Aankondiging

Sluiten
No announcement yet.

Jan van Steffeswert en de rauwe werkelijkheid...

Sluiten
X
 
  • Filter
  • Tijd
  • Tonen
Clear All
nieuwe berichten

  • Ingrid M.H.Evers
    replied
    Robijns

    Oorspronkelijk geplaatst door Breur Bekijk bericht
    Je weet wel mensen erg af te schrikken nog een goed bedoelde bijdrage te leveren. Voor mij betekent dit wellicht tot jouw grote opluchting een einde aan mijn bijdrage aan dit soort onderwerpen. Je had dit anders en positiever kunnen formuleren.
    Het is helemaal niet mijn bedoeling geweest je af te schrikken, Breur. Ik weet ook niet precies waar je bezwaar tegen maakt. Ik heb gereageerd vanuit mijn belangstelling voor het fenomeen 'toverijprocessen' en twee nieuwe bijdragen geplaatst over:
    1. het beeldverhaal;
    2. het verstelsel.

    Ik heb die bijdragen nog eens nagelezen en inmiddels taaltechnisch deels aangepast, maar ik vind werkelijk niet dat ik je in die teksten heb aangevallen. Zeker, ik heb in het eerste gedeelte van mijn tweede reactie geschreven dat ik het jammer vind dat in dit topic een geromantiseerd verhaal is opgevoerd. Ik had dit graag elders gezien, bij 'literatuur' of 'sagen en legenden' of zo; desnoods bij 'mythen'. Deze vertelling heeft met de werkelijkheid namelijk niet zo heel veel te maken. Maar dat doet niets af aan jouw signalering van een historisch fenomeen.

    Het tweede gedeelte van mijn reactie richtte zich op de meer rechtshistorisch georiënteerde bijdragen van Robijns aan de geschiedenis van toverij en hekserij in Belgisch-Limburg. Die zijn waardevol en daarom gaf ik nog wat aanvullende gegevens.

    Meer in het algemeen wil ik je graag complimenteren met je 'belichting' van Robijns, die inderdaad jouw, maar ook ónze waardering waard is.
    Last edited by Ingrid M.H.Evers; 6 augustus 2010, 19:10. Reden: uitbreiding tekst

    Leave a comment:


  • El Loco
    replied
    Ik denk dat Ingrid alleen maar wil vermijden dat ze straks een nieuwe Maastrichtse mythen moet gaan schrijven, Breur. En ja, die heksenprocessen zijn helemaal haar territorium, dus dan wordt je al gauw wat 'territoriaal'.

    Verder is dit natuurlijk gewoon een forum waar alle bijdragen welkom zijn. We zijn hier altijd erg goed geweest in het afdwalen om dan uiteindelijk toch weer bij het oorspronkelijke onderwerp uit te komen.

    Ik heb Jef Moers benaderd. Afwachten of hij wat van zich laat horen. Verder ga ik volgende week een dagje in de bibliotheek zitten om uit te vissen wat Ds. Bax nou precies geschreven heeft.

    Leave a comment:


  • Breur
    replied
    Je weet wel mensen erg af te schrikken nog een goed bedoelde bijdrage te leveren. Voor mij betekent dit wellicht tot jouw grote opluchting een einde aan mijn bijdrage aan dit soort onderwerpen. Je had dit anders en positiever kunnen formuleren.

    Leave a comment:


