Paarden-Omnibus
Twee particuliere ondernemingen, de Maastrichtse Omnibus-Maatschappij (MOM) en de Onafhankelijke Omnibusdienst van stalhouder J.H.Kerbusch, verzorgden 12 jaar lang de verbinding tussen het station en het centrum van de stad.
Schertsend noemde men deze omnibus in de volkstaal: hommelebös en rommelebös.
Op 5 juli 1884 verschijnt de particuliere 'Paarden-Omnibus' voor het eerst in het stadsbeeld.
Het openbaar vervoer in de stad was een feit.
Maastricht werd verrast met de zogenaamde Omnibus van Kerrebusch.
De Maastrichtse Omnibus-Maatschappij (MOM) vertrok 's morgens om half zeven, met een met twee paarden bespannen rijtuig, vanaf de Boschstraat naar het station.
Het arriveerde daar ongeveer tien minuten voor zeven en gaf aldus aansluiting op de vertrekkende treinen van 7.00 en 7.17 uur en de aankomende treinen van 6.55 en 7.11 uur.
De dienstregeling was volledig afgestemd op de treinenloop.
Route MOM.
De Maastrichtse Omnibus-Maatschappij (MOM) reed de volgende route.
Boschstraat, Markt, Grote Gracht, Helmstraat, Vrijthof, Grote Staat, Kleine Staat, Maastrichter Brugstraat, Maasbrug (Sint Servaasbrug; Aw Brögk), Wycker Brugstraat, Stationsstraat, Rijksweg en oprijlaan naar het Centraal Station, een traject van bijna twee kilometer.
Kerbusch bereed met één wagen de route Brusselsestraat, Vrijthof, St. Jacobsstraat, Witmakersstraat, Cortenstraat, Onze Lieve Vrouweplein, Wolfstraat, Maastrichter Brugstraat enz. naar het station.
De MOM had vier wagens en acht paarden, Kerbusch één wagen en twee paarden.
In 1888 stonden de Omnibussen en de paarden van de MOM gestald in de remise op de Boschstaat.
Veertien maal per dag werd de route Boschstaat-Station vice versa afgelegd, tussen 's morgens zes en 's avonds tien uur.
Dagelijks maakten gemiddeld 170 reizigers gebruik van de Omnibus, hetgeen per rit een bezetting van zes personen betekende.
De Omnibus deed haar naam 'Voor Allen' geen eer aan, want lang niet alle reizigers maakten er gebruik van en dat feit werd in de nadagen van de Omnibus, toen deze haar hand moest ophouden bij de gemeente breed uitgemeten.
De rit met een Omnibus maakte je trouwens niet voor je plezier, het was een herrie van jewelste.
De hoeven van de paarden kletterden op de keien en de Omnibus werd dan ook 'de rammelkast' genoemd.
Bovendien was er geen behoorlijke vering aanwezig zodat de reizigers flink door elkaar werden geschud.
Eén voordeel had dat geraas: van aanrijdingen met dodelijke afloop is in die twaalf jaar geen sprake geweest.
Wel kwamen er regelmatig botsingen voor met alle mogelijke obstakels, bijvoorbeeld bij te kort genomen bochten.
Voor zover bekend, dreigde het slechts eenmaal echt fout te gaan.
In 1885 botste een Omnibus tegen de trein, op de toen nog bestaande overweg in het verlengde van de Stationstraat, die een onderdeel was van de rijksweg naar het noorden.
De Maastrichtse Omnibus-Maatschappij heeft slechts over de jaren 1884 en 1885 aan haar aandeelhouders divident kunnen uitkeren, vervolgens enige jaren quitte gespeeld en in de jaren 1890-1892 een aanzienlijk verlies geleden.
De maatschappij stond er in 1893 treurig voor.
In 1893 legde de maatschappij vol vertrouwen haar lot in handen van het gemeentebestuur, opende de boeken en vroeg 800 gulden subsidie.
