Dhr. Drukker: graag heet ik iedereen van harte welkom bij deze bijeenkomst.
In het bijzonder Locoburgemeester van Maastricht de heer André Willems en Regimentscommandant, Overste van Dam en Sergeant-Majoor Dees van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard. Natuurlijk ook hartelijk welkom, onze Stoters van het eerste uur en ook de Stoters van latere lichtingen. Verder alle andere mensen jong en oud.



De kern van deze bijeenkomst vinden wij in de woorden van waardering die Koningin Wilhelmina sprak in maart 1945: “En dit Regiment zal blijven voortbestaan.”

In deze bijeenkomst kijken wij terug, staan stil bij het heden en richten onze ogen op de toekomst. Dat doen we staande voor Villa Wyckerveld bij het mooie, door Charles Eyck vervaardigde beeld, voorstellende een hurkende man, aan de voeten van een Stoottroeper, die met opgerichte arm de weg voorwaarts wijst. En voorwaarts wilden ze destijds en heden ten dage ook nog steeds. Maar eerst kijken wij even terug.

Even terug naar 1944. Op 13 september werd Wyck bevrijd en op 14 september was heel Maastricht bevrijd. Koningin Wilhelmina had op 5 september 1944, op voordracht van de toenmalige minister van oorlog, Gerbrandy, bepaald, dat alle vrijwilligers uit erkende verzetsorganisaties, de KP en de RVV Raad van Verzet, beschouwd dienden te worden als militairen en “zich bezig dienden te houden met de bevrijding van ons Grondgebied en verdrijving van de vijand.” Ik zal u een al te gedetailleerde beschrijving besparen.
Op 13 september werd Wyck bevrijd en op 14 september was heel Maastricht bevrijd. Het komt er op neer dat in Maastricht, door Prins Bernhard, Bep van Kooten werd aangewezen als degene die vorm moest geven aan de nieuw te vormen Binnenlandse Strijdkrachten. Bep van Kooten was een vooroorlogse onderofficier die zeer actief was in het verzet. Hij nam zijn intrek in Villa Wyckerveld, dat op dat moment in gebruik was als huishoudschool. Dit werd het eerste Stafkwartier van de Koninklijke Stoottroepen. Het was hier een komen en gaan van vrijwilligers die zich vanuit het verzet wilden aanmelden voor de nieuw te vormen Binnenlandse Strijdkrachten. Sommigen moesten zelfs wat creatief omgaan met hun geboortedatum om toch toegelaten te worden.
De Amerikaanse strijdkrachten konden best wat militairen gebruiken, die lokaal de weg kenden, de taal spraken en bekend waren met de hindernissen die de Duitsers hadden opgeworpen, maar….de vrijwilligers uit de KP en RVV waren VERZETSmensen en geen militairen. Men kende een andere orde en organisatie.
Met minimale middelen, zoals: van de Duitsers afgenomen wapens en uitrustingstukken, met vooroorlogse Nederlandse helmen en met overalls met oranje band, kregen deze mannen een soort spoedcursus. Ook wel “pressure Coocker training” genoemd. Men kreeg van alles geleerd wat een verzetsman tot een soldaat moest omvormen. Exercitie, wapenkennis, rangen en regels in het leger etc., etc.
Dat gebeurde hier allemaal bij Villa Wijckerveld. Er kwam een administratie, kantine, een ziekenzaal, een wapenkelder. En binnen een paar maanden was het hier al veel te klein. Toen werd ook de St. Martinusschool erbij genomen.
De organisatie bleef maar groeien. In het begin was aan van alles een gebrek, aan wapens, kleding, voedsel. Behalve aan gemotiveerde mannen die hun steentje aan de bevrijding wilden bijdragen! Prins Bernhard deed zoveel als mogelijk was om bij de geallieerden allerhande zaken los te peuteren. Dat het af en toe een allegaartje was, werd op de koop toe genomen. En de Stoottroepen “organiseerden” zelf ook het nodige. Door de Duitsers achtergelaten auto’s werden gerepareerd en de nodige voertuigen van NSB-ers werden gevorderd. In de gevorderde garage naast de Koepelkerk werd driftig gesleuteld.
Sittard en Heerlen waren inmiddels ook bevrijd en er werden natuurlijk vrijwilligers geworven in Sittard en Heerlen. Ook daar kreeg men een versnelde opleiding en uiteindelijk ook kleding en wapens van de Amerikanen. Velen klaargestoomde Stoottroepers dienden zo in het 9e Amerikaanse Leger.