  • Ingrid M.H.Evers
    replied
    Verhaal en realiteit

    Oorspronkelijk geplaatst door Breur Bekijk bericht
    Bij nacht en ontij … Metje, de heks van Millen
    Ludo Melard.
    Deze vertelling is een volksverhaal en heeft geen historische waarde. Het is jammer dat de vertelling hier wordt opgevoerd, want we hebben het hier over écht gebeurde gruwelen, niet over een literaire sage of legende, hoezeer die ook op de werkelijkheid gebaseerd kan zijn geweest.
    Oorspronkelijk geplaatst door Breur Bekijk bericht
    In Millen werd in 1573 de heks Catharina, echtgenote van Johan Gylis, de schrijnwerker, veroordeeld en verbrand. Volgens O. Robijns zou deze Catharina de bijnaam Metje gedragen
    hebben, hoewel de auteur toch suggereert dat het toponiem Metje Patershagen de naamgeving beïnvloed kan hebben.
    Bibliografie: O. Robijns, Metje, de heks van Millen. In: Limburg, jrg. VII (1927)
    Robijns artikel uit 1927 heb ik niet in huis, waarschijnlijk vanwege de volksverhaalachtige achtergrond. Ik heb me bij mijn onderzoek immers steeds gericht op traceerbare juridische gronden.
    Robijns heeft in het tijdschrift Limburg verschillende artikelen over dit onderwerp gepubliceerd: in 1922-23 over processen in het Graafschap Loon; in 1923-24 over vonnissen en lijfstraffen, onder meer inzake toverij; in 1930-31 over werkelijk gebeurde toverijprocessen in de heerlijkheid Millen in 1573.

    In het laatste artikel - circa vier jaar na zijn eerste, meer volkskundige bijdrage over Millen - spreekt hij van drie terechtstellingen in die plaats: ene Marije, afkomstig uit Wonck (een dorp onder de heerlijkheid Millen) en ene Leyse (idem) die beiden omstreeks 1573 de doodstraf kregen, en Catharina Gylis uit Millen. Waaruit de doodstraf van de eerste twee precies bestond, is mij niet bekend. Catharina werd op 6 juli 1573 verbrand. Zij had haar 'misdaad' uiteindelijk ook bekend. (Bron: O. Robijns, 'Heksenprocessen te Millen in 1573', in: Limburg 12 (930-31) 81-88.
    Last edited by Ingrid M.H.Evers; 5 augustus 2010, 20:08.

    Leave a comment:


  • Ingrid M.H.Evers
    replied
    Voorstelling misdaden 'heksen'

    Oorspronkelijk geplaatst door Breur Bekijk bericht
    De voorpagina van een traktaat tegen hekserij uit 1591 toont de misdaden van de heks. We zien het vliegen op een bok of gaffel, het vernietigen van de oogst, kindermoord en de omgang met de duivel, vermomd als jongeling of met horens en bokkepoten.
    Zo'n tekening is altijd weer interessant. Ik heb zeven meter heks- en toverij(proces)literatuur staan, maar mij ontbreekt momenteel de tijd om uit te zoeken waar deze voorstelling precies uit is overgenomen. Wel heb ik de indruk dat het eerder een Duitstalig, dan Nederlandstalig tractaat is.

    In de beschrijving van Breur zijn enkele oneffenheden geslopen, waarschijnlijk door onvolledigheden in de door hem gebruikte literatuur. Daarom hier nogmaals een beschrijving.
    Van links boven met de klok mee: 'heksen' op weg naar de heksensabbath [de gaffel als vervoermiddel was in Nederland volgens mij onbekend], een toveres die weer maakt [oproepen van slecht weer, met als gevolg het mislukken van de oogst], een toveres die praat/verkeert met haar persoonlijke 'boel' (vrijer, in dit geval: duivel), een toveres die in een kookpot toverzalf maakt met onder meer een kind als ingrediënt [evenmin een 'Nederlands' element], de individuele aanbidding van de (hoofd)duivel. De wat vage achtergrond achter de twee figuren rechtsonder en onder de weermaakster kan ik niet meteen thuis brengen. Het kan net als het bos rechtsboven en de grote rookwolken middenonder gewoon 'opvulling' van de prent zijn geweest. Mogelijk was het ook een 'muurtje' of 'afscheiding' in het 'stripverhaal'.

    Een autoriteit inzake de verbeelding van toverij en hekserij in Nederland is de kunsthistorica Machteld Löwensteyn (Amsterdam), ook wel geschreven als Löwenstein. Een vroeg artikel in: Marijke Gijswijt-Hofstra en Willem Frijhoff (eds.), Nederland betoverd, toverij en hekserij in Nederland van de veertiende tot in de twintigste eeuw, Amsterdam 1987, 133-147, noten: 297-299.
    Last edited by Ingrid M.H.Evers; 6 augustus 2010, 17:28. Reden: uitbreiding tekst

    Leave a comment:


  • Breur
    replied
    Ter lering ende vermaak.