De maatschappij moest overigens genoegen nemen met 600 gulden, het exploitatietekort over 1892.
In 'Pak de Bus, Openbaar vervoer in Maastricht 1884-1994' van A.H. Jenniskens lezen we: De Maastrichtse Omnibus deed een poging om 600 gulden subsidie te krijgen van de Gemeente.
De zogenaamde "Onafhankelijke Omnibus onderneming" van stalhouder Kerbusch die al jaren dapper naast de Maastrichtse Omnibus had bestaan wilde natuurlijk niet achterblijven en vroeg eveneens subsidie.
Kerbusch bereed met een wagen de route Brusselsestraat, Vrijthof, St. Jacobsstraat, Witmakersstraat, Corten-straat, Onze Lieve Vrouweplein, Wolfstraat, Maastrichter Brugstraat enz. naar het Station.
Een klein rekensommetje leerde dat de "Onafhankelijke" werkte met één vierde van het materieel van de Maastrichtse, dus ontving zijn maatschappij 150 gulden.
Er bestaan trouwens twee gedichten (lied?) over de Omnibus van Kerbusch.
Eén van J.Kurris, gemaakt in 1890, zijn gedicht werd bekend als het levenslied over de zelfstandigen Omnibus vaan Kerrebusch.
Volgens een artikel in De Gazet van Limburg uit 1971 zou dit lied drie coupletten hebben, alhoewel er mensen waren die beweerden dat het er vijf moeten zijn.
Dit laatste wordt echter betwijfelt omdat couplet 4 en 5 van een sarcastisch pessimisme zijn, wat niet de geest is van de drie andere.
Het tweede gedicht van Lam Wijsen uit 1898 is een oud Maastrichts lied over de Nuyen Tram, in die tijd de trots van Maastricht.
Opmerkelijk is dat er twee verschillende teksten bestaan van hetzelfde lied.
Eén van de coupletten van dit lied gaat over het verdriet van de familie Kerbusch na de invoering van de zogenaamde gaastram.
Twee particuliere ondernemingen, de Maastrichtse Omnibus-Maatschappij (MOM) en de Onafhankelijke Omnibusdienst van stalhouder J.H.Kerbusch, verzorgden 12 jaar lang de verbinding tussen het station en het centrum van de stad.
Schertsend noemde men deze omnibus in de volkstaal: hommelebös en rommelebös.
Op 5 juli 1884 verschijnt de particuliere 'Paarden-Omnibus' voor het eerst in het stadsbeeld.
Het openbaar vervoer in de stad was een feit.
Maastricht werd verrast met de zogenaamde Omnibus van Kerrebusch.
De Maastrichtse Omnibus-Maatschappij (MOM) vertrok 's morgens om half zeven, met een met twee paarden bespannen rijtuig, vanaf de Boschstraat naar het station.
Het arriveerde daar ongeveer tien minuten voor zeven en gaf aldus aansluiting op de vertrekkende treinen van 7.00 en 7.17 uur en de aankomende treinen van 6.55 en 7.11 uur.
De dienstregeling was volledig afgestemd op de treinenloop.
Route MOM.
De Maastrichtse Omnibus-Maatschappij (MOM) reed de volgende route.
Boschstraat, Markt, Grote Gracht, Helmstraat, Vrijthof, Grote Staat, Kleine Staat, Maastrichter Brugstraat, Maasbrug (Sint Servaasbrug; Aw Brögk), Wycker Brugstraat, Stationsstraat, Rijksweg en oprijlaan naar het Centraal Station, een traject van bijna twee kilometer.
Kerbusch bereed met één wagen de route Brusselsestraat, Vrijthof, St. Jacobsstraat, Witmakersstraat, Cortenstraat, Onze Lieve Vrouweplein, Wolfstraat, Maastrichter Brugstraat enz. naar het station.
De MOM had vier wagens en acht paarden, Kerbusch één wagen en twee paarden.
