In De Limburger van vandaag (11 april 2024) wordt melding gemaakt van de oprichting van een nationaal heksenmonument. Het is niet onmogelijk dat dit wordt geplaatst in Roermond en dat heeft een reden. In de jaren 1613-1614 zijn in Roermond de doodvonnissen bekrachtigd van 64 personen, omwille van een beschuldiging van toverij: 63 vrouwen en één man, de zogenaamde 'vaendrager' of heksenmeester Jan van Ool. Een deel van hen kwam uit Roermond en directe omgeving. Andere 'toverssen' waren afkomstig uit het verdere Overkwartier van Gelder, maar de vonnissen in die regio's moesten worden bekrachtigd door het hoofdgerecht in Roermond. Vandaar dat in de wandeling wordt gesproken van '64 heksen en tovenaars terecht gesteld in Roermond'.
De herinnering daaraan wordt levend gehouden door een bewaard gebleven pamflet, waarin een en ander sensationeel werd beschreven. Deze 64 'heksen' hadden tezamen meer dan 600 'onnoosele jonge kinderkens', meer dan 400 oude lieden en meer dan 6.000 beesten 'dood betovert'. Tevens hadden zij ook nog 50 morgen (hectaren) akkerland en 200 boomgaarden onvruchtbaar gemaakt.
Het was natuurlijk nogal bijzonder: 64 heksen/tovenaressen 'op één plek' verbrand, 'alle dagen twee'! Dan zouden er dus 32 dagen lang (zon- en feestdagen incluis) brandstapels hebben moeten oplaaien ergens op een plek achter de huidige Kapel in het Zand. En dat in een periode dat de vervolging van 'heksen' al enigszins op zijn retour begon te raken. In de Republiek ('oonder in Holland') waren al maatregelen genomen om dergelijke processen niet ontvankelijk te verklaren en om te buigen naar smaadprocessen, waarbij dus (omgekeerd) de beschuldiger kon worden gevonnist en de doodstraf niet meespeelde. In 1596 verklaarde de universiteit van Leiden (toen onze enige universiteit) al de waterproef als bewijsmiddel ongeldig en verboden. En in 1610 bracht de advocaat Jacob Cats het laatste wettelijk gevoerde 'heksenproces' in de Republiek tot vrijspraak. Maar in de Generaliteitslanden (waaronder Limburg) duurden de heksenwaan en de beschuldigingen langer voort. Het laatste aangespannen proces in Limburg was in feite een smaadproces wegens belastering van de goede naam en faam, al eindigde het na maanden traineren met de 'zelfmoord' van de beschuldigde 'heks' in het gevang. Het speelde zich af in de vrije heerlijkheid Limbricht, waar het Duitse rijksrecht gold (1670).
In De Limburger wordt de Roermondse Galgenberg genoemd als mogelijke plaats voor het monument en dat is logisch, want daar is zeker een aantal beschuldigden dat onder tortuur had bekend, in 1613-1614 aan zijn eind gekomen. Een deel kwam echter, zoals hierboven al vermeld, uit andere plaatsen van het Overkwartier, bv. Swalmen, Wassenberg en Stralen (nu dus deels Duitsland). Zij zijn daar na bevestiging van het vonnis door de Roermondse rechtbank ook terecht gesteld. Deze processen zijn tien jaar geleden uitputtend uitgezocht en beschreven door Gerard van de Garde, verbonden aan het Gemeentearchief Roermond en het in de Neerstraat gevestigde Historiehuis (zie 'literatuur').
Van de Garde zegt vandaag in De Limburger te weten dat er al twee belangrijke concurrenten zijn voor Roermond. Oudewater doet mee als locatie van de bekende heksenwaag (die geen enkele functie heeft gehad tijdens de heksenprocessen in Nederland, maar wel een rol speelde bij smaadprocessen en voor beide in het buitenland). Naast Oudewater is ook de plaats Almen (gemeente Lochem) in de race, als zijnde de 'plaats waar in 1472 de eerste vrouw in Nederland, die van hekserij werd beschuldigd, werd verbrand.'