    Bij nacht en ontij … Metje, de heks van Millen
    Ludo Melard


    Een grote ketel hing boven het vuur onder de grote open schouw. Een felle damp schoot uit de ketel op. Men had de buik opengesneden van het laatste paard dat kapot gegaan was, de
    ingewanden eruit gehaald en deze lagen thans in de grote ketel te braden en te kissen.
    Vier jonge mannen waren rond het vuur geschaard elk met een eik in de hand. Aldus was het voorschrift geweest van Paul van den Dries, die de naam had van in heksenzaken meer te
    weten dan anderen, en die ten stelligste verzekerd had dat men de heks op klokslag 12 uur middernacht langs de schouw zou zien nederdalen, mits men zijn raad stipt opvolgde.
    Stilzwijgend zaten onze jonge mannen daar de wacht te houden. Kloeke kerels waren het die zo het gevaar durfden tarten. Want wat ging er gebeuren en wat zouden de gevolgen zijn? Want
    met een heks zijt ge nooit zeker van hetgeen u overkomen kan. Het noodlottige uur naderde. Elf uur ..., half twaalf …, kwart voor twaalf … nog vijf minuten en toen begon de klok hare bange
    slagen, een, twee, drie …, elf, twaalf.
    De mannen rond het vuur verbleekten, alle rezen op alsof eenzelfde hand hen van hun stoel had opgelicht, want ze hoorden alle vier heel duidelijk een eigenaardig geruis in de schouw,
    een gesteun en gekreun als van iemand die lijdt en toen … ja, toen stond ineens daar voor hen, zwevende boven de ziedende ketel, Metje … cMetje Krickel met lijf en ziel, het oud
    scharminkel, de eigen, bloedeigen moeder van de rode Peter die een der wachters was met zijn eiksken rond het vuur.
    De jongen was meer dood dan levend, zijn benen knikten tegeneen en hij zakte ineen, terwijl hij deze woorden uitstiet: “Jezus, Maria, Jozef, zijt gij dat Metje?” De heilige woorden waren
    nauwelijks uitgesproken, of siss, siss … ging het door de schouw en de heks was spoorloos verdwenen.
    ’s Anderendaags had men rode Peter, op zijn zondags gekleed, met een pakje klederen onder de arm, langs een zijpad het dorp zien verlaten. Nooit zag men de jongen nog weer. Hij
    was naar verre streken vertrokken om de schande te ontkomen nagewezen te worden als de zoon van een heks.

    Twee dagen na deze wonderbare ontdekking der toverkol werd zij door de gerechtsboden aangehouden en gevangen genomen. Een streng onderzoek werd ingesteld naar de wandaden door
    de heks bedreven. Twaalf getuigen - om een heks te mogen vonnissen moesten er ten minste twaalf zijn - werden opgeroepen en allerhande misdrijven kwamen aan het licht, toe te schrijven
    aan de toverkunst van Metje. De zaak scheen klaar, Metje was een heks en had omgang met de duivel, er bleef de rechters niets over dan de straf uit te spreken.
    Zij werd veroordeeld om levend verbrand te worden. Deze trieste bestraffing zou te Millen zelf voltrokken worden.
    Op een bepaalde dag zou Metje dan naar de strafplaats gevoerd worden, ter plaatse genoemd Paters Hagen, langs de Oude Steenstraat. Dat Metje slecht te vertrouwen was en, ofschoon de
    dood nabij, nog aan haar duivelse zwarte kunst geen vaarwel had gezegd, blijkt uit de voorzorg die men verplicht was te nemen om aan haar kwade hand te ontkomen. Er werd aan de
    voerman, die de heks zou wegvaren, streng opgelegd geen gesprek met haar aan te gaan. Zoniet, stond hij aan groot gevaar bloot, want het zou het grootste genoegen zijn van het helse wijf
    om, alvorens te sterven, iemand nog een kwade part te spelen. Indien hij toch een antwoord gaf, moest hij ervoor zorgen de heks door zijn snedigheid schaakmat te zetten.
    Metje babbelde tegen de voerman om hem aan het spreken te krijgen, doch de man was te voorzichtig om haar te woord te staan en liet de heks maar voortpraten. Slechts één antwoord gaf
    hij haar, dat door de overlevering trouw bewaard bleef, omdat het volk dit antwoord waarschijnlijk zo buitengewoon gevat vond.
    Op zeker ogenblik zei Metje: “Het zal vandaag hitsig worden”, waarop de voerman gepast antwoordde: “Dat zal uw gat gewaar worden”. De heks onderging haar vreselijke straf en
    sindsdien is haar naam gehecht gebleven aan de plaats waar de strafuitvoering plaats had, want die heet nog Metje Patershagen.
    Toen enige tijd na de strafuitvoering enkele mannen ’s nachts om twaalf uur daar voorbij kwamen, zagen zij uit de grond een vlam opkomen net op de plaats waar de heks verbrand was.