In 1888 stonden de Omnibussen en de paarden van de MOM gestald in de remise op de Boschstaat.
Veertien maal per dag werd de route Boschstaat-Station vice versa afgelegd, tussen 's morgens zes en 's avonds tien uur.
Dagelijks maakten gemiddeld 170 reizigers gebruik van de Omnibus, hetgeen per rit een bezetting van zes personen betekende.
De Omnibus deed haar naam 'Voor Allen' geen eer aan, want lang niet alle reizigers maakten er gebruik van en dat feit werd in de nadagen van de Omnibus, toen deze haar hand moest ophouden bij de gemeente breed uitgemeten.
De rit met een Omnibus maakte je trouwens niet voor je plezier, het was een herrie van jewelste.
De hoeven van de paarden kletterden op de keien en de Omnibus werd dan ook 'de rammelkast' genoemd.
Bovendien was er geen behoorlijke vering aanwezig zodat de reizigers flink door elkaar werden geschud.
Eén voordeel had dat geraas: van aanrijdingen met dodelijke afloop is in die twaalf jaar geen sprake geweest.
Wel kwamen er regelmatig botsingen voor met alle mogelijke obstakels, bijvoorbeeld bij te kort genomen bochten.
Voor zover bekend, dreigde het slechts eenmaal echt fout te gaan.
In 1885 botste een Omnibus tegen de trein, op de toen nog bestaande overweg in het verlengde van de Stationstraat, die een onderdeel was van de rijksweg naar het noorden.
De Maastrichtse Omnibus-Maatschappij heeft slechts over de jaren 1884 en 1885 aan haar aandeelhouders divident kunnen uitkeren, vervolgens enige jaren quitte gespeeld en in de jaren 1890-1892 een aanzienlijk verlies geleden.
De maatschappij stond er in 1893 treurig voor.
In 1893 legde de maatschappij vol vertrouwen haar lot in handen van het gemeentebestuur, opende de boeken en vroeg 800 gulden subsidie.
De maatschappij moest overigens genoegen nemen met 600 gulden, het exploitatietekort over 1892.
In 'Pak de Bus, Openbaar vervoer in Maastricht 1884-1994' van A.H. Jenniskens lezen we: De Maastrichtse Omnibus deed een poging om 600 gulden subsidie te krijgen van de Gemeente.
De zogenaamde "Onafhankelijke Omnibus onderneming" van stalhouder Kerbusch die al jaren dapper naast de Maastrichtse Omnibus had bestaan wilde natuurlijk niet achterblijven en vroeg eveneens subsidie.
Kerbusch bereed met een wagen de route Brusselsestraat, Vrijthof, St. Jacobsstraat, Witmakersstraat, Corten-straat, Onze Lieve Vrouweplein, Wolfstraat, Maastrichter Brugstraat enz. naar het Station.
Een klein rekensommetje leerde dat de "Onafhankelijke" werkte met één vierde van het materieel van de Maastrichtse, dus ontving zijn maatschappij 150 gulden.
Er bestaan trouwens twee gedichten (lied?) over de Omnibus van Kerbusch.
Eén van J.Kurris, gemaakt in 1890, zijn gedicht werd bekend als het levenslied over de zelfstandigen Omnibus vaan Kerrebusch.
Volgens een artikel in De Gazet van Limburg uit 1971 zou dit lied drie coupletten hebben, alhoewel er mensen waren die beweerden dat het er vijf moeten zijn.
Dit laatste wordt echter betwijfelt omdat couplet 4 en 5 van een sarcastisch pessimisme zijn, wat niet de geest is van de drie andere.
Het tweede gedicht van Lam Wijsen uit 1898 is een oud Maastrichts lied over de Nuyen Tram, in die tijd de trots van Maastricht.
Opmerkelijk is dat er twee verschillende teksten bestaan van hetzelfde lied.
Eén van de coupletten van dit lied gaat over het verdriet van de familie Kerbusch na de invoering van de zogenaamde gaastram.
Opmerking