Tja, daar gaat men met het Hollando-centrische denken weer eens de mist in. Het vroegst bekende doodvonnis wegens waarzeggerij en toverij is namelijk uitgesproken in Maastricht. Al in het tweede decennium van de veertiende eeuw zijn er in Maastricht personen beschuldigd van toverij. Wij weten van een onbekend gebleven persoon, die in 1316 werd beschuldigd van kwaadaardige toverij en in 1319 van ene Christina de Heydele, incantatrix warsegerse. Beiden werden voor altijd (honderd jaar en een dag) verbannen uit de stad. Een eeuw later volgde het eerste doodvonnis. Dat werd in 1413 uitgesproken over ene Lijse van den Rave; zij werd schuldig bevonden aan kwaadaardige toverij en verwezen naar de brandstapel.
Dat proces speelde dus bijna zestig jaar eerder dan het proces in Almen. Conclusie: Almen zou moeten afvallen in deze 'race': ze waren daar een beetje te laat voor de 'titel'.
Ik pleit er hier overigens niet voor om het nationaal heksenmonument daarom in Maastricht te doen plaatsen. Maastricht heeft weliswaar tussen de vijftiende en de zeventiende eeuw tientallen doodvonnissen uitgesproken tegen 'heksen' en tooverssen, maar als symbool voor de gevolgen van heksenwaan en de toepassing van de pijnbank als middel tot 'waarheidsvinding' heeft mijns inziens Roermond de beste papieren. Temeer daar de plaatsen van terechtstelling in Maastricht ook niet meer zichtbaar zijn. Ze zijn verdwenen onder nieuwbouw: in Wyck ' 't Siecken' (nu AH in Scharn) en in Maastricht de Dousberg (nu bungalowpark). De enkeling die op het Vrijthof het leven liet, telt niet mee als zuiver toverijproces: daarin speelden andere misdaden in mee.
Literatuur:
* Marijke Gijswijt-Hofstra en Willem Frijhof, Nederland betoverd. Toverij en hekserij van de veertiende tot in de twintigste eeuw. Amsterdam (De Bataafse Leeuw), 1987. Bevat een lijst van toverijzaken en -processen, pp. 332-341 (feitelijk ongepagineerd). Bevat hoofdstukken gewijd aan Limburg (Roermond en Maastricht) en Brabant (Peelland).
* Gerard van de Garde en Charlotte Ruys, 'Kroniek van het "heksenjaar" 1613-1614', in: Spiegel van Roermond 22 (2024) pp. 96-135.
* G. van de Garde en E.H. Ruijs-Janssen, 'Balans van het "heksenjaar" 1613-1614', in: Spiegel van Roermond 23 (2016) pp. 108-127.
De herinnering daaraan wordt levend gehouden door een bewaard gebleven pamflet, waarin een en ander sensationeel werd beschreven. Deze 64 'heksen' hadden tezamen meer dan 600 'onnoosele jonge kinderkens', meer dan 400 oude lieden en meer dan 6.000 beesten 'dood betovert'. Tevens hadden zij ook nog 50 morgen (hectaren) akkerland en 200 boomgaarden onvruchtbaar gemaakt.
Het was natuurlijk nogal bijzonder: 64 heksen/tovenaressen 'op één plek' verbrand, 'alle dagen twee'! Dan zouden er dus 32 dagen lang (zon- en feestdagen incluis) brandstapels hebben moeten oplaaien ergens op een plek achter de huidige Kapel in het Zand. En dat in een periode dat de vervolging van 'heksen' al enigszins op zijn retour begon te raken. In de Republiek ('oonder in Holland') waren al maatregelen genomen om dergelijke processen niet ontvankelijk te verklaren en om te buigen naar smaadprocessen, waarbij dus (omgekeerd) de beschuldiger kon worden gevonnist en de doodstraf niet meespeelde. In 1596 verklaarde de universiteit van Leiden (toen onze enige universiteit) al de waterproef als bewijsmiddel ongeldig en verboden. En in 1610 bracht de advocaat Jacob Cats het laatste wettelijk gevoerde 'heksenproces' in de Republiek tot vrijspraak. Maar in de Generaliteitslanden (waaronder Limburg) duurden de heksenwaan en de beschuldigingen langer voort. Het laatste aangespannen proces in Limburg was in feite een smaadproces wegens belastering van de goede naam en faam, al eindigde het na maanden traineren met de 'zelfmoord' van de beschuldigde 'heks' in het gevang. Het speelde zich af in de vrije heerlijkheid Limbricht, waar het Duitse rijksrecht gold (1670).
