Aankondiging

Sluiten
No announcement yet.

Slechts enkele uren gehuwd.

Sluiten
X
 
  • Filter
  • Tijd
  • Tonen
Clear All
nieuwe berichten

  • Slechts enkele uren gehuwd.

    In het begrafenisboek van St. Mathias is het volgende te lezen (omgeschreven naar leesbaar Nederlands):

    9 november 1775 is gratis begraven Franciscus Marrijong die overleden was in het verbeterhuis in de St. Anthonius straat. De meester uit het gekkenhuis wist niet te vertellen hoe de vrouw heeft geheten van Franciscus Marrijong. Wel vertelde hij dat men hem verteld had dat Franciscus een, twee of drie uren getrouwd is geweest. Toen kwam zijn vrouw te overlijden op het bruiloft feest.

  • #2
    Oorspronkelijk geplaatst door Breur Bekijk bericht
    De meester uit het gekkenhuis wist niet te vertellen hoe de vrouw heeft geheten van Franciscus Marrijong.
    Bij de Franse telling van 1796 troffen de controleurs in de woning van G. Gulikers op de St. Antoniusstraat, nummer 33, drie "imbicile" (krankzinnige) vrouwen aan. Zou dit hetzelfde pand kunnen zijn?
    Gulikers woonde vanaf 1772 in Maastricht en was distillateur van beroep en gehuwd met A. Bastiaens
    Kompleminte

    Toller

    Opmerking


    • #3
      prille weduwe door bominslag 27-11-1941

      Uit het boek Maastricht, oorlogsgedenktekens
      Kiek ins nao bove !
      http://www.maastrichtsegevelstenen.nl

      Opmerking


      • #4
        Daar moest ik ook aan denken Jef.

        Opmerking


        • #5
          Zuster bruidegom overleden.

          De Maasgouw; Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde jrg 17, 1895 (11/12/13/14), no 22, 30-11-1895:

          op 7 januari 1688 werd in de parochiale kerk van S. Maarten te Wyck-Maastricht het huwelijk voltrokken tussen Jan de Winckel, ridder en algemeen ontvanger van de koning te Navagne en Maria Ida de Charneux. Getuigen bij dit huwelijk waren: Dionysius de Charneux, de vader van de bruid, Thomas de Fays, rechtsgeleerde, Tilman de Winckel griffier van den Hoge Raad van Gelder, broeder van de echtgenoot en nobilis Willem de Bonhomme met zijn echtgenote Margareta Le Zaak. Na de huwelijksplechtigheden werd op passende en vrolijke wijze tot in de avond feest gevierd.

          Een der feestvierenden, Elisabeth de Winckel weduwe van ... Province en zuster van de bruidegom werd om middernacht door een beroerte overvallen waaraan zij spoedig bezweek. Dit feit verwekte opzien en verbazing, en staat in volgend jaarschrift in het Register van de geboorten en huwelijken van bovengemelde kerk vermeld:

          eXtreMI gaVDII
          fVnestVs LVCtVs (1688 )

          De bruiloft was gevierd in het huis van Guillaume Bonhomme voornoemd, eigenaar van de glasfabriek te Wyck. Deze was een grote weldoener van zijn parochiekerk waarvoor hij in de maand juni 1688 op eigen kosten een nieuwe sacristie met nieuwe kasten liet bouwen. Hij was voorzitter van het oude bekende broederschap van de H. Anna en werd 1 maart benoemd tot kerkmeester. Hij heeft ook nieuwe gebrande vensters aan de kerk gegeven.
          Jan van Winckel, ridder en weduwenaar van Maria Isabella De Sarolea († 1688 ) was raad en rekenmeester van de koning van Spanje en ontvanger te Navagne. Hij maakte op 5 april 1699 te Maastricht zijn testament (Zie: De Maasgouw; Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde jrg 9, 1887 (6), no 46, 01-10-1887).

