Bij het verslag over onze excursie bij Sappi (zie hier) kwam deze foto al even ter sprake:
Deze foto van een muur van het klooster Nieuwe Biesen in het fabriekscomplex van Sappi wekte mijn interesse in de geschiedenis van dit deel van Maastricht en met name de transformatie van klooster naar fabrieksterrein.
De foto is te vinden in het boek Nieuwen Biesen in Alden Biesen. 5 eeuwen Duitse Orde in Maastricht, een bundel met bijdragen van verschillende auteurs, in 1989 verschenen ter gelegenheid van een tentoonstelling in de Landcommanderij Alden Biesen in Bilzen (B.). In een bijdrage van Rolf Hackeng ('Het einde van Nieuwen Biesen en de verkoop van het terrein', pp.85-99) komt de periode aan bod na de gedeeltelijke verwoesting van de commanderij door de Franse belegeraars. De bevindingen van Hackeng zijn in verkorte vorm overgenomen in het Silhouetje #30 (Nieuwe Biesen/KNP) en het rapport van de Stichting WIAM (Koninklijke Nederlandse Papierfabriek Maastricht), alle verschenen in 1989, maar in alle gevallen is de informatie nogal onoverzichtelijk (vond ik). Daarom, om te beginnen, een saai maar o zo handig jaartallenoverzicht, vanaf de komst van de Fransen tot de opheffing van de vesting (met dank aan Hackeng):
De expansie van de fabriek gaat daarna in sneltreinvaart door, maar ik beperk me hier tot de beginjaren van de papierfabriek, de periode van functieverandering van het gebied, en de centrale vraag: hoe kon een machtige ridderorde met zo'n lange en roemruchte geschiedenis in Maastricht zo snel ten onder gaan en zo weinig sporen achterlaten?
Dat de commanderij van de Duitse Orde een bijzondere positie innam onder de Maastrichtse kloosters is wel duidelijk. Niet alleen door zijn geïsoleerde ligging in het noordelijk puntje van de stad, ook door het feit dat alleen adellijken werden toegelaten en dat de orde over belangrijke bezittingen en privileges beschikte. Ook het feitelijk fungeren als landcommanderij in het Maas-Rijngebied gaf de Maastrichtse vestiging van de Duitse Orde een bijzondere status. Het is dan ook niet verwonderlijk dat keizer Maximiliaan van Oostenrijk hier in 1494 logeerde (terwijl zijn zoon Philips de Schone onderdak vond bij de proost van Sint-Servaas) en dat ook de prinsbisschop van Luik regelmatig bij de heren van de Duitse Orde verbleef.
De hoge status vertaalde zich ook in een indrukwekkende architectuur van met name het commanderijgedeelte, met een rijke inrichting met wandtapijten en talrijke staatsieportretten van landcommandeurs, grootmeesters, keurvorsten (en zelfs twee Romeinse keizers, volgens een inboedellijst uit 1749).
Biesencomplex gezien vanuit het noorden. Romeyn de Hooghe, ca 1700
Kopie Parijse Maquette (±1750). Links: kerk en kloostergebouwen. Rechts: residentie landcommandeur
Het is de vraag of er bij de komst van de Fransen in 1794 nog veel over was van die glorie. Bij de vorige Franse belegering, die van 1748, was het klooster ook al zwaar beschadigd en het is niet duidelijk of het daarna nog in oude luister is herrezen. De gevonden muur bij Sappi dateert uit het midden van de 18e eeuw en dat suggereert dat in elk geval dit deel van de commanderij werd herbouwd. Bij de reisverslaggever Bachiene lezen we echter dat in 1779 een groot deel van de gebouwen leegstond. Hackeng vermeldt dat de landcommandeur en de weinige kloosterlingen al vóór de fatale beschietingen van november/december 1794 de stad hadden verlaten. Daarbij zou een deel van de inboedel zijn meegenomen.
Wat opvalt bij de daaropvolgende gebeurtenissen zijn de veelvuldige eigendomswisselingen van de diverse percelen. Volgens Hackeng behoorden de oorspronkelijke kopers - Van Gulpen, Bonhomme en De Ceuleneer - tot de Fransgezinde burgerij, die sterk profiteerden van de verkoop van kerkelijke goederen.