    Oswald Robijns tekende deze verhalen op in Millen, waar hij indertijd vele jaren pastoor was; hij is nu misschien vrij onbekend maar deze man heeft grote verdiensten want hij was het die het
    tijdschrift Limburg lanceerde en boven het water hield. In dat tijdschrift publiceerde hij bovenstaand verhaal.
    In zijn boek “Volksverhalen uit Belgisch Limburg”, tekent F. Roeck hierbij aan: “Het snedige antwoord op de vaststelling van de heks moet onbetwistbaar door het volk gekend zijn.
    Dit bewijst de sage uit Millen, hoewel nochtans duidelijk blijkt dat het verhaal in zijn aftakelingsstadium is getreden.”
    In deze sage schuilt iets van de galgenhumor, het grapjes maken voor de fatale voltrekking van het doodvonnis.

    In Millen werd in 1573 de heks Catharina, echtgenote van Johan Gylis, de schrijnwerker, veroordeeld en verbrand. Volgens O. Robijns zou deze Catharina de bijnaam Metje gedragen
    hebben, hoewel de auteur toch suggereert dat het toponiem Metje Patershagen de naamgeving beïnvloed kan hebben. De ironische verwijzing
    naar de hete dag houdt verband met de terechtstelling van Catharina die op 18 juli plaats had.
    Op 2 december 1576 werd de zoon van de schepen in een burentwist doodgestoken. De aanranders, onder wie zich een zekere Gylis bevond, sloegen op de vlucht. Was deze persoon
    de zoon van de terechtgestelde heks en wilde hij de vuurdood van zijn moeder wreken door de zoon van de schepen (rechter) te doden? We willen er wel op wijzen dat de zoon van de heks
    uit de sage ook voor altijd uit het dorp wegtrekt. Maar dat is een volgend verhaal.

    Bibliografie:
    O. Robijns, Metje, de heks van Millen. In: Limburg,
    jg. VII (1927).


    De voorpagina van een traktaat tegen hekserij uit 1591 toont de misdaden van de heks. We zien het vliegen op een bok of gaffel, het vernietigen van de oogst, kindermoord en de omgang met de duivel, vermomd als jongeling of met horens en bokkepoten.
    Bestanden bijvoegen

    Leave a comment:


  • El Loco
    replied
    Jawel, maar zo slecht hebben we 't dan misschien toch niet?

    Leave a comment:


  • El Loco
    replied
    Het voordeel is dat ik me nu ineens niet meer druk maak over het onkruid in het Charles Eyckpark of een kabinet met gedoogsteun van Wilders

    Leave a comment:


  • Ingrid M.H.Evers
    replied
    Nachtmerries?

    Oorspronkelijk geplaatst door El Loco Bekijk bericht
    Ja, alsjeblieft zeg! Wie vrolijkt ons op, met al die doden en gepijnigden?
    Troost je, señor Loco. Toen ik in 1980 voor het eerst begon met onderzoek naar toverijprocesen in de beide Limburgen, stond ik drie maanden lang bijna elke nacht in de duimschroeven of op de brandstapel. Heus, het slijt...

    Leave a comment:


  • El Loco
    replied
    Lachen mag!

    Oorspronkelijk geplaatst door olijfje
    Hahaha, mag ik hier even hartelijk om lachen
    Ja, alsjeblieft zeg! Wie vrolijkt ons op, met al die doden en gepijnigden?

