Oorspronkelijk geplaatst door Toller
Bekijk bericht
In Maastricht is het lager onderwijs net als op de meeste andere plaatsen vanaf de middeleeuwen in handen geweest van kloosterorden of particulieren. Na de Franse Tijd waren die kloosterorden verdwenen en dreven nog slechts particulieren huiskamerschooltjes waar zij wat lezen en rekenen, en soms ook nog schrijven onderrichtten. Iedereen kon een schooltje beginnen, er waren aanvankelijk geen bijzondere intellectuele vereisten voor nodig. Wel hielden meesters en meesteressen een vinger aan de pols met betrekking tot concurrenten die zich wilden vestigen.
Naast deze particuliere schooltjes was er in de negentiende eeuw een gemeentelijke lagere school in de Augustijnenkerk. Deze heeft vaak een slechte reputatie gehad (slechte voorzieningen, te klein, te grote klassen, onderwijs onder de maat), maar was wel 'openbaar'. Dit tot verdriet van het gemeentebestuur dat immers de kosten van dit onderwijs voor zijn rekening moest nemen.
Met de komst van de onderwijscongregaties - 1837 zusters Onder de Bogen, 1840 broeders van Maastricht en na hen nog een aantal andere - kwam er langzaam een kentering. Omdat er omstreeks die tijd staatsexamens werden ingesteld voor potentiële onderwijzers, schoot het niveau van het onderwijs omhoog, terwijl het godsdienstonderwijs van de religieuzen normen en waarden terugbracht in de geseculariseerde maatschappij van na de Franse Tijd. De plaatselijke bevolking die bijna homogeen katholiek was, verkoos het bijzonder onderwijs boven het openbare, mede vanwege dat godsdienstonderwijs. Maar ook bij gebrek aan een andere keuze, want ondanks de steeds maar aanwassende bevolking zag de gemeente geen redenen de bestaande Augustijnenschool te verbeteren, of nieuwe openbare lagere scholen te openen. Zij liet dat vanuit een liberale politiek en chronisch geldgebrek bewust over aan de religieuze congregaties.
Er is dus in de jaren 1930 geen 'teloorgang' van het openbaar ten gunste van het bijzonder onderwijs. Wel wordt na de eeuwwisseling de liberale gemeentepolitiek losgelaten en probeert de gemeente het aantal openbare scholen uit te breiden. De eerste openbare lagere school aan de Wyckse kant wordt eerst in 1922 geopend. De openbare lagere meisjesschool aan de Lenculenstraat (voor de beter gesitueerde arbeiders?), de openbare lagere school aan de Spilstraat (definitief opgeheven in 1935) en de openbare lagere jongensschool aan de Herbenusstraat (definitief opgeheven in 1937) zijn er eveneens voorbeelden van.
De reputatie van de bijzondere scholen was echter zo groot, dat de gemeente met haar openbare scholen weinig succes boekte. Daarnaast werd van socialistische zijde geklaagd dat de bijzondere (katholieke) scholen met hulp van de parochiegeestelijkheid kinderen 'wegpraatten' van de openbare scholen. In hoeverre dit een terecht verwijt is, zou ik momenteel niet kunnen zeggen. Toller verwijst inzake de gemeentelijke propagandisten naar deze ingezonden brief.
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een omgekeerde tendens: de bijzondere L.O.-scholen verloren toen onder invloed van de ontkerkelijking en de vergrijzing van de congregaties terrein aan de gemeentelijke, openbare scholen. Oorspronkelijk katholieke scholen lieten soms zelfs dat predicaat vallen, of fuseerden met neutrale scholen.
Leave a comment: