijks te hanteren is. Ter vergelijking, de Historische Encyclopedie Maastricht (2005, Ubachs/Evers) telt 704 pp. (60 ongepagineerd) en weegt 1800 gram. Deze bisdomgeschiedenis telt dertig bladzijden meer en weegt het dubbele. Niet echt iets om eens prettig op schoot te nemen.
    Last edited by Ingrid M.H.Evers; 7 februari 2010, 08:54. Reden: Aanpassing tekst

    Opmerking

    Bezig...
    X