Naarmate de bevrijding vorderde in Brabant en Zeeland, werden daar ook Stoottroepers aangenomen en opgeleid. In deze regio’s bevochten zij de Duitsers samen met de Britse en Canadese troepen. Zij ontvingen van hun dan ook het Engelse tenue en Engelse wapens. Zij waren wel eens jaloers op de Limburgse Stoottroepers die Amerikaanse kleding kregen. Die Engelse wollen kleding kriebelde zo akelig. Dat Amerikaanse katoen was veel prettiger te dragen. Allen waren echter te herkennen aan de naam “Stoottroepen” op de schouder.
De geallieerden waren erg tevreden over de inzet van de Koninklijke Stoottroepen. Koningin Wilhelmina was zeer te spreken over de inzet van de Stoottroepen en de diensten die zij de andere geallieerden boden. In Maart 1945 deed zij de historische uitspraak: “En dit regiment zal blijven voortbestaan.”

Na afloop van de oorlog hier in Europa zijn de Stoottroepen ingezet in Nederlands Indië. En wel van 1945 tot 1949. Zij streden daar een moeizame strijd. Men moest vaker zware offers brengen en op diverse erevelden aldaar liggen een aantal gesneuvelde Stoottroepers begraven.
Toen zij terugkwamen in Nederland vonden zij een land dat midden in de wederopbouw zat en weinig tijd en interesse had voor hun heftige Indische ervaringen. Het was zeer moeilijk integreren op die manier. Als strijdmakkers onder elkaar leerden zij met hun spanningen om te gaan. Van defensie zijde was men nog niet zo bekend met het bieden van ondersteuning daarvoor. Binnen eigen kring vond men begrip en kameradenhulp. Hierin liggen de wortels van de Bond van Oud Stoottroepers en Stoottroepers, de BOSS.

In 1962 is het 41e Bataljon Regiment Stoottroepen ingezet in Nieuw Guinea. Tot aan de Soevereiniteitsoverdracht heeft men daar beveiliging geboden tegen Indonesische infiltraties.
Daarna volgde een periode van koude oorlogsdreiging.
Na de val van de muur in 1989 werd het Nederlands leger drastisch gereorganiseerd, waarbij de dienstplicht werd afgeschaft en de Stoottroepen vanaf die tijd alleen bestaan uit beroepsmilitairen die deel uitmaken van de Luchtmobiele Brigade. De mannen met de rode baret.

Het Regiment Stoottroepen is in die vorm de nodige keren uitgezonden:
In 1995 en in 1999 een uitzending naar Bosnië Herzegovina.
In 2002/2003 Afghanistan, ISAF Kabul.
In 2004 IRAK SFIR IV.
In 2007-2010 Afghanistan ISAF Uruzgan.
In 2012 AFGHANISTAN ptg 4 Kunduz.
Voorwaar geen makkelijke missies, in een ander land, andere taal, cultuur en temperatuur. Een dikwijls bijna onzichtbare vijand. Er zijn daar vaak zeer zware gevechten geleverd, waarbij de nodige gevallenen te betreuren waren. Maar de mannen van dit Regiment tonen keer op keer weer hun veerkracht om door te gaan.

Ook in ons eigen land hebben de mannen van de Stoottroepen de handen uit de mouwen gestoken bij o.a. de watersnoodramp in 1953.
In 1998 ook weer bij de watersnood in Noord Nederland.
In 2001 ook met de varkenspest en de uitbraak van mond-en klauwzeer .

Een aantal leden van het Regiment zijn in al die jaren bij het uitoefenen van hun taak gevallen. De trieste tol van een dienstbare taak. Zij liggen op diverse erevelden. Onze gedachten gaan nu ook naar hen uit en naar degenen die zij achterlieten.

Dit Regiment Stoottroepen Prins Bernhard is nu een vaste waarde in ons defensie apparaat. Een waarde die afgedwongen is vanaf het ontstaan in 1944. Telkens bereid om haar taak op te pakken en door te pakken. En dit Regiment zal blijven voortbestaan….
Dit regiment heeft zijn bestaansrecht afgedwongen door haar daden. En het bestaat dan ook nog. Aangepast aan de wensen en omstandigheden van deze tijd. Zoals de slogan van het Stoters museum in Assen. Van Verzet naar Rode Baret. Dit Regiment blijft voortbestaan. Daar hebben we alle vertrouwen in.

Wij: de BOSS kring Limburg wilde daar nu met haar Stoters nog eens extra bij stil staan, nog een keer de aandacht op vestigen. En dan wel speciaal met haar hoog bejaarde senioren, de “Stoters van het eerste uur”.
Nu het nog kan…

Dank U.