Wat heeft de Sint Jan met ossenbloed?
Zelfs ik als nieuwkomer heb de toren van de Sint Jan nog in een andere kleur dan het markante rood van vandaag gezien. Die kleur, die met ‘ossenbloed’ wordt aangeduid, hebben we te danken aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Na de restauratiecampagne van 1981-’85 heeft de Dienst, na onderzoek, besloten de kleur ossenbloed in een synthetische versie op de toren te gebruiken. Het resultaat heeft hier en daar voor gefronste wenkbrauwen gezorgd.
Niets tegen het gebruik van dodekop als kleurstof. Dat is zo oud als de weg naar Rome. Waarschijnlijk was de kleurstof populair omdat ze niet zo snel verkleurde onder invloed van zonlicht of beter bestand was tegen weersinvloeden. Alle varianten van deze donkerwijnrode kleur ontstaan uit het gebruik van ijzeroxide, of het nu kunstmatig toegevoegd wordt of markant in een basisingrediënt aanwezig is. We zien de kleur als houtverduurzaming, als kleurtoevoeging voor metsel- en voegspecie en als conservering van zachte bouwsteen. Van deze laatste toepassing is bij de Sint Janstoren sprake, zoals de site van de Stichting Vrienden van St. Jan zelf omschrijft:
De toren werd om genoemde reden al eerder geschilderd, bijv. in de kleur geel (vroeg 18e eeuw) en wit (vroeg 19e eeuw). Binnen in de toren bevindt zich een mergelblok met inscriptie (zie foto) waarop te lezen staat dat de toren in 1774 nog geschilderd werd. Het rood op de foto lijkt me geen mergelkleur en de aanname dat ook toen de toren rood geschilderd werd en de inscriptie een kleurmonster voorstelt ligt voor de hand.
Het pigment waar het om gaat.
Ossenbloed, ossebloed, dodekop, Spaans rood of caput mortuum is een donkerrood pigment op basis van ijzeroxide (Fe2O3, colcothar), dat veel wordt toegepast op historische gebouwen en dan met name op hout. Ook klassieke ijzermenie bevat dit pigment.
Dat betekent vooral niet dat gebouwen in het verleden daadwerkelijk met het bloed van runderen werden geconserveerd.
Bonnis
Gebruik op hout is waarschijnlijk de oudste toepassing van de donkerrode kleur, vooral in het gedeelte van de Achterhoek dat tegen Duitsland aan ligt. Het is geen verf of carboleum of iets dergelijks, maar "bonnis". Dat werd gemaakt van fijngemalen moerasijzererts dat uit het veen of moeras gehaald werd (dit ijzererts is aanzienlijk jonger dan wat voor de ijzerindustrie gebruikt wordt). Het werd gemengd met de eerste melk van een koe die pas gekalfd had. Deze melk is door zijn hoge eiwitgehalte erg kleverig. Het door de bewerking ontstane bonnis was van hoge kwaliteit, het hout werd er langdurig door beschermd tegen weersinvloeden. Ook werd het binnenshuis voor balken en zelfs voor kasten gebruikt.
We moeten vaststellen dat de rode kleur van de Sint Janstoren kunstmatig is, maar intussen wel de gewenste beschermende werking heeft. Een beetje geraffineerd mengen zou de kleur kunnen verbeteren. Zolang zonlicht geen toegang krijgt tot het kleuroppervlak is de kleur misschien verantwoord. Maar zoals zo vaak is een doorleefde kleur, die aan een aantal jaren ‘weer en wind’ blootgesteld is geweest, acceptabeler voor het oudheidsbesef. Hoe vond u de schilderingen van de Sixtijnse kapel na de restauratie? Heeft u niet stiekem gedacht dat ze het beter hadden gelaten?
Zie ook de bijdrage van Sjef en vooral wat mw. Evers over de rode kleur zegt:
http://forum.mestreechonline.nl/showthread.php?t=655
Zelfs ik als nieuwkomer heb de toren van de Sint Jan nog in een andere kleur dan het markante rood van vandaag gezien. Die kleur, die met ‘ossenbloed’ wordt aangeduid, hebben we te danken aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Na de restauratiecampagne van 1981-’85 heeft de Dienst, na onderzoek, besloten de kleur ossenbloed in een synthetische versie op de toren te gebruiken. Het resultaat heeft hier en daar voor gefronste wenkbrauwen gezorgd.