    En achter wie ga jij aan trouwens?
    Last edited by El Loco; 4 augustus 2010, 21:15.

    Leave a comment:


  • El Loco
    replied
    Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
    Tenslotte schreef de kunsthistoricus Peter te Poel zijn synthese in TimmersWerk voor een andere gelegenheid en een ander publiek?
    Peter te Poel is inderdaad kunsthistoricus en als conservator oude kunst van het Bonnefantenmuseum weet hij alles over het oeuvre van Jan van Steffeswert. Maar voor de biografische gegevens zal hij afhankelijk zijn geweest van historici en archivarissen en het lijkt erop dat daar toch het een en ander is misgegaan. Ten minste als ik bovenstaande informatie vergelijk met onderstaand overzicht van de historicus Pierre Ubachs, dan vallen toch wel een paar slordigheden op. Volgens Ubachs hebben de executies in februari 1535 over vier dagen verspreid plaatsgevonden en was daar maar één verbranding bij. De namen staan erbij. Géén Jan Bieldesnider...



    Bron: P.J.H. Ubachs, Handboek voor de geschiedenis van Limburg. Hilversum, 2000 (op internet hier te raadplegen)

    Leave a comment:


  • El Loco
    replied
    Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
    Misschien dat El Loco even (...)
    Oorspronkelijk geplaatst door Breur Bekijk bericht
    El Loco stuur even (...)
    Ja, ja, ik ga al 'even'... ik ga de komende dagen achter Jef Moers en Ds. Bax aan. Wordt vervolgd, zeggen ze dan.

    Dat rechtshistorisch onderzoek laat ik graag aan een ander over. De bewering dat de vuurdood vóór 1534 niet gebruikelijk was, althans niet in het graafschap Holland en niet met betrekking tot wederdopers, komt van deze website, waar te lezen is:

    "Maar liefst 69 Krommeniedijkers werden beschuldigd van wederdoperij en zeker tien van hen hebben op 15 april van dat jaar [1534, E.L.] in Den Haag het leven moeten geven voor hun geloof. Zij werden na te zijn gemarteld, veroordeeld de brandstapel te beklimmen, waar zij 'langsaem ende van onder op gebrant ende ghebraden sijn'. Jan Pieter Eggesz en Dirck Vredericxz alias Vaertgen van Krommeniedijk werden op 26 maart 1534 met nog vijf anderen in Haarlem onthoofd, dit krachtens een vonnis van het Hof van Holland. Zij werden door de autoriteiten gerekend tot de 'principael predicanten ende doopers'. Wat er in Münster gebeurd was, vormde een waar schrikbeeld voor het gevestigde gezag, zodat er hard tegen de revolutionaire beweging werd opgetreden. Met ingang van 10 april voerde het Hof de dood op de brandstapel in. Daarvoor was een dergelijk zwaar vonnis in deze contreien niet toegepast op wederdopers. "

    Maar goed, daar staan verder geen bronvermeldingen bij, dus dat kan iemand net zo goed uit zijn of haar duim gezogen hebben...

    Leave a comment:


  • Ingrid M.H.Evers
    replied
    criminologisch onderzoek in Noord-Nederland

    Oorspronkelijk geplaatst door El Loco Bekijk bericht
    (...) het was dus blijkbaar niet overal usance om mensen in zo'n 'strooie huuske' te verbranden. Trouwens, vóór 1534 was zo'n publieke verbranding in onze contreien niet gebruikelijk. In dat jaar zorgde de bezetting van de stad Münster door wederdopers ('Jantje van Leiden') voor veel beroering en daarom werd deze extra afschrikwekkende straf ingevoerd.
    Wat wordt hier bedoeld met 'onze contreien'? Voor Maastricht en Limburg in het algemeen is de wijze waarop en hoe vaak bepaalde vormen van terechtstelling werden toegepast allemaal niet uitgezocht. Maar voor onze - in wezen - Zuidnederlandse stad kan men een leidraad vinden in Louis Th. Maes, Vijf eeuwen stedelijk strafrecht, bijdrage tot de rechts- en culuurgeschiedenis der Nederlanden (Antwerpen/'s-Gravenhage 1947, 830 pp.).