In De Limburger wordt de Roermondse Galgenberg genoemd als mogelijke plaats voor het monument en dat is logisch, want daar is zeker een aantal beschuldigden dat onder tortuur had bekend, in 1613-1614 aan zijn eind gekomen. Een deel kwam echter, zoals hierboven al vermeld, uit andere plaatsen van het Overkwartier, bv. Swalmen, Wassenberg en Stralen (nu dus deels Duitsland). Zij zijn daar na bevestiging van het vonnis door de Roermondse rechtbank ook terecht gesteld. Deze processen zijn tien jaar geleden uitputtend uitgezocht en beschreven door Gerard van de Garde, verbonden aan het Gemeentearchief Roermond en het in de Neerstraat gevestigde Historiehuis (zie 'literatuur').
Van de Garde zegt vandaag in De Limburger te weten dat er al twee belangrijke concurrenten zijn voor Roermond. Oudewater doet mee als locatie van de bekende heksenwaag (die geen enkele functie heeft gehad tijdens de heksenprocessen in Nederland, maar wel een rol speelde bij smaadprocessen en voor beide in het buitenland). Naast Oudewater is ook de plaats Almen (gemeente Lochem) in de race, als zijnde de 'plaats waar in 1472 de eerste vrouw in Nederland, die van hekserij werd beschuldigd, werd verbrand.'
Tja, daar gaat men met het Hollando-centrische denken weer eens de mist in. Het vroegst bekende doodvonnis wegens waarzeggerij en toverij is namelijk uitgesproken in Maastricht. Al in het tweede decennium van de veertiende eeuw zijn er in Maastricht personen beschuldigd van toverij. Wij weten van een onbekend gebleven persoon, die in 1316 werd beschuldigd van kwaadaardige toverij en in 1319 van ene Christina de Heydele, incantatrix warsegerse. Beiden werden voor altijd (honderd jaar en een dag) verbannen uit de stad. Een eeuw later volgde het eerste doodvonnis. Dat werd in 1413 uitgesproken over ene Lijse van den Rave; zij werd schuldig bevonden aan kwaadaardige toverij en verwezen naar de brandstapel.
Dat proces speelde dus bijna zestig jaar eerder dan het proces in Almen. Conclusie: Almen zou moeten afvallen in deze 'race': ze waren daar een beetje te laat voor de 'titel'.
Ik pleit er hier overigens niet voor om het nationaal heksenmonument daarom in Maastricht te doen plaatsen. Maastricht heeft weliswaar tussen de vijftiende en de zeventiende eeuw tientallen doodvonnissen uitgesproken tegen 'heksen' en tooverssen, maar als symbool voor de gevolgen van heksenwaan en de toepassing van de pijnbank als middel tot 'waarheidsvinding' heeft mijns inziens Roermond de beste papieren. Temeer daar de plaatsen van terechtstelling in Maastricht ook niet meer zichtbaar zijn. Ze zijn verdwenen onder nieuwbouw: in Wyck ' 't Siecken' (nu AH in Scharn) en in Maastricht de Dousberg (nu bungalowpark). De enkeling die op het Vrijthof het leven liet, telt niet mee als zuiver toverijproces: daarin speelden andere misdaden in mee.
Literatuur:
* Marijke Gijswijt-Hofstra en Willem Frijhof, Nederland betoverd. Toverij en hekserij van de veertiende tot in de twintigste eeuw. Amsterdam (De Bataafse Leeuw), 1987. Bevat een lijst van toverijzaken en -processen, pp. 332-341 (feitelijk ongepagineerd). Bevat hoofdstukken gewijd aan Limburg (Roermond en Maastricht) en Brabant (Peelland).
* Gerard van de Garde en Charlotte Ruys, 'Kroniek van het "heksenjaar" 1613-1614', in: Spiegel van Roermond 22 (2024) pp. 96-135.
* G. van de Garde en E.H. Ruijs-Janssen, 'Balans van het "heksenjaar" 1613-1614', in: Spiegel van Roermond 23 (2016) pp. 108-127.
Opmerking