In het Nieuws van de dag: kleine courant van 22 mei 1880 werd de zesde brief van Pietro "d'n Hollender" gepubliceerd. Het was een brief van uitersten, waarbij de "onafgebroken rij uitspanningsplaatsen langs het kanaal" in schril contrast stonden met "de muur bedekt met opschriften, als: «uit dankbaarheid voor de genezing mijner eehtgenoote»; «dank Maria voor de genezing van mijn kind» en meer dergelijke dankbare uitingen eener goedgeloovige ziel." Pietro op zijn tocht verder naar de zuidwest flank van de St. Pietersberg filosofeerde dat "een koepelvormig kapelletje, [hij bedoelde kennelijk het St. Lambertuskapelletje] ons eraan herinnert, hoe de mensch eene beteren en verhevener bestemming heeft dan het bezoeken van koffiehuizen en het drinken van bier."

Tijdens zijn enerverende wandeling, die eindigde in de ruïne Lichtenberg, overpeinsde hij dat de Maastrichtenaren maar heel weinig van Holland weten. De huidige Euregio kennen ze allemaal, maar Amsterdam en Rotterdam: daar zijn ze nooit geweest. Ook tegen het koningshuis keken zij anders op. De Hollender sprak van "onzen koning en onze koningin", de Maastrichtenaar daarentegen sprak, "dat de koningin van Holland in gezegende omstandigheden verkeert, alsof er sprake was van de eene of andere vorstin uit het verre Oosten."

De Lage Kanaaldijk verliet Pietro in de buurt van het gemeentehuis van St. Pieter en beklom daar de zuidwestelijke helling van de St. Pietersberg. De Lourdesgrot werd vereerd met een bezoek van hem. Hij vond "hellenden koker" iets vreemds. De bezoeker "nu gooit zijn penningske hierin, dat dan met eene gelijkmatige versnelling in de diepte verdwijnt. Waar het dan verder blijft, weten wij u niet te zeggen."

De tocht ging "blazende en hijgende" verder en hoe hoger hij klom des mooier vond hij het uitzicht over het Maasdal: "Het panorama, dat zich hier voor onze oogen ontrolt is zoo aangrijpend mooi, dat wij als vastgenageld aan den grond blijven staan.".

Na de enerverende tocht belandde hij bij de ruïne van Lichtenberg. Hij was letterlijk verplet van bewondering en aandacht. In zijn gedachten zag hij hier de remedie tot genezing van een zelfmoordenaar. "Een aspiranant-zelfmoordenaar geven wij den welgemeenden raad, voor het volvoeren van zijn misdadig. plan even naar die ruïne te wandelen en daar nog eens rijpelijk de zaak te overwegen. Zoo de patiënt alsdan niet volkomen genezen is, verklaren wij de kwaal voor onherstelbaar."

In lyrische bewoordingen omschrijft hij het uitzicht vanaf de toren van de Lichtenberg. Hij sloot zijn ontboezemingen af met: "Hollander, zoo gij ooit dezen kant uitkomt, vergeet dan vooral de ruïne van Ligtenberg niet, en wijst aan u borg, dat gij daar meer zult genieten dan in de Kalverstraat te Amsterdam. En nu vaarwel bekoorlijk landschap, vaarwel allesbezielend zonlicht, oudste godheid van het menschdorn, wij gaan een onderzoek instellen naar 's-aardrijks ingewanden, wij dalen in het rijk van Pluto af, waar uwe levenaanbrengende stralen niet vermogen door te dringen! Vaarwel dus tot weerzienl"


www.delpher.nl Het nieuws van de dag : kleine courant van 22-05-1880