Niets tegen het gebruik van dodekop als kleurstof. Dat is zo oud als de weg naar Rome. Waarschijnlijk was de kleurstof populair omdat ze niet zo snel verkleurde onder invloed van zonlicht of beter bestand was tegen weersinvloeden. Alle varianten van deze donkerwijnrode kleur ontstaan uit het gebruik van ijzeroxide, of het nu kunstmatig toegevoegd wordt of markant in een basisingrediënt aanwezig is. We zien de kleur als houtverduurzaming, als kleurtoevoeging voor metsel- en voegspecie en als conservering van zachte bouwsteen. Van deze laatste toepassing is bij de Sint Janstoren sprake, zoals de site van de Stichting Vrienden van St. Jan zelf omschrijft:
Mergel is een vrij zacht en poreus materiaal. Om het tegen weersinvloeden toch enigszins te beschermen, werd er reeds in de Middeleeuwen een verflaag op aangebracht.
De bouwheren van de kerk, de Kapittelheren van Sint Servaas, gebruikten, als een soort eigendomsmerk, voor al hun bezittingen, een rode kleur. De verf werd gemaakt van in de mergelgrotten gevonden mergeldelen welke doordrenkt waren met ijzeroer. Na maling en branden ontstond de basis van de verf, een ossenbloedkleurig poeder.
Op delen van de Sint Servaaskerk is de originele kleur nog terug te vinden.
Hoe dan ook, de kleur heeft te maken met ijzererts, hoe het ook werd toegepast. De bescherming zal niet zozeer voor het behoud van de steen zijn, maar meer voor het vullen van de porieën tegen vuil (zwart) worden.De bouwheren van de kerk, de Kapittelheren van Sint Servaas, gebruikten, als een soort eigendomsmerk, voor al hun bezittingen, een rode kleur. De verf werd gemaakt van in de mergelgrotten gevonden mergeldelen welke doordrenkt waren met ijzeroer. Na maling en branden ontstond de basis van de verf, een ossenbloedkleurig poeder.
Op delen van de Sint Servaaskerk is de originele kleur nog terug te vinden.
Het pigment waar het om gaat.
Ossenbloed, ossebloed, dodekop, Spaans rood of caput mortuum is een donkerrood pigment op basis van ijzeroxide (Fe2O3, colcothar), dat veel wordt toegepast op historische gebouwen en dan met name op hout. Ook klassieke ijzermenie bevat dit pigment.
Dat betekent vooral niet dat gebouwen in het verleden daadwerkelijk met het bloed van runderen werden geconserveerd.
Bonnis
Gebruik op hout is waarschijnlijk de oudste toepassing van de donkerrode kleur, vooral in het gedeelte van de Achterhoek dat tegen Duitsland aan ligt. Het is geen verf of carboleum of iets dergelijks, maar "bonnis". Dat werd gemaakt van fijngemalen moerasijzererts dat uit het veen of moeras gehaald werd (dit ijzererts is aanzienlijk jonger dan wat voor de ijzerindustrie gebruikt wordt). Het werd gemengd met de eerste melk van een koe die pas gekalfd had. Deze melk is door zijn hoge eiwitgehalte erg kleverig. Het door de bewerking ontstane bonnis was van hoge kwaliteit, het hout werd er langdurig door beschermd tegen weersinvloeden. Ook werd het binnenshuis voor balken en zelfs voor kasten gebruikt.
We moeten vaststellen dat de rode kleur van de Sint Janstoren kunstmatig is, maar intussen wel de gewenste beschermende werking heeft. Een beetje geraffineerd mengen zou de kleur kunnen verbeteren. Zolang zonlicht geen toegang krijgt tot het kleuroppervlak is de kleur misschien verantwoord. Maar zoals zo vaak is een doorleefde kleur, die aan een aantal jaren ‘weer en wind’ blootgesteld is geweest, acceptabeler voor het oudheidsbesef. Hoe vond u de schilderingen van de Sixtijnse kapel na de restauratie? Heeft u niet stiekem gedacht dat ze het beter hadden gelaten?
Zie ook de bijdrage van Sjef en vooral wat mw. Evers over de rode kleur zegt:
http://forum.mestreechonline.nl/showthread.php?t=655
Opmerking