    Na meer dan zestig jaar is Maes nog altijd een belangrijke uitgave, al is het rechtshistorisch onderzoek in later jaren aanmerkelijk uitgebreid door nieuw vraagstellingen. Voor de huidige stand van onderzoek in Noord-Nederland op het gebied van criminaliteit in het ancien regime zijn onder meer de publicaties van Brederoo, A. Huussen jr., Sjoerd Faber en Florike Egmond van belang, om maar enkelen te noemen. Wat betreft Maastricht: er is nog nooit serieus onderzoek naar gedaan, behalve door ondergetekende, en dan nog alleen met betrekking tot toverijprocessen in de zestiende en zeventiende eeuw.

    De dood door verbranding bestond al langer, maar vond in de zestiende eeuw allerwege meer ingang. Het was niet zozeer de bedoeling de gemeenschap door afschrikking te waarschuwen. Hoofdgedachte was dat verbranding de duivel uitdreef. De vuurdood maakte de veroordeelde lichamelijk rein, nadat hij (als hij berouw had) door het uitspreken van een generale biecht al geestelijk rein was geworden.

    Wat betreft het huisje van stro: ik ben dat alleen in Zuid-Limburg en Maastricht tegengekomen, maar dat betekent niet dat het niet ook elders te eniger tijd in zwang kan zijn geweest.
    Last edited by Ingrid M.H.Evers; 5 augustus 2010, 11:21. Reden: uitbreiding tekst

    Leave a comment:


  • Breur
    replied
    Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
    De bevindingen van de heer Moers zijn verwerkt in een artikel van de hand van mr. Th.J. van Rensch [RHCL] in de duimdikke catalogus Op de drempel van een nieuwe tijd. De Maastrichtse beeldensnijder Jan van Steffeswert, [geboren] voor 1470, [gestorven] na 1525. Deze catalogus verscheen ter gelegenheid van de tentoonstelling Jan van Steffeswert, een Maastrichtse beeldsnijder op de drempel van een nieuwe tijd, die van 11 november 2000 tot 11 februari 2001 liep in het Bonnefantenmuseum.

    Het is mogelijk dat de chartermeester/archivaris Van Rensch in dat artikel nog wat aanvullende gegevens heeft voor de biografie van Van Steffeswert, maar mij ontbreekt momenteel de gelegenheid hier nader op in te gaan. Misschien dat El Loco even een bezoekje brengt aan de A'damse stadsbibliotheek? Tenslotte schreef de kunsthistoricus Peter te Poel zijn synthese in TimmersWerk voor een andere gelegenheid en een ander publiek?
    Ik weet dat Jef Moers omtrent 2008 opnieuw onderzoek heeft verricht. Enkele gegevens uit dat onderzoek lekten voortijdig uit en de publicatie van een nieuw artikel zou niet doorgegaan zijn.

    @ El Loco stuur even een PE als je in contact wilt komen met Jef Moers.

    Leave a comment:


  • El Loco
    replied
    Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
    Houd er rekening mee dat Jan Luyken (1649-1712) de gebeurtenissen niet zelf heeft meegemaakt. In 1570 was hij pas twintig en in Maastricht is hij nooit geweest.
    Volgens mij vergis je je daar een eeuw, Ingrid, maar je 'point' wordt er alleen maar sterker door. Jan Luyken werd meer dan 100 jaar na de ketterverbrandingen van 1534/'35 geboren. Volgens Wikipedia was hij de zoon van Doopsgezinde Collegianten, een afsplitsing van de Wederdopers, die een eeuw daarvoor zo medogenloos vervolgd waren. Dat zal zijn beeld ook wel enigszins gekleurd hebben. Ik vond op internet heel wat prenten van zijn hand met dit thema.

    Een aantal van die prenten laat trouwens wel een traditionele brandstapel zien; het was dus blijkbaar niet overal usance om mensen in zo'n 'strooie huuske' te verbranden. Trouwens, vóór 1534 was zo'n publieke verbranding in onze contreien niet gebruikelijk. In dat jaar zorgde de bezetting van de stad Münster door wederdopers ('Jantje van Leiden') voor veel beroering en daarom werd deze extra afschrikwekkende straf ingevoerd.

    Leave a comment:

Bezig...
X