De ruïnes van de kloosterkerk werden in 1824, bij de aanleg van het Bassin en het sluisje naar de Maas, definitief opgeruimd. Of er ten tijde van de eerste grondaankopen van de papierfabriek in 1850, behalve de genoemde kloostermuur, verder nog iets overeind stond op de aangekochte percelen, weten we niet. Hackeng besluit zijn verhaal met: "Vragen zijn er genoeg en er zullen nog heel wat restanten van de commanderij ondergronds en misschien ook nog wel bovengronds op hun ontdekker wachten. Eén archeoloog met ruime bevoegdheden en mogelijkheden kan in sommige gevallen meer vragen beantwoorden dan tien historici kunnen stellen."
Noordwestelijk stadsdeel. Rechts: papierfabriek en Biesenbastion. Philippus van Gulpen, ±1853
Deze foto van een muur van het klooster Nieuwe Biesen in het fabriekscomplex van Sappi wekte mijn interesse in de geschiedenis van dit deel van Maastricht en met name de transformatie van klooster naar fabrieksterrein.
De foto is te vinden in het boek Nieuwen Biesen in Alden Biesen. 5 eeuwen Duitse Orde in Maastricht, een bundel met bijdragen van verschillende auteurs, in 1989 verschenen ter gelegenheid van een tentoonstelling in de Landcommanderij Alden Biesen in Bilzen (B.). In een bijdrage van Rolf Hackeng ('Het einde van Nieuwen Biesen en de verkoop van het terrein', pp.85-99) komt de periode aan bod na de gedeeltelijke verwoesting van de commanderij door de Franse belegeraars. De bevindingen van Hackeng zijn in verkorte vorm overgenomen in het Silhouetje #30 (Nieuwe Biesen/KNP) en het rapport van de Stichting WIAM (Koninklijke Nederlandse Papierfabriek Maastricht), alle verschenen in 1989, maar in alle gevallen is de informatie nogal onoverzichtelijk (vond ik). Daarom, om te beginnen, een saai maar o zo handig jaartallenoverzicht, vanaf de komst van de Fransen tot de opheffing van de vesting (met dank aan Hackeng):
- 1793/1794 beschieting Nieuwe Biesencomplex door Fransen. Al vóór de overgave van de stad blijkt het klooster verlaten
- 1795 opheffing Duitse Orde. Inbeslagname Biesenterrein door Franse overheid. Verkoop roerende goederen
- 1797 verkoop perceel Biesenboomgaard aan Catharina Dekkers voor 20.000 livres
- 1800 rest Biesenterrein (11.255m2) bij opbod verkocht aan notaris J Th van Gulpen (ook namens paardenpostmeester N Bonhomme en tabaksfabrikant P F de Ceuleneer) voor 1750 frank; ieder kocht 1/3 deel
- 1801 Van Gulpen verkoopt de helft van zijn perceel (later sectie A3) aan kapitein G C de Schwartz. De Ceuleneer verkoopt diezelfde dag deel perceel (ruïne residentie landcommandeur, secretarie, rentmeesterskwartier en stallen) aan Jean Bosch (later sectie A1) en leerlooier Lucas Nijpels (sectie A2)
- 1812 Nijpels verkoopt het door Matthias Soiron als ommuurde Engelse tuin ingerichte perceel A2 (inclusief een niet nader omschreven bouwwerk) aan cabaretier/herbergier Pieter Dartre. W Visscher is op dat moment eigenaar van A3
- 1824 aanleg Bassin, kaden en sluis richting Maas dwars door onteigende percelen Van Gulpen en Bonhomme
- 1827 bouw Affuitenloods op voormalige Biesenboomgaard (rijksgrond)
- 1829 het perceel van Bosch (A1) is in handen van zijn zoon, brouwer N A Bosch
- 1833 Dartre verkoopt de tuin (A2) aan rentenier J L van Meerbeke. De weduwe Bonhomme bezit nog steeds een deel (sectie A5) van het perceel Bonhomme met daarop een huis aan de Biesenwal. Het huis ernaast (A4) is rijkseigendom
- 1840 W Visscher verkoopt perceel A3 aan aannemer Pierre Stevens
- 1845 oprichting monument Des Tombe op Biesenbastion
- 1850 oprichting papierfabriek Lhoest, Weustenraedt & Cie. Aankoop perceel A1 van N A Bosch voor 3000 gulden
- 1851 aankoop van perceel A2 door Lhoest, Weustenraedt & Cie van de erven Meerbeke voor 2800 gulden. Bouw eerste papierfabriek op A1 en A2
- 1858 Stevens verkoopt perceel A3 (inclusief paardenstal en 2 schuren) voor 15000 gulden
- 1859 bouw hoogbouw/'lommelefebrik' (oost-westvleugel hoge witte pand). Aankoop stukje rijksgrond nabij sluis
- 1861 bouw lompenmagazijn (noord-zuidvleugel witte pand).