          Opmerking


          • #6
            Krankzinnigenzorg vóór de negentiende eeuw

            Oorspronkelijk geplaatst door Toller Bekijk bericht
            Bij de Franse telling van 1796 troffen de controleurs in de woning van G. Gulikers op de St. Antoniusstraat, nummer 33, drie "imbicile" (krankzinnige) vrouwen aan. Zou dit hetzelfde pand kunnen zijn?
            Mogelijk, maar ik denk van niet. Het gesticht in de Sint Antoniusstraat is ten offer gevallen aan de beschieting van het antonietenklooster tijdens het beleg van 1794. Het pand werd getroffen door een bom en brandde geheel uit. Vier verpleegden kwamen om. De resterende patiënten werden tijdelijk ondergebracht in het Dinghuis (1794 en/of 1796) en vanaf 1797 in het leegstaande grauwzustersklooster, een particuliere onderneming van ene J. Diddens. Het is mogelijk dat Gulikers na het bombardement een aantal vrouwen in huis heeft genomen, of dat het familieleden van hem waren. Als hij zich ontfermde over vreemden, kan uit menslievendheid zijn geweest, maar het was tevens een vorm van inkomen. Er moest immers ofwel door de familie, ofwel door de magistraat een vergoeding voor worden betaald.

            Literatuur
            P.J.H. Ubachs en I.M.H. Evers, Historische Encyclopedie Maastricht, Zutphen 2005, zie trefwoord 'krankzinnigengesticht'.
            Last edited by Ingrid M.H.Evers; 3 augustus 2015, 01:36.

            Opmerking


            • #7
              Oorspronkelijk geplaatst door Toller Bekijk bericht
              Bij de Franse telling van 1796 troffen de controleurs in de woning van G. Gulikers op de St. Antoniusstraat, nummer 33, drie "imbicile" (krankzinnige) vrouwen aan. Zou dit hetzelfde pand kunnen zijn?
              Gulikers woonde vanaf 1772 in Maastricht en was distillateur van beroep en gehuwd met A. Bastiaens
              Vanaf omtrent 1790 spreekt men niet meer van verbeterhuis/gekkenhuis maar van Sinneloos huijs. Helaas zonder verdere locatie-aanduiding.

              Opmerking


              • #8
                Zover mijn beperkte kennis iets afweet van dit onderwerp waren in de Noordelijke Nederlanden de “Verbeeterhuijsen” een aangelegenheid van de stedelijke overheid. Mensen die door “sinneloosheijt en kranksinnigheijt werd besogt” konden door de schout en schepenen worden geplaatst in het “verbeeterhuijs” tot beterschap werd aangetoond. Dit is een ruim begrip. Begeleiding zoals heden-ten-dage bestond niet. Het hoofd was een “meester”, die rapporteerde aan de schout en schepenen.
                Hoe het hier in Maastricht geregeld was weet ik niet, maar het was of een kerkelijke of stedelijke aangelegenheid.

                De verzorging in de “verbeeterhuijsen” waren voor die tijd voldoende om volgens mij niet direct te sterven. Alles was afhankelijk van het geld dat betaald werd door degene die de patiënt liet opnemen.

                inbesteed om in het gemelte gasthuis als ordinaar commensaal onderhouden te worden in eeten en drinken, havenis en gemak te doen zo in ziekte als gezondheid, onder conditie dat zij zal hebben haar deken voor haar bed, twee huisbakke broodjes, te zamen van drie pond, een half pond boter en een half pond kaas s´weeks en ordinaar bier, mits dat zij zal moeten worden ingebragt met bed, bulster en zijn toebehooren, en tot de inbesteeder lasten moeten onderhouden worden in reeding en kleding, zo van linnen als wolle tot haar lijf en bedde behoorende, waarvoor de meesteren en regenten voorn: genieten zullen de somme van vierenveertig stuivers ter week en zal telkens een vierendeel jaars bij anticipatie moeten worden voldaan"
                Bron: genealogie van Jan (Johannes) Verhagen (1697 – 1776)
                Kompleminte

                Toller

                Opmerking


                • #9
                  Opname in krankzinnigengesticht vóór de negentiende eeuw

                  Oorspronkelijk geplaatst door Ingrid M.H. Evers Bekijk bericht
                  [Voor verzorging in het zinnelozenhuis moest] ofwel door de familie, ofwel door de magistraat een vergoeding voor worden betaald.
                  Voor de negentiende eeuw had Maastricht geen stedelijk ('gemeentelijk') zinnelozenhuis; dat kwam er pas in 1847 en was verbonden aan ziekenhuis Calvariënberg.

                  De opvang werd gegeven door een particulier die daarvoor toestemming had gekregen van de magistraat, of door religieuzen. Beide categorieën bedongen hiervoor een vergoeding. Voor de verzorging in dergelijke huizen moest (net als bij detentie van gevangenen) altijd worden betaald. De magistraat betaalde alleen voor armen, voor min- en onvermogenden. Wie in beteren doen was, was afhankelijk van zijn eigen inkomsten, of die van zijn familie.

                  In Maastricht hebben de Cellenbroeders (Cellebroedersgang) en de Faliezusters (aan de latere Begijnenstraat) onder meer in hun onderhoud voorzien door de verzorging van krankzinnigen of diegenen die daarvoor doorgingen. Een aparte categorie patiënten vormden diegenen die tijdelijk werden 'opgeborgen' in een zinnelozen- of verbeterhuis, zoals bandeloze en onhandelbare zonen. Ook parochiegeestelijken die zich aan wangedrag hadden schuldig gemaakt, werden soms opgesloten in een dergelijke tehuis.

                  Voor de cellenbroeders heb ik enige concrete gegevens bij de hand over krankzinnigenzorg. Ik citeer/parafraseer dr. P.J.H. Ubachs (in blauw):

                  "In 1618 mocht de 'kercker ofte gevangenisse' bij de cellebroeders op stadskosten worden gerepareerd, mits zij daarin slechts iemand opsloten nadat zij er toestemming voor hadden gekregen van de magistraat. [Let op: Het gaat hier niet om een gevangenis voor gedetineerden; die werden in de stadsgevangenis ondergebracht, (Lanskroon/Liebaert of Dinghuis). IMHE].

                  * De verpleging van minder draagkrachtige zieken geschiedde op kosten van de stad, zoals blijkt uit de correspondentie van de pater-overste. In 1642 werd een [onbekend] tarief vastgesteld. Begin achttiende eeuw bedroeg dat 250 gulden per jaar, maar er waren ook bijzondere afspraken die van geval tot geval verschilden:

                  - een zinneloze uit Weert bij Maastricht, opgesloten bij de cellenbroeders, kost de stad twaalf gulden (onbekend is, hoelang de opname duurde);
                  - voor het onderhoud van een onnozele gedurende veertig dagen brengen de broeders drie rijksdaalders in rekening;
                  - in 1655 wordt een 'simpel' weeskind ondergebracht bij de broeders; de pater bedingt voor elk jaar van verpleging 180 gulden;
                  - in 1755 beschildert Coclers het plafond van de raadkamer in het stadhuis voor de som van 1600 gulden en de belofte van de magistraat om zijn broer op stadskosten onder te brengen bij de cellenbroeders. Het raadsbesluit vermeldt helaas niet of deze broer zinneloos was, of slechts bandeloos.
                  Tussen 1647 en 1745 werden slechts negentien gevallen geteld van opname bij de cellenbroeders. Het gaat hier om min- en onvermogenden waarop de verpleegkosten niet konden worden verhaald. Degenen die zelf of door hun familie hun onderhoud konden bekostigen, bleven buiten de raadsbesluiten."

                  Literatuur
                  P.J.H. Ubachs, De Maastrichtse cellebroeders, met een beschrijving van hun kapel door br. Sigismund Tagage, Maastricht (De Beyart) 1977, 2e druk, 49-52.

                  Voor meer informatie over het onderwerp verwijs ik naar: J.H.A.E.Cornips, Bijdrage tot de geschiedenis van de krankzinnigenzorg te Maastricht, Maastricht 1952.
                  Last edited by Ingrid M.H.Evers; 3 augustus 2015, 01:35.

                  Opmerking


                  • #10
                    Ik las in de HEM dat het Dinghuis rond de eeuwwisseling tussen 1794 en 1800 in gebruik was als voorlopig onderkomen voor krankzinnigen. De volkstelling van 1802 spreek niet over het Dinghuis als opvang van deze krankzinnigen. Kan iemand mij vertellen of het Dinghuis een opvangcentrum was voor deze krankzinnigen. Waar werden deze mensen na 1794 "definitief" ondergebracht?
                    Kompleminte

                    Toller

                    Opmerking


                    • #11
                      Oorspronkelijk geplaatst door Toller Bekijk bericht
                      Kan iemand mij vertellen of het Dinghuis een opvangcentrum was voor deze krankzinnigen. Waar werden deze mensen na 1794 "definitief" ondergebracht?
                      De zorg voor krankzinnigen eind achttiende, begin negentiende eeuw
                      Hierover is in posting #6 al iets verteld. In 1794 brandde tijdens een Frans bombardement een huis in de St.-Antoniusstraat af, waarin een particulier met toestemming van de stad een aantal krankzinnigen verpleegde. Vier van hen kwamen om, de overigen gingen voor tijdelijke opvang naar het Dinghuis. Dat heeft niet langer geduurd dan tot 1797, toen zij naar het leegstaande grauwzustersklooster verhuisden. In 1847 verhuisden de patiënten naar het nieuwe krankzinnigengesticht op het terrein van Calvariënberg. De cellenbroeders hebben begin negentiende eeuw ook nog zinnelozen gehuisvest, maar niet later dan 1821.

                      Literatuur
                      Ubachs/Evers, Historische Encyclopedie Maastricht [HEM], Zutphen 2005, lemma's: cellenbroeders, grauwzusters, krankzinnigengesticht. Lees ook eens de daar genoemde literatuur: niet elk detail kon worden geplaatst in de HEM.
                      Last edited by Ingrid M.H.Evers; 4 augustus 2015, 10:52. Reden: correctie

                      Opmerking


                      • #12
                        Wat is eigenlijk de functie van het Dinghuis tijdens de Franse tijd (1794 tot 1813) ? Volgens mij is er nog geen draadje over het "Dinghuis".

                        Opmerking


                        • #13
                          In het boekje Maastrichts Silhouet, nummer 21: Het Dinghuis, geschreven door W.A.A. Mes en uitgegeven in 1986 door Stichting Historische Reeks Maastricht wordt op pagina 31 geschreven:

                          "Gedurende de jaren 1794-1814, tijdens de Franse bezetting, deed het gebouw voornamelijk dienst als arrestantenlokaal. In 1794 was het voor korte tijd in gebruik als zinnelozenhuis, omdat het gebouw in de St. Teunisstraat was afgebrand." Kennelijk werd kort na de herbouw van het pand aan de St. Teunisstraat, de enkele zinnenlozen teruggebracht. Het nu vrijgekomen Dinghuis werd arrestantenlokaal. Het jaartal 1897 genoemd in posting 11 zal wel een typefout zijn en moet gelezen worden als 1797.

                          Het Dinghuis stond aan de Joode straat 24, later nummer 433 en na 1880 nummer 17. In de Franse tijd noemde men het Maison de Justice en werd bewoond door:

                          Lemaitre, 35 jaar, conciërge, sinds 1800 (2 jaar) in Maastricht
                          Greeven M.A., 33 jaar, echtgenote, geboren in Maastricht

                          Het gebouw in de St. Teunisstraat betrof huisnummer 33 en stond bekend als "verbeterhuis". Vanaf 1773 werden vanuit dit "verbeterhuis" zesendertig mensen begraven. Tijdens de beschieting van de Fransen in 1794 verongelukte een imbeciel: Johan Swelsen.

                          Eigenaar was in 1802 (Franse volkstelling) G. Gulikers.

                          Bewoners in 1802:
                          G. Gulikers, 58 jaar, distillateur, sinds 1772 (30 jaar) in Maastricht
                          A. Bastiaans, 37 jaar, echtgenote, geboren in Maastricht
                          Arnold, 27 jaar, zoon, (uit 1e huwelijk) idem
                          Louis, 17 jaar, zoon, idem
                          Mathieu, 14 jaar, idem
                          Catharine Dreesens, 33 jaar, dienstmeid, sinds 1799 (3 jaar) in Maastricht
                          Het gezin Gulikers had drie kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar, die alleen als totaal werden geteld.

                          M. Catharine Pelzer, 43 jaar, imbeciel (krankzinnig) sinds 1792 (10 jaar) in Maastricht
                          Alida Weerts, 42 jaar, imbeciel (krankzinnig) sinds 1787 (15 jaar) in Maastricht
                          Frijns, weduwe, 57 jaar, imbeciel (krankzinnig) sinds 1794 (8 jaar) in Maastricht
                          Kompleminte

                          Toller

                          Opmerking

                          Bezig...
                          X