Elders op deze site kwam terloops het volgende aan de orde:
De orde van de Witte Vrouwen (ook wel Penitenten van Sint Maria Magdalena genoemd), is in Duitsland gesticht door Rudolf van Worms. De stichting werd in 1227 pauselijk goedgekeurd. De religieuzen bestonden uit 'gereclasseerde' gevallen vrouwen, die zich ontfermden over meisjes die ook uit het vak wilden en een andere levensstijl / beroep wilden aanleren.
De Maastrichtse vestiging moet omstreeks 1229 tot stand zijn gekomen. De oudst bewaarde akte dateert van 1253 en vermeldt de verkoop van een stuk grond in Wyck. De zusters moeten toen dus al enige tijd in de stad gewoond hebben. De aansluiting in 1261 bij de orde van Sint Vincent te Parijs leidde tot een geheel andere opzet. Voortaan werden als novicen slechts meisjes van onbesproken gedrag opgenomen, liefst van adel.
Verhalen over een heel hoge ouderdom van dit klooster, uit de tiende of zelfs de zevende eeuw (bisschop Angus!), missen elke bewijsgrond. Dat geldt ook voor een verblijf van Marieke van Nieumeghen aan het Vrijthof. Dat laatste is al helemaal onbestaanbaar, omdat Marieke een literaire figuur is, een 'rol' in een abel spel.
Literatuur:
Ubachs/Evers, Historische Encyclopedie Maastricht, Zutphen 2005, 586-587.
Oorspronkelijk geplaatst door Harry Veenhof
De Maastrichtse vestiging moet omstreeks 1229 tot stand zijn gekomen. De oudst bewaarde akte dateert van 1253 en vermeldt de verkoop van een stuk grond in Wyck. De zusters moeten toen dus al enige tijd in de stad gewoond hebben. De aansluiting in 1261 bij de orde van Sint Vincent te Parijs leidde tot een geheel andere opzet. Voortaan werden als novicen slechts meisjes van onbesproken gedrag opgenomen, liefst van adel.
Verhalen over een heel hoge ouderdom van dit klooster, uit de tiende of zelfs de zevende eeuw (bisschop Angus!), missen elke bewijsgrond. Dat geldt ook voor een verblijf van Marieke van Nieumeghen aan het Vrijthof. Dat laatste is al helemaal onbestaanbaar, omdat Marieke een literaire figuur is, een 'rol' in een abel spel.
Literatuur:
Ubachs/Evers, Historische Encyclopedie Maastricht, Zutphen 2005, 586-587.
Opmerking