- 1868 aankoop 2ha rijksgrond buiten de in 1867 opgeheven vesting
De expansie van de fabriek gaat daarna in sneltreinvaart door, maar ik beperk me hier tot de beginjaren van de papierfabriek, de periode van functieverandering van het gebied, en de centrale vraag: hoe kon een machtige ridderorde met zo'n lange en roemruchte geschiedenis in Maastricht zo snel ten onder gaan en zo weinig sporen achterlaten?
Dat de commanderij van de Duitse Orde een bijzondere positie innam onder de Maastrichtse kloosters is wel duidelijk. Niet alleen door zijn geïsoleerde ligging in het noordelijk puntje van de stad, ook door het feit dat alleen adellijken werden toegelaten en dat de orde over belangrijke bezittingen en privileges beschikte. Ook het feitelijk fungeren als landcommanderij in het Maas-Rijngebied gaf de Maastrichtse vestiging van de Duitse Orde een bijzondere status. Het is dan ook niet verwonderlijk dat keizer Maximiliaan van Oostenrijk hier in 1494 logeerde (terwijl zijn zoon Philips de Schone onderdak vond bij de proost van Sint-Servaas) en dat ook de prinsbisschop van Luik regelmatig bij de heren van de Duitse Orde verbleef.
De hoge status vertaalde zich ook in een indrukwekkende architectuur van met name het commanderijgedeelte, met een rijke inrichting met wandtapijten en talrijke staatsieportretten van landcommandeurs, grootmeesters, keurvorsten (en zelfs twee Romeinse keizers, volgens een inboedellijst uit 1749).
Biesencomplex gezien vanuit het noorden. Romeyn de Hooghe, ca 1700
Kopie Parijse Maquette (±1750). Links: kerk en kloostergebouwen. Rechts: residentie landcommandeur
Het is de vraag of er bij de komst van de Fransen in 1794 nog veel over was van die glorie. Bij de vorige Franse belegering, die van 1748, was het klooster ook al zwaar beschadigd en het is niet duidelijk of het daarna nog in oude luister is herrezen. De gevonden muur bij Sappi dateert uit het midden van de 18e eeuw en dat suggereert dat in elk geval dit deel van de commanderij werd herbouwd. Bij de reisverslaggever Bachiene lezen we echter dat in 1779 een groot deel van de gebouwen leegstond. Hackeng vermeldt dat de landcommandeur en de weinige kloosterlingen al vóór de fatale beschietingen van november/december 1794 de stad hadden verlaten. Daarbij zou een deel van de inboedel zijn meegenomen.
Wat opvalt bij de daaropvolgende gebeurtenissen zijn de veelvuldige eigendomswisselingen van de diverse percelen. Volgens Hackeng behoorden de oorspronkelijke kopers - Van Gulpen, Bonhomme en De Ceuleneer - tot de Fransgezinde burgerij, die sterk profiteerden van de verkoop van kerkelijke goederen.
De ruïnes van de kloosterkerk werden in 1824, bij de aanleg van het Bassin en het sluisje naar de Maas, definitief opgeruimd. Of er ten tijde van de eerste grondaankopen van de papierfabriek in 1850, behalve de genoemde kloostermuur, verder nog iets overeind stond op de aangekochte percelen, weten we niet. Hackeng besluit zijn verhaal met: "Vragen zijn er genoeg en er zullen nog heel wat restanten van de commanderij ondergronds en misschien ook nog wel bovengronds op hun ontdekker wachten. Eén archeoloog met ruime bevoegdheden en mogelijkheden kan in sommige gevallen meer vragen beantwoorden dan tien historici kunnen stellen."
Noordwestelijk stadsdeel. Rechts: papierfabriek en Biesenbastion. Philippus van Gulpen, ±1853